Design Ontwerpers en hun passie voor textiel in huis

Textielontwerpers over hoe mooi een huis vol stof kan zijn: ‘Pluisbollen lijken een eigen leven te leiden, zoals tuimelkruid in een western’

Tapijten, kussens en gordijnen: soms is textiel in huis zo vertrouwd dat we het nauwelijks nog opmerken. Maar ontwerpers zien in stoffen ook een manier om hun persoonlijke verhalen te vertellen. Over de schoonheid van wegwerpmateriaal, over vertraging, of over de klant die met zijn aankoop zelf aan de slag mag gaan.

Textielontwerpers over hoe mooi een huis vol stof kan zijn: ‘Pluisbollen lijken een eigen leven te leiden, zoals tuimelkruid in een western’


HYUNJEE JUNG
‘Ik wil de liefde voor architectuur overbrengen via mijn medium, textiel’

Hyunjee Jung is een textielontwerper uit Zuid-Korea, gevestigd in Eindhoven en afgestudeerd aan het ECAL (École cantonale d’art de Lausanne) in Zwitserland. Ze werkt graag met traditioneel Zuid-Koreaans textiel en de typische technieken, maar probeert die in een hedendaags jasje te steken.


Wat heb je gemaakt?

‘De reeks “Bricks” bestaat uit stoffen eenheden die doen denken aan bakstenen. Door ze te “stapelen” – aan elkaar te naaien dus – creëer ik abstracte miniatuurarchitectuur. Zo maak ik structuren na van gebouwen die ik zie in mijn omgeving, in de straten van Eindhoven.’


Hoe ga je tewerk?

‘Ik start altijd gewoon met naaien en gaandeweg zie ik waar ik uitkom. Er zit dus veel improvisatie in mijn werk. Het materiaal op zich is wel bijzonder. Het gaat om traditioneel geweven zijde uit het zuiden van Zuid-Korea, meer bepaald uit Hanchang. Daar is een ambachtsman, Heo Ho, een van de weinigen die deze ruwe zijde nog maakt. Enkele jaren geleden is de Koreaanse Studio Robuter een samenwerking met Ho aangegaan om zijn vergeten ambacht in de verf te zetten. Ik heb met Robuter samengewerkt en de zijde in hedendaagse tinten gekleurd. Dit hier is een gevolg van die samenwerking’.


Vanwaar jouw liefde voor stof?

‘Deze zijde is speciaal omdat de textuur prachtige onregelmatigheden vertoont. Ieder staaltje is uniek. Ze is bovendien transparant: hoe donkerder de kleur, hoe transparanter, wat paradoxaal klinkt. Kleur wordt zo een materiaal. In feite heeft de stof grotendeels mijn liefde voor textiel in het algemeen aangewakkerd.’

‘Op een persoonlijker niveau houd ik van textiel, omdat grote machines me angst inboezemen. (lacht) Ik werk dus liever met een materiaal dat ik met kleine apparaten kan manipuleren. Daarnaast ben ik ook nogal een controlefreak en wil ik het gevoel hebben dat ik het materiaal volledig in handen heb.’


Wat wil je hiermee bereiken?

‘Het maakproces is het doel op zich. Het naaien is heel intensief en repetitief, en dat werkt meditatief. Het creëert een nederige ingesteldheid. Ik probeer ook gewoon de liefde voor architectuur over te brengen via mijn medium, textiel. Dat ik architecturale structuren maak, heeft wellicht te maken met mijn jeugd. Mijn moeder schikte iedere vrijdag de bloemen in de kerk. Soms moest ik daar op haar staan wachten en namen de zusters mij mee op wandel door de geheime kamers. Ik was toen al erg gefascineerd door de gewelven, de muren, het plafond. Die fascinatie is niet weggeëbd.’

hyunjeejung.com


Textielontwerpers over hoe mooi een huis vol stof kan zijn: ‘Pluisbollen lijken een eigen leven te leiden, zoals tuimelkruid in een western’


MARGOT VAN DEN BERGHE
‘Noem het slow textile. Het vertragen is een doel op zich’

Margot Van den Berghe is textielkunstenaar, ontwerper en onderzoeker. Ze werkt haast uitsluitend met restmaterialen, van bedrijfsoverschotten tot oude stoffen van haar grootmoeder. Het verzamelen van die materialen vindt ze even belangrijk als het creëren.


Wat heb je gemaakt?

‘Ik heb een tapijt getuft van het restmateriaal van Atelier Vera Vermeersch (gespecialiseerd in hedendaagse getufte vloer- en wandtapijten, red.), meer bepaald van bobijnen die aangevreten waren door motten. Elf kilogram in totaal. Het werk is een verwijzing naar een tapijt. Maar door een grote uitsparing valt die functie weg.’


Hoe heb je dit gemaakt?

‘Het geheel is dubbelzijdig getuft, wat betekent dat het aan beide zijden zacht en wollig is. Daarvoor gebruik ik een tuftgeweer: je schiet als het ware slierten wol door een canvas. Een getuft stuk wordt normaal achteraf geschoren, maar dat heb ik bewust niet gedaan. Zo behoudt de textuur een zekere ruwheid. Behalve tuften pas ik ook andere technieken toe, zoals borduren en weven. Ik vertrek altijd vanuit het materiaal en de kleur: die dicteren de vorm en de techniek. Ik werk met de hand, daar vind ik een zekere rust in. Monnikenwerk brengt mij in een staat van hyperfocus, waarin ik uiterst kalm tewerk kan gaan. Ik improviseer ook. Ik schets niets op voorhand en weet dus niet wat het eindresultaat zal zijn.’


Vanwaar jouw liefde voor stof?

‘Ik was altijd al geprikkeld door de textuur van textiel. Als kind maakte ik kleren, maar dat vond ik gaandeweg te gestructureerd. Als het te juist moet zijn, dan trekt het me niet aan. Textiel moet ook door mijn handen kunnen lopen: industrieel weven is niet mijn ding. Verder ben ik altijd al een verzamelaar geweest van kleine, nederige spullen: bloemen, stukjes touw, stenen. Textiel heeft altijd deel uitgemaakt van die verzamelingen.’


Wat is het doel van dit project?

‘Mijn werk draait om de textuur van de materialen en de tijd van het maakproces. Ik hoop dat toeschouwers de tijd voelen door ernaar te kijken. Noem het slow textile. Het proces is dus even belangrijk als het eindresultaat, en het vertragen is een doel op zich. Ten slotte wil ik de overvloed van textielafval zichtbaar maken en daar met een zekere zorgvuldigheid mee omgaan. Waarde geven aan iets wat waardeloos wordt gevonden. Hoe meer imperfecties in het materiaal, hoe interessanter ik het vind.’

@madhomeofcreators


Textielontwerpers over hoe mooi een huis vol stof kan zijn: ‘Pluisbollen lijken een eigen leven te leiden, zoals tuimelkruid in een western’


ISABEAU GODDÉ
‘Pluisbollen lijken een eigen leven te leiden, zoals tuimelkruid in een western’

Isabeau Goddé is een startende ontwerper, afgestudeerd in 2021. Ze hecht veel belang aan onderzoek. In haar ontwerpproces vertrekt ze vanuit een techniek of een materiaal, en probeert ze te achterhalen wat de mogelijkheden zijn.


Wat heb je gemaakt?

‘Onder de naam “No Time To Waste” heb ik een reeks stalen gemaakt van stofpluis uit onze textielindustrie. Bij fabrikanten belandt pluis in de vuilnisbak. Het is mijn missie om het te redden en er een materiaal mee te ontwikkelen. Zo heb ik vellen, garens en bakstenen uit pluis vervaardigd. De bakstenen heb ik opgestapeld om een kamerscherm te maken. Het gaat voor alle duidelijkheid om een prototype.’


Hoe ging je tewerk?

‘Ik ben aan de slag gegaan met vlaspluis van de linnenfabriek. In eerste instantie heb ik gezocht welke kwaliteiten het had. Zo bleek dat er veel cellulose (natuurlijk bindmiddel, nvdr.) in zit. Door het te mengen met water en er druk op uit te oefenen, kun je makkelijk een materiaal creëren. Ik sproei water over een hoeveelheid pluis en druk de smurrie aan in een mal. Vervolgens laat ik dat drie weken drogen. Omdat het materiaal gevoelig blijft voor water, heb ik de blokken afgewerkt met lignine. Dat is een gel die je krijgt door lijnzaad uit te koken. In sommige landen in Afrika wordt lignine trouwens als haargel gebruikt.’


Vanwaar jouw liefde voor stof?

‘Toen ik een kijkje ging nemen bij de fabrikanten, was ik meteen gefascineerd door dat pluis. In de textielfabrieken ligt het werkelijk overal: de pluisbollen lijken een eigen leven te leiden, zoals tuimelkruid in een western. Ik vind het haast poëtisch. Mijn liefde voor textiel in het algemeen heb ik van kinds af aan. Zo wilde ik als tiener mode studeren, maar ik vond het te beperkend. Op een avond scrolde ik door Instagram en zag ik een advertentie voor de richting textielontwerp. Dat leek me het beste van twee werelden: mode met een link naar de textielindustrie.’


Wat is het doel van je project?

‘Ik wil niet per se een verkoopbaar product ontwikkelen, of zomaar iets moois. Ik zie mezelf niet als designer, maar als vertaler. In plaats van een bepaalde vorm op te dringen aan een materiaal, probeer ik de mogelijkheden te vertalen naar de werkelijkheid. Ik zou het materiaal dan ook graag verder ontwikkelen met andere ontwerpers en partners. Akoestische panelen zouden een optie kunnen zijn. Die worden nog altijd uit piepschuim gemaakt. Verder wil ik aantonen dat afval geen afval is, tenzij je het weggooit. Zelfs iets banaals als pluis kan hergebruikt worden. Ik hoop dat de industrie met een frisse blik naar haar afval zal kijken. Zeker de textielindustrie, nog altijd een van de meest vervuilende sectoren.’


Textielontwerpers over hoe mooi een huis vol stof kan zijn: ‘Pluisbollen lijken een eigen leven te leiden, zoals tuimelkruid in een western’

KANA ARIOKA
‘Als gebruiker plooi je het textiel op een bepaalde manier. Je bent dus de laatste designer’

Kana Arioka is een Japanse architecte die in Brussel woont en een carrière achter de rug heeft bij het Japanse Atelier Bow-Wow en Architecten De Vylder Vinck Taillieu. Ze is afgestudeerd als ingenieur in Japan en schoolde zich vervolgens bij als architect in Italië. Ze heeft ook al als gastdocente gewerkt in Japan en in de VS.


Wat heb je gemaakt?

‘Mijn project “Fold Un Fold” bestaat uit textiel dat als kunstobject in de ruimte kan hangen, maar ook gedragen kan worden. Als je het ophangt, heb je een kunstwerk dat bestaat uit geometrische kleurvlakken en dat verandert wanneer je het anders plooit. Eén stuk is voorzien van gaten en kun je dragen als een soort poncho, andere stukken zijn eerder jurken. Er zijn verschillende manieren om ze te dragen. Het is voor mij meer draagbaar textiel dan kleding.’


Hoe heb je het gemaakt?

‘Ik start altijd vanuit papier, waarmee ik een eerste model maak. Omdat textiel zich anders gedraagt, maak ik vervolgens een prototype uit goedkoop canvas om dan uiteindelijk tot een prototype te komen. De textielstukken bestaan uit simpele vouwen. Ik wil dan ook de aandacht vestigen op het vouwen. Het is een eenvoudige handeling die het menselijke lichaam verbindt met een object. Inspiratie haal ik uit traditionele Japanse vouwtechnieken als origami, maar vooral uit het boek Ikareta Ie (vertaald als ‘Lived-in houses’ – huizen waarin geleefd wordt, red.) van de overleden filosoof en fotograaf Koji Taki. Het gaat over Japanse architectuur in de jaren zeventig en drukt het typisch Japanse gevoel uit van ruimte zonder grenzen. Dat boek is mijn bijbel.’


Vanwaar jouw liefde voor stof?

‘Ik heb een achtergrond in textiel. Mijn moeder maakte zowel westerse als Japanse jurken en daardoor was er altijd stof in huis. Wat mij er zo aan fascineert, zijn de dimensies: textiel is tweedimensionaal. Hoewel er in de westerse mode vaak gefocust wordt op de transformatie naar 3D, doet men dat in de traditionele Japanse kleding niet. Een kimono is écht 2D. Het is aan de gebruiker om het kledingstuk, aan de hand van zijn lichaam en zijn bewegingen, een derde of zelfs vierde dimensie te geven.’


Wat wil je bereiken met dit project?

‘Je kunt mijn ontwerp gebruiken als decoratie- of als kledingstuk. Wat je maar wil. Dit werk is een experiment om de relatie tussen het lichaam en de ruimte verder te onderzoeken. Zo hoop ik een andere visie te ontwikkelen: het gaat er niet om hoe je een kledingstuk maakt, maar om hoe iemand het draagt. Kortom, ik wil meer aandacht voor de mens en zijn gedrag in het dagelijkse leven. Verder wil ik de gebruiker en het gebruiksvoorwerp dichter bij elkaar brengen. Dat doe ik door mijn product onafgewerkt aan te bieden. Als gebruiker plooi en hanteer je het textiel op een bepaalde manier. Je bent dus de uiteindelijke designer.’

kanaarioka.com


Lees ook


->

Lees ook


Wist je dat je ook zonder abonnement elke maand 3 betalende  plus-artikels kunt lezen?

Meld je aan en lees gratis ›

Vul je e-mailadres en wachtwoord in

Aangeboden door onze partners
Aangeraden