Foto: Johan Dockx
Blog | Uit het hart

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?

De dingen waarover we babbelen op een terras, bij een koffie of een glas wijn. Het leven en wat ons bezighoudt. In deze blog wil ik er een plaats aan geven.


31 mei 2023

Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?

Het leukste van de zomer is meteen ook het meest frustrerende. Je wil genieten van de zon, maar de plicht roept je binnen. Collega Max De Moor voelt de fear of missing out net iets harder als de zon schijnt. Fomos dus, fear of missing out on sunshine.

Max De Moor

Een straaltje zon scheen het klaslokaal binnen en ik leunde met mijn stoel naar achteren om ze op te vangen. Ik wierp mijn hoofd achterover, ogen dicht en waande mij een kat die spinnend de dag doorbrengt in de zinnenstrelende warmte van de zon. Zalig. Tot de lerares Latijn mij brutaal uit mijn dagdroom rukte en me berispte. Dat ik erbij lag als een toerist op het strand van Turkije was een belediging voor de epiek van Vergilius. De Klassieke Oudheid hoorde in dat lesuur mijn nec plus ultra te zijn, maar zoals dat gaat met de zon: de prioriteiten verschuiven. Vraag maar aan Icarus, mevrouw.

Nu het kwik stijgt, wuift de zon ons weer verleidelijk toe: ‘Toe, kom maar, laat alles vallen.’ Zeker in West-Europa, waar de donkere dagen blijven hangen als een winterjas die je liever al lang had opgeborgen, worden die eerste zomerdagen met een enorme gretigheid in ontvangst genomen.

‘Ik houd van de schaarste-mindset waarmee Britten tegen de zon aankijken’, zei Florence Given daar afgelopen weekend over op Instagram. De Engelse influencer en schrijfster was zichtbaar onder invloed van haar serotonine-high toen ze haar video opnam. Ze beschrijft daarin hoe haar volk alles aan de kant schuift om de zon te aanbidden en naar het park te trekken. ‘Iedereen kiest ervoor om daar te zijn en voor die paar uren dat we er doorbrengen, hebben we allemaal iets gemeen: we houden van de zon.’

Ze heeft een punt. Wat geldt voor de Britten, geldt ook voor ons. Toen ik nog studeerde, had ik een vriend die hier op Erasmus was vanuit een Zuid-Franse universiteit. Met stijgende verbazing zag hij hoe Leuven in een zomers pretpark veranderde bij de eerste zonnestralen van het jaar. Het maakte niet uit dat het nog geen 20 graden was: studenten trokken hun short aan, op de Oude Markt kreeg je maar met grote moeite een terrasstoel te pakken en in het stadspark was het uitkijken voor rondvliegende frisbees. ‘Net een stel kinderen op de ochtend van Kerstmis’, stelde hij geamuseerd vast.

Swipen door het park

Natuurlijk heeft dat zijn charmes. Maar de zon werpt altijd een schaduw. Zelfs in het park, of vooral in het park. Koppels zien frunniken in het gras of vrienden biertjes achterover zien kappen op een picknick-laken: zulke zomerse taferelen kunnen het omgekeerde effect hebben op mij. Als ik op dat moment andere verplichtingen heb of als er dan net geen vrienden vrij zijn, dan kan ik mij de grootste loser ter wereld voelen. Ik word overvallen door een volstrekt irrationeel en buitenproportioneel soort eenzaamheid. De kans is namelijk groot dat ik een week eerder zelf met vrienden olijven uit een plastic bakje zat te vissen, terwijl de avondzon een gouden filter over het leven legde. Die gouden filter keert zich blijkbaar tegen je wanneer je alleen bent. Dan is het plots alsof je door een analoge versie van een Instagramcarrousel wandelt. Je swipet oppervlakkig langs de vrolijke leventjes van anderen en hun levensvreugde doet alleen je eigen melancholie feller schijnen.

Compleet belachelijk. Zoals je soms beter je telefoon weglegt, is het een goed idee om je op die momenten gewoon uit de voeten te maken. Weg van het park, naar huis, hup! Maar zelfs daar ben je niet veilig. Misschien duikt dan het dwingende stemmetje op dat je opdraagt om te genieten van het goeie weer, voor het te laat is. In het Engels werden al termen als ‘sun guilt’ en ‘Fomos’ (Fear of missing out on sunshine) gelanceerd.

Het vergt wat oefening, maar je kunt leren om dat stemmetje te negeren. Columnist Nele Van den Broeck is erin geslaagd, met vallen en opstaan, weliswaar. Ze spendeerde drie weken in bed met Candy Crush. ‘Het is geen reis waarmee ik koketteren kan. Er zijn geen foto’s om op Instagram te zetten’, schrijft ze in een aanstekelijk essay over haar summertime sadness. ‘Maar het is de allerbeste vakantie die ik ooit gehad heb.’

Zo extreem gaat mijn afwijzing van de zonnedwingelandij niet. Ik kan mezelf makkelijk overgeven aan sociale zonverering en ervan genieten ook. Maar een gezonde dosis wantrouwen jegens die brandende bol is op zijn plaats. Het Nieuwsblad kopte daarom eerder deze week: ‘De zon is een gevaarlijke vriend’. Oké, eigenlijk ging het over de ongewenste fysieke effecten van plotse langdurige blootstelling aan zonlicht, zoals misselijkheid en loomheid – met andere woorden: de zon als die vriend die zegt ‘komaan, nog eentje!’ en je vervolgens met een lelijke kater opzadelt. Nochtans valt er op mentaal vlak wel iets te zeggen voor de zon als stiekeme onruststoker. De vriend die uitnodigt tot avontuur, maar die ook een storm van twijfel in je hoofd doet opwaaien. Verdwijnt die vriend uit je leven, dan is alles een stuk saaier, maar geef toe: ook een heel stuk eenvoudiger.

Wat u, beste lezer, herkent u dat lonkende zomergevoel? Mail ons!


31 mei 2023

Zwangerschapsverlies, maar dan zonder zwachtels

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Debora Lauwers

In een intens essay beschrijft Eline Dhaen het einde van een zwangerschap. Een miskraam. Zwangerschapsverlies in alle hardheid.

Het vruchtje groeide trager dan het moest volgens de tabellen en percentielen. Het was slecht nieuws. Eline Dhaen bereidde zich voor op het ergste. En zo geschiedde . Ze observeerde minutieus wat er in haar lijf en hoofd gebeurde en noteerde het. Ze heeft het over draadjesvlees in haar onderbroek en een met bloed gevuld ei. Maar ze schrijft ook over de dwang die ze voelde om te praten over wat er gebeurde. En hoe ze zich schuldig voelde toen ze dat niet wou, en zo het taboe in stand hield.

Zei ik het al? Een intens essay. Ze werd ermee genomineerd voor de Jan Hanlo Essayprijs, en dat voelt zo terecht. Hieronder dus. Een aanrader. Echt.


28 mei 2023

Als je van de FAQ’s naar de chatbot wordt gestuurd en weer terug

Kaat Schaubroeck

Ze stuurden je vroeger weleens van het kastje naar de muur. Vandaag is dat meer: van het callcenter naar de FAQ’s. Of van de chatbot naar het formulier. Collega Kaat Schaubroeck moest de voorbij weken een paar dingen geregeld krijgen. En ze werd daar zo moe van, van dingen geregeld krijgen. Maar ze dacht vooral: wat is dat toch met die trieste boodschap dat er iemand meeluistert om de kwaliteit te verhogen?

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Johan Dockx

Waar zal ik beginnen? In Luik misschien, fijne provincie waar ik veel te lang niet meer geweest ben, al racete ik er volgens een proces-verbaal van de politie op 31 maart met 169 kilometer doorheen. Met mijn Citroën Berlingo. Ik daag iedereen uit om dat eens te proberen. We waren bovendien thuis die avond, deliverypizza uit Zottegem aan het eten. Ik kon online bezwaar aantekenen tegen het pv, stond er in de brief, maar toen ik dat probeerde, kreeg ik een vraag die niet te beantwoorden was.

‘Bent u de eigenaar van het voertuig dat de overtreding beging? Ja/nee.’

Ja, ik ben de eigenaar van het voertuig dat volgens jullie de overtreding begin. Maar nee, ik heb de overtreding niet begaan. Alleen kon ik dat nergens schrijven. Dus ik belde.

U kent dat. Je krijgt een keuzemenu, vervolgens iets als ‘om kwaliteitsredenen luisteren we af wat u allemaal zegt’, en dan is het wachten. De vrouw die ik uiteindelijk aan de lijn kreeg, zei: ‘Goed dat u ons hiervoor contacteert.’ Ze gaf me de raad het online toch nog eens te proberen. Wat ik braaf en tevergeefs deed. Waarna ik nog eens belde en iemand anders zei: ‘Goed dat u ons hiervoor contacteert.’ Die medewerker beloofde per post een formulier op te sturen, dat nooit aankwam, waarna ik weer belde en een man zei: ‘Goed dat u ons hiervoor contacteert.’ Blijkbaar zit die zin in de opleiding.

Ik schreef toen een brief, met een postzegel erop, zeer vintage.

Het grenzeloze wantrouwen

Ik weet niet met hoeveel callcenters ik de voorbije maand contact heb gehad. Of op hoeveel sites ik eindeloos verdwaald ben op zoek naar een manier om de dingen opgelost te krijgen. Ik moest van alles regelen, onder meer omdat mijn gsm intussen gestolen werd in het Centraal Station van Brussel en ik een en ander wilde beveiligen, of opnieuw installeren.

Toen ik na de diefstal voor alle zekerheid mijn Payconiq-app liet blokkeren, kreeg ik via het callcenter een dossiernummer door. Enkele dagen later belde ik om te vragen hoe het met dat dossier stond. Ik liep door het keuzemenu, hoorde de waarschuwing dat er iemand kon meeluisteren, gaf het dossiernummer in en kreeg de vraag of ik wel degelijk Jos **** was. Dat ben ik dus niet. Ik was in een verkeerd dossier opgeborgen. Toen ik vroeg of ik de Payconiq-app intussen wel opnieuw kon installeren, kreeg ik als antwoord:

- ‘Dat is een goeie vraag, die heb ik nooit eerder gehoord.’

- ‘Maar het kan dus wel?’

- ‘Ik check even bij een collega.’ (En dan, na een hele lange pauze) ‘We gaan ervan uit dat het wel zou moeten kunnen. En anders belt u maar even terug.’

Weet u, chatbots zijn frustrerend, en van wachtmuziekjes word je gek. Maar ik denk dat ik de telefoongesprekken met echte mensen in callcenters nog het verwarrendst vind. Omdat het oplucht als je een mens hoort en je vervolgens zo wanhopig wordt omdat die geen idee heeft hoe je geholpen kunt worden met een vraag die buiten de FAQ-sectie valt. Ik krijg steeds vaker de indruk dat medewerkers nu vooral getraind worden om ons allemaal vriendelijk te kalmeren (‘Wat goed dat u ons hiervoor belt’) en ons vervolgens toch af te schepen, omdat echt niemand nog een idee heeft van hoe de systemen werken. (‘Daar heb ik helaas geen antwoord op, misschien kunt u eens bellen naar’ – waarna ze een dienst noemen die je al gecontacteerd hebt en die ook niet kon helpen.)

Wat heet kwaliteit?

Waar ik het meest tegenaan loop, is dat ene zinnetje aan het begin: dat er meegeluisterd kan worden. Om kwaliteitsredenen. Hoe vernederend is dat, hoe intriest. Liever dan mensen echt te helpen, of ervoor te zorgen dat medewerkers de tijd krijgen om iets degelijk uit te zoeken, spelen chefs dus blijkbaar bewaker. Even diep in de nek ademen van degene die in rang onder je staat. Steeds vaker krijg ik ook de uitnodiging om na het gesprek nog een evaluatie van het gesprek te geven. Jezus zeg, hoe uitdrukkelijk kun je je medewerkers wantrouwen? Hoezeer kun je hen verhinderen om trots te zijn op hun werk?

Het maakt dat ik me als klant nauwelijks nog kwaad durf te maken, omdat ik niet wil dat iemand een rotscore krijgt op de volgende evaluatieronde. Ik zeg: ‘Dank u, ik begrijp dat u echt alles heeft gedaan om mij te helpen’, en blijf daarna in de kou staan, omdat ik geen idee heb wat er moet gebeuren.

Gevangen in Zottegem

Deze week zat ik gevangen in Zottegem. Ik reed ’s morgens de parking van de NMBS op met mijn Mobib-kaart, een soort allroundkaart die wordt uitgereikt door de NMBS, De Lijn en de MIVB. Ik doe het al twee jaar zo: de kaart is gekoppeld aan een mobiliteitsapp, waar er per geparkeerde dag 7,5 euro vanaf gaat. Dat is niet weinig, ik ben zuinig met die dagen.

Toen ik ’s avonds van de parking af wilde, bleek de kaart niet meer te werken. Ik kon ook geen papieren ticketje nemen aan de ingang, om vervolgens aan de uitgang te betalen, aangezien ik niet het gewicht van een auto heb. Na eindeloos op en neer springen voor dat toestel en heen en weer rennen over de parking, vond ik een belletje dat functioneerde – en opende een parkeerwachter vanuit Brussel de slagboom. De verkeerde slagboom, maar goed, ik had nu iemand die ik nog eens kon bellen.

Het probleem is alleen dat mijn kaart niet heeft geregistreerd dat ik van de parking reed en dat mijn auto dus in theorie nog altijd geparkeerd staat in Zottegem. En dat het parkeertarief vermoedelijk dag na dag van mijn mobiliteitsapp blijft gaan. Ik wilde dat oplossen via het stationsloket, wat niet lukte, en vervolgens via de website van de app, maar daar was geen enkele mogelijkheid om contact op te nemen. Al surfend vond ik een gsm-nummer, waarop ik een bandje aan de lijn kreeg: de eigenaar liet weten dat hij de komende drie weken op huwelijksreis was.

Daarna belde ik de klantendienst van de NMBS. Wat volgde: een eindeloos keuzemenu, een waarschuwing dat alles afgeluisterd werd, een vrouw aan de lijn die echt wilde helpen, maar dat niet kon. Ik kon wel een formulier invullen, zei ze, wat ik deed. Het geautomatiseerde antwoord op dat formulier was dat ze hun best zouden doen om mij binnen de twintig dagen te antwoorden. Hun best. En twintig dagen.

Ik sta dus voorlopig misschien voor eeuwig geparkeerd in Zottegem, misschien rijd ik ook nog altijd aan 169 kilometer per uur door Luik, wie zal het zeggen. Ik zou volgens het callcenter op Itsme moeten kijken hoe het met die boete staat, maar ik krijg de app sinds de diefstal niet meer geïnstalleerd op mijn nieuwe gsm. En ik durf nu even geen callcenter meer te bellen, omdat ik zo ontzettend moe ben, en zo kwaad, en ik wil mijn frustratie niet afreageren op iemand die daar helemaal niets aan kan doen.

Als Kafka nog leefde, wat zou hij daar dan pareltjes over schrijven.

Wat u, beste lezer, herkent u de absurde strijd van Kaat Schaubroeck? Heeft u de ultieme oplossing in uw mouw? Mail ons!


29 mei 2023

Mooigedacht (51): Waarom vandaag zo belangrijk is

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Stephan Vanfleteren

Mooi interview met Meskerem Mees in het Weekblad. Ik bleef bij veel stukjes hangen, maar vooral bij haar gedachten over onze fixatie op al wat niet ‘nu’ is. Ze zegt er iets over in de marge van haar groeiende afkeer van foto’s nemen: ‘Elke foto toont iets dat onherroepelijk voorbij is. Ik wil daar niet te veel mee bezig zijn. Niet met gisteren, ook niet met morgen. Ik vind vandaag goed genoeg. Waarom zijn we vandaag zo minderwaardig gaan behandelen ten opzichte van gisteren en morgen?’

Tja. waarom? Weet u het?


26 mei 2023

Waarom het niet raar is om triest te zijn bij de dood van Tina Turner (en andere sterren)

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?

‘Oei nee, dat kan niet, dju toch, hoe erg, slik, snik.’ Reageerde u zo toen u hoorde dat Tina Turner overleden is? Vergeet die schaamte. Er is niets raars aan rouwen om een overleden celebrity.

Het was weer prijs. Een kleine hartstilstand, net op het moment dat de loopband in de gym mijn hartslag omhoog joeg. Want net toen liep een nieuwsflash binnen van The New York Times. Ik las de woorden Tina, Turner, died en 83. ‘O nee’, zoiets moet ik geroepen hebben, boven het geluid van mijn koptelefoon uit. Het schrikken maakte plaats voor een gevoel van ‘nee, dat kan niet’, dat iets later overging in een soort tristesse. Grosso modo dezelfde stadia van een klassiek rouwproces dus, maar dan in sneltreinvaart: van ontkenning over droefheid naar, uiteindelijk, aanvaarding.

Het was niet de eerste keer dat dat gebeurde. Van alle Grote Doden kan ik me nog haarfijn herinneren waar ik was en wat ik deed toen ik het nieuws van hun overlijden hoorde. En ik wed dat dat ook voor u geldt. Bij David Bowie huilde ik bij het wakker worden, bij Prince reed ik bijna op de auto voor mij in een Brusselse tunnel. Bij Luc De Vos liep ik door de Kloosterstraat in Antwerpen en was ik plots vergeten wat ik daar zocht.

Hoe bizar toch, die steek van pijn die je voelt bij het overlijden van een bekendere medemens. Iemand met wie je nooit face to face één woord hebt gewisseld. Iemand die zelf nooit van jouw bestaan op de hoogte was. Ook niet iemand die je, nuchter bekeken, zult missen, want het is nu niet dat Tina Turner nog de ene hitsingle na de ander afleverde.

Parasociaal

Er speelt iets anders. Van alles anders, eigenlijk. Bij de dood van Bowie schreef collega Cathérine De Kock er al eens een stuk over. Ze belde toen met rouwspecialist Manu Keirse, die de crux als volgt samenvatte: ‘Mensen denken bij rouw vaak aan ­verdriet om bloedverwanten, maar bekende mensen komen letterlijk onze woonkamer binnen. We hebben er vaak een ­intense band mee.’ We luisteren naar hun muziek, zien hen in films, horen hen op de radio. Best wel intiem. En vaak zijn we fan. We volgen hun sociale media, kicken op hun jetsetleven. Maar het is een andere vorm van connectie dan de band die we hebben met mensen in het echte leven. Parasociale relaties, heet dat dan. Relaties die eigenlijk in ons hoofd bestaan. Zeker in tijden van sociale media, waar zo’n celeb de indruk geeft dat er wel een persoonlijkere interactie is, kan die illusie ontstaan.

Maar er speelt meer dan dat. Bij Psychology Today laten ze een rouwpsycholoog zeggen wat ik zelf ook wel voel. Ze hebben het bijvoorbeeld over de illusie van onsterfelijkheid. Sommige namen horen zo vanzelfsprekend bij het decor en de soundtrack van het leven dat we er in ons hoofd een onsterfelijk icoon van gemaakt hebben, een wezen dat nog weinig vandoen heeft met een mens van vlees en bloed. Daardoor gaan we onbewust denken dat hij ook daadwerkelijk onsterfelijk is. We rouwen dan om het verlies van een illusie.

Maar we rouwen ook om onszelf, want met elk van dat soort iconen dat verdwijnt, verdwijnt ook een stukje van onszelf. Een stukje van onze identiteit, bijvoorbeeld: ‘Ik ben iemand die de naam Tina Turner kent. Ik ben fan.’ Zo zit dat in onze identiteitspuzzel. En dan ben je plots fan van een overledene. Dat botst.

Herinneringen

Nog? We rouwen ook om ons verleden, om de momenten die getekend zijn door de artiest, de perioden in ons eigen leven waarin we een nummer op repeat zetten en we denken terug aan wat dat dan betekende. Het nummer ‘Nutbush City limits’ blijft voor mij bijvoorbeeld altijd verbonden met mijn eerste danspassen. Door de dood van Tina Turner denk ik terug aan mezelf als schuchtere tiener die zich geen weg wist met een lijf dat moest dansen. Ontluisterend, maar ook mooi, want het was een tijd waarin alles nog openlag, nog geen levensweg gekozen. Als ooit Bruce Springsteen overlijdt, weet ik nu al dat ik in gedachten in een jeugdclub ga zitten waar een kalverliefde de soundtrack van ‘The river’ meekrijgt. Rouwen is dan een vorm van nostalgie, een confrontatie met een stuk van jezelf dat onherroepelijk voorbij is: je jeugd, een tijdperk waarin niets vastlag en dromen nog werkelijkheid konden worden. Je rouwt om je ouder wordende zelf. Je rouwt om je eigen wonder years.
Nog? We rouwen om wat die celebrity ons misschien gegeven heeft. Troostsongs in tijden van verdriet, bijvoorbeeld. Inspirerende woorden. Of een leven waaraan we ons spiegelden. Een mens die we misschien zelf wilden zijn.

Het is, kortom, als je dat allemaal op een rijtje zet, niet raar dat we even schrikken en snikken, of iets wat erop lijkt, wanneer een bekende medemens sterft.
Tegelijk speelt ook iets moois. Net doordat zo iemand er plots niet meer is, sta je ook stil bij wat die betekend heeft en wat een voorrecht het was om in hetzelfde tijdperk te leven. Voor hetzelfde geld was ik vandaag geboren en hadden Bowie, Turner, Amy Winehouse of Prince nooit in hetzelfde leven als het mijne geleefd.

Wat u, beste lezer, wat voelt u bij het overlijden van een idool of bekende medemens? Mail ons!


26 mei 2023

Hoe gaat het met u?

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?

Hoe gaat het met u? Ca va? Het is een vraag die we in het gewone leven snel stellen en even snel beantwoorden. Tijd voor wat introspectie.

Zag u hem al? De test op de app van deze krant? Hoe gaat het met u? Dat is de insteek. Het is dezelfde insteek als een onderzoek dat Universiteit Antwerpen uitvoerde in veertien Westeuropese landen. Ze keken naar ons algemeen welbevinden, onze veerkracht, mate van eenzaamheid en eventuele depressieve gevoelens. Een deel van de vragenlijsten die ze daarbij gebruikten, zit ook in een zeftest op de app van deze krant. U kan hem voor uzelf invullen en eventueel checken hoe uw antwoorden zich verhouden tegen die van uw leeftijdsgenoten uit de representatieve steekproef van de onderzoekers.

Waarom zou u dat doen? Waarom neemt u uw temperatuur? Uw bloeddruk? Het is een beetje gelijkaardig: even inchecken bij uzelf, hoe is het met me? En als het niet zo goed gaat, wat doe ik? Waar zoek ik hulp? Met wie ga ik praten? Maar u moet niet, natuurlijk.


25 mei 2023

Komt dat zien! Hier is er eentje die niet-hetero is!

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Johan Dockx

Angèle omschreef zichzelf als panseksueel, een label dat eigenlijk wil zeggen dat we de pot op kunnen met onze labels. Collega Eva Berghmans overdenkt haar eigen label en het heterodenken.

Eva Berghmans

‘Hei mama, jij bent toch panseksueel?’ Het leven met tieners zit vol verrassingen. Ik stond me nog af te vragen of ik mezelf panseksueel zou noemen toen hij zelf het antwoord al gaf: ‘Jij houdt toch ook van pannen.’ Juist, ik was even vergeten dat de gesprekken die hij start, zelden bedoeld zijn om ernstig uit te draaien. Ik heb zo’n beetje een privé stand-upcomedian in huis.

Maar onnozel mopje of niet, de kiem van een gedachte die de vraag in mijn hoofd had geplant, bleef daar rondslingeren, en kwam weer boven toen Angèle zichzelf onlangs panseksueel noemde. Voor wie panseksueel is, speelt gender geen bepalende rol in aantrekking. Wie panseksueel is, valt voor een persoonlijkheid, een uitstraling, een energie, een manier van zijn en doen en laten, die niets met geslachtskenmerken te maken heeft.

Die pan heeft, alle mopjes ten spijt, natuurlijk niets met keukenmateriaal te maken. Het is een Grieks voorvoegsel dat zoveel betekent als ‘al’. Een alles-seksueel, hoeveel vrijer en onbeperkter kun je zijn? Met als extra voordeel dat het woord ‘panseksueel’, in elk geval in mijn hoofd, iets spiritueels suggereert. De eerste keer dat ik het hoorde, moet ik het in mijn vocabulaire hebben vastgehaakt aan ‘pantheïstisch’, een filosofie waarvoor ik altijd al een vage sympathie heb gehad, al zodra ik er in een of andere godsdienstles over hoorde. Dat het goddelijke overal te vinden is, in iedereen en alles, van het heelal over de mens tot het kleinste insect, eerder dan dat je er voor naar een kerk moet die je regels oplegt over hoe het leven te leiden: dat was een bevrijdende gedachte.

En dan is er Pan, de Griekse god met zijn afgetrainde bovenlijf en zijn woest dierlijke onderlijf met bokkenpoten. God van de wildernis en het dierlijke instinct, met veel humor vereeuwigd door de schilder Franz von Stuck, die de wanhoop van Pan schildert terwijl een roodharige minifaun op de panfluit blaast. Die fluit heeft Pan gemaakt uit een nimf die zich in een rietstengel liet veranderen om aan de geile god te ontsnappen. Tikkeltje grensoverschrijdend en uitermate bezitterig, om haar in haar gedaante van rietstengel dan maar te versnijden tot een panfluit, maar het is tegelijk ook wel een bijzonder inventieve en toegewijde oplossing.

Fuck-off labels

Angèle is niet de enige beroemdheid die zichzelf panseksueel noemt. Onder anderen Miley Cyrus, Cara Delevingne, Redcar (van Christine & the Queens) en Janelle Monáe (van het pansexy anthem ‘Make me feel’) en Yungblud gingen haar voor. Dat valt toe te juichen, rolmodellen zijn van niet te onderschatten belang voor al wie zich in hun aantrekking niet beperkt voelt tot ‘het andere geslacht’. Panseksueel is, net als queer, een label voor wie buiten de genderhokkendoos denkt en voelt.

Alleen: dat zo’n label überhaupt nodig is, zegt veel over onze tijd. Het zegt dat beroemdheden die niet-hetero zijn, op een of andere manier de nood voelen – al dan niet onder druk van journalisten – om zich te ‘outen’. Het omgekeerde, dat een beroemdheid zich out als heteroseksueel, komt maar zelden voor.

Misschien was de ‘ik ben panseksueel’ van Angèle een beleefde manier om te zeggen: ‘fuck off, bemoei u met uw eigen zaken’, toen de reporter naar haar liefdesleven informeerde. Toen ze een aantal jaar geleden op Instagram over haar toenmalige vriendin sprak, buitelden de media over hen heen. Dat zoiets nog altijd nieuws is, bewijst hoezeer het heterodenken nog altijd regeert. Hoezeer heteroseksualiteit de norm is, waartegen al de rest wordt afgezet als een curiosum dat erom roept tentoongesteld te worden voor het massaal toesnellende publiek.

Wat denk u, beste lezer? Mail ons!


25 mei 2023

Mooigedacht (50): Twijfel levert veel op

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Jimmy Kets

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Gelezen in de levenslessen van dichter Mustafa Kör: een kernachtige waarheid. Ik citeer: ‘Wie nooit twijfelt, weet niet wat het is om iets doordacht en onderbouwd te doen, om tot het laatste moment te ­blijven ­schaven. Net dat drijft je resultaat naar het summum.’


24 mei 2023

Als je niet van foodsharing houdt: worteltjes delen en peentjes zweten

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Johan Dockx

Wie uit eten gaat, kan niet ontsnappen aan het concept van foodsharing. Lees: veel lekkers op tafel, te delen met het hele gezelschap. Voor de ene een reden tot feesten, voor de andere een reden tot paniek. Collega Stijn De Wolf zit in die laatste groep. Horror.

Stijn De Wolf

Een paar weken geleden gingen we Libanees eten met collega’s. In Libanon is foodsharing geen hip concept, het is er een traditionele manier van eten. Maar hier, in een hippe tent in Brussel, ging het lelijk mis. De voorgerechten-om-te-delen werden in het midden van de terrastafel gezet: borden vol hummus, baba ganoush, olijven, muhammara, zonneschijn. We waren met z’n achten en kregen amper drie stukjes platbrood – ‘Als jullie meer willen, vragen jullie het maar.’ Prikkers waren er niet. In een wip en een hap was de broodmand leeg. Toen vielen plotsklaps alle regels inzake hygiëne en sociaal wenselijk gedrag weg. Vingers wriemelden in dolma’s, aangevreten brood werd dubbel gedipt, ging heen en weer tussen lippen en schalen. Een collega diepte een reçuutje op uit zijn broekzak en gebruikte het verfrommelde papiertje om hummus op te scheppen. Ik zat erbij en dacht: kill me, kill me now.

Ik houd namelijk niet van foodsharing. Om het met de woorden van Joey Tribbiani uit Friends te zeggen: Stijn doesn’t share food.

Helaas is foodsharing om de een of andere reden het nieuwe normaal geworden op restaurant. Meestal begint het met deze suffe zin: ‘Kent u ons concept al?’ Dan gaan de alarmbellen af. Hier zal gedeeld worden, willens nillens, want dat is gezellig en bijdetijds.

Koehandel over schaamhapje

Er zijn natuurlijk voordelen: je bent niet veroordeeld tot één gerecht, je kunt verschillende smaken proeven, in optimale omstandigheden en in het perfecte gezelschap kan het best gezellig zijn, het schept sociale cohesie. Maar dat weegt niet op tegen de nadelen.

Vooreerst is er het slopende rekenwerk. Neem nu een portie bitterballen, volgens historici de oervorm van sharing. Je bent met z’n drieën en krijgt acht bitterballen. Daar komt geheid ruzie van: één iemand krijgt er maar twee en is de pineut. Tien bitterballen voor drie mensen? Dan blijft er eentje liggen en begint de koehandel over het schaamhapje: ‘Nee, neem jij maar! Ik? Ben je zeker?’ Ofwel wordt de onderhandelingsfase overgeslagen en grijpt één iemand (ik) zijn kans: ‘Nee hoor, ik denk echt dat ik er nog maar twee heb gehad.’

Nog erger wordt het wanneer het gerecht niet telbaar is: een bord pasta, een kom labneh, een portie spinazie. Hoe verdeel je dat evenredig? Nu kun je zeggen: dat hoeft niet per se, aan het eind van de rit zal iedereen wel evenveel gegeten hebben, laat het los. Maar de mens streeft van nature naar een billijke verdeling – en zeker als de rekening komt.

Dat is helemaal zo als het eten lekker is, of schaars – lees: duur of geserveerd in een kleine portie. Dat beweert de Amerikaanse psychologe en onderzoeker Jennifer Verdolin. Op haar website heeft ze het over ongevraagd bezoek in je bord. ‘Die portie frietjes kan er zo lekker uitzien, maar tegelijk ook zo klein’, schrijft ze. ‘Dan wil je echt niet dat iemand anders die frietjes naar binnen schrokt. Als je ze niet aanbiedt aan je tafelgenoten en iemand neemt er zonder toelating toch een hapje van, dan kan dat heel dominant overkomen.’

Partypooper

Wederzijdse toestemming is dus cruciaal, tenzij je een heel hechte band hebt met die tafelgenoot. Hoe hechter de band – je partner, een van je ouders – hoe makkelijker het te aanvaarden is dat iemand ongevraagd in je eten zit te porren. (Ikzelf heb wat dat betreft een duidelijke regel: eerst moet mijn tafelgenoot proeven van het gerecht dat hij/zij zelf heeft besteld, en ik moet evenveel terugkrijgen als ik afgeef.) Foodsharing heeft in dat geval een positief effect, beweert Verdolin: uit studies bij chimpansees blijkt dat de hersenen oxytocine aanmaken wanneer eten wordt gedeeld, zowel bij de gever als bij de nemer.

Dat kan allemaal zijn, veel oxytocine heeft mijn brein toch niet aangemaakt terwijl ik aan tafel zat te berekenen op hoeveel gram van welk gerecht ik in principe nog recht had. Komt daarbij dat ik me meestal zit te storen aan de flagrante overtreding van de basisprincipes der hygiëne. ‘Wie heeft zijn vork nu in die salade laten zitten? Oeps, waar is mijn eigen lepel gebleven? Heeft iemand hier al aan gelikt? Oh god, als niemand maar zijn wijsvinger gaat gebruiken om het kommetje uit te vegen. Waarom heb ik plots twee messen? Zou iedereen zijn handen wel gewassen hebben? Is dit nu coulis van passievrucht of een snottebel?’

Daarbij komt nog de overweldigende sociale druk van foodsharing. Vaak gebeurt het dat ik me zo erg verheug op één gerecht dat het speeksel op voorhand al een beetje op het tafelblad sproeit – oxytocine! Tot iemand aan tafel zegt: ‘Bestellen we niet gewoon van alles, zodat we kunnen delen?’ Dan wil ik niet de partypooper zijn, maar eigenlijk hoeft het dan voor mij al niet meer. Weg sfeer. Vaak passen de smaken van de gerechten ook niet bij elkaar en heb ik heimwee naar het gerecht dat ik nooit heb kunnen bestellen.

Tot slot: kunnen we foodsharing eens deftig definiëren? Je kunt intussen de straat plaveien met restaurateurs die netjes een aantal gerechten – twee taartjes, drie miniquiches, vier gamba’s – op een bord leggen en dat presenteren als wilde, ongebreidelde foodsharing. Al is dat wel een ideale opstap voor wie niet graag deelt. Zeker als het aantal hapjes perfect deelbaar is door het aantal tafelgenoten.

Wat u, beste lezer, kickt u op samen-bestellen of toch liever uw privé-gerecht? Waarom (niet)? Mail ons!


24 mei 2023

Beste,

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Getty Images

Dag mijnheer Huppeldepup, Goedenavond Lieve, Beste mensen van de helpdesk, Hallo meisjes, Hey Pieter, Geachte mevrouw Hoppeldepop. Alles beter dan ‘Beste,’of toch niet?

Het was een discussie die we hadden opgevangen en die we ook zelf hadden gevoerd op deze vloer. Zo was ze in de rubriek ‘Wat denk je?’ beland. Het ging over deze vraag: ben ik onnozel wanneer ik me druk maak in mails die mij aanspreken met ‘Beste komma’, zoals in: ‘Beste,’? Zelf kruip ik ervan in de gordijnen. Zo hard haat ik het. Het is irrationeel, ik besef het. Wat me zo irriteert, denk ik, is dat het zo’n geprefabriceerde anonieme vriendelijkheid is die zelfs niet vriendelijk is. Er is niet over nagedacht, ik word als bestemmeling gereduceerd tot een expliciet anoniem wezen. En het wil niets zeggen. Niets. Beste, wat beste? Wie beste?
Dat mijn afkeer niet altijd terecht is, wist de twintiger uit het panel. De vijftiger schaarde zich op mijn lijn, en de dertiger praatte de ‘Beste,’ nog even goed maar ging dan toch mee in ons kamp staan.
De hele discussie deed ook een paar lezers in hun pen kruipen: ‘Misschien is het een idee om goede dag, -morgen, -middag of -avond te gebruiken. Dat wens je toch iedereen toe?’ Drie mailers gaven nog een opmerkelijk alternatief: L.S. Lectori salutem, want, zo oppert één van hen, ‘Groeten aan de lezer of, alternatieve vertaling, alle heil aan de lezer. Genderneutraal, Kleurneutraal, positief.’

Sorry, lezers, er moeten betere oplossingen zijn, blijf ik denken.


23 mei 2023

Een lezer reageert: 'Als je ongeneeslijk ziek bent, besef je pas hoe dating- en vriendschapsapps gericht zijn op normaliteit’

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Johan Dockx

Lezer Sigurd Vangermeersch schreef een brief naar aanleiding van het blogstuk over vriendschapsapps. Nu hij ongeneeslijk ziek is, voelt hij aan hoe sterk dat soort app gericht is op normaliteit, en ‘hoe we ons daar niet van bewust zijn, tot we buiten die norm vallen’.

Mijn psychologe drukt me op het hart dat ik ‘palliatief’ ben en niet ‘terminaal’. Beide begrippen vertrekken vanuit het gegeven ‘ongeneeslijk ziek’. Bij terminaal verwacht men door de band genomen een einde binnen de drie maanden. Palliatieve zorg laat de duur voor het levenseinde in het midden en richt zich op de best mogelijke kwaliteit van het leven.

Als man van 57 jaar combineerde ik voor ik ziek werd een druk professioneel leven met het intense co-ouderschap voor mijn twee pubers. Een gebrek aan sociale bezigheden was nooit echt een probleem. Maar bij het begin van de zomer van 2022 ontspoorde het leven. Kanker was de diagnose. Door de vele uitzaaiingen is de ziekte onomkeerbaar. Hoe snel het einde komt, weet voorlopig niemand. De chemotherapie werd begin dit jaar gestopt omdat het effect uitbleef. Momenteel zit ik in een ‘experimentele studie’ die probeert de verdere ontwikkeling van de metastases tegen te gaan. Voorlopig met succes. De CT-scans tonen aan dat de uitzaaiingen stabiliseren. Maar niemand weet voor hoelang.

Fysiek gaat het dan wel niet meer zoals vroeger, maar klagen hoor je me (meestal) niet. Ik ben noodgedwongen gestopt met werken en blijf vrij actief. Zo rij ik nog zelf met de wagen, bezoek ik expo’s en museums, frequenteer ik (buitenlandse) concerten, ga ik kamperen met mijn daktent én in de zomervakantie staat nog een mooie reis gepland.

De zwaarste last is het emotionele luik, dat zich laat samenvatten in één woord: eenzaamheid. Als ik thuiskom in een leeg huis nadat ik de dochters bij de mama heb afgezet. Op weekdagen, als iedereen op het werk is en ik pas tegen de middag mijn bed uit kruip … Het zijn momenten van onmetelijke tristesse. Het is ook een confrontatie met de moeilijkheid om een sociaal leven te organiseren met zo veel lieve vrienden die allemaal nog sociaal actief zijn. Ik dacht eraan toen ik enkele weken geleden hier de blog las over datingapps. Zelf zat ik na mijn scheiding ook wel eens op zulke sites. Maar net nu de nood aan sociale en emotionele contacten zo hoog is, stoot ik op de grenzen van de courante datingapplicaties.

Moeilijke entree

‘Aangename kennismaking. Ik ben Sigurd. Mijn grootste goed in deze wereld zijn mijn twee pubers. Ik hou van cultuur en reizen. Mijn hobby is schrijven. Ik woon in Brussel, de boeiendste stad van het land. Mijn lievelingsfilosoof is Spinoza. En … ik ben palliatief patiënt.’ Op zoek naar liefde is dat op zijn minst een verrassende entree.

De zomer van 2022 was onzeker. Het was de Turkse Elif Safak die me met haar boek De veertig regels van liefde door de zomer heen hielp. De rode draad in het boek is het ongelukkige huwelijk van Ella, een vrouw uit Northampton die voor een uitgever werkt en een kopij van een boek naleest van Aziz Zahara, een moderne Soefi en globetrotter met thuisbasis in Amsterdam.

Het boek in het boek (het boek van Aziz dat Ella dus moet bespreken) speelt zich af in de 11de eeuw en gaat over de derwisch Sjams van Tabriz én de grote geleerde Jalal ad-Din Rumi, een dichter die – toen in de islam nog volop discussie was of dansen en muziek maken wel haram was – de ‘Mevlevi’ introduceerde, een opzwepende wervelende dans waarbij de dansers in trance rond hun as blijven draaien om god te vereren.

Tijdens de leesopdracht verandert het leven van Ella drastisch. Ze wordt verliefd op Aziz en laat haar troosteloze huwelijk, haar landhuis, keuken, auto en kinderen in Northampton voor wat ze zijn. Op het einde komt ze uiteindelijk – zonder de inmiddels overleden Aziz – in Amsterdam terecht.

De dictatuur van wat ‘normaal’ is

‘Ik ga naar Amsterdam’ zegt ze over de telefoon vanuit Konya in Turkije aan haar dochter. ‘Ze hebben daar ongelooflijk leuke appartementjes die uitkijken over de grachten. Daar kan ik er één van huren. Ik zal wel moeten oefenen met fietsen.’ Elders in het boek zegt de grote Rumi: ‘Kies liefde!’ Zonder het zoete leven van liefde is leven een last. Een leven zonder liefde is van geen belang.’ En alsof hij van plan was om vorig weekend naar de Pride in Brussel te gaan, voegt hij eraan toe: ‘Vraag jezelf niet wat voor liefde je moet zoeken, spiritueel of materieel, goddelijk of werelds, oosters of westers. Onderscheid leidt alleen maar tot meer onderscheid. Liefde kent geen labels, geen definities. Het is wat het is, puur en simpel.’

Persoonlijk vind ik me – net als Aziz? - nog sterk en interessant genoeg voor vriendschappen. In deze bange dagen is de nood aan emotionele intimiteit hoog. Maar in de klassieke datingapps zal ik dat moeilijk vinden. Het aanbod voor mensen buiten het normale is bijzonder beperkt. Het leven voelt voorgeprogrammeerd. Ik ben een geval voor de hulpverlening en niet langer een ‘handelend voorwerp’ in het normale leven. Een wijs iemand noemde het ooit ‘een mooi voorbeeld van hoe beperkend ‘normaal’ is, en hoe we ons daar niet van bewust zijn, tot we buiten die norm vallen.

Dat wou ik even kwijt.

Wilt u reageren op deze brief? Mail ons!


23 mei 2023

Mooigedacht (49): Liefde is... economie?

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?

Het is een gedachte van schrijfster Saskia De Coster die al een paar dagen door mijn hoofd waart. Ze had het erover in het heerlijke interview dat collega Jozefien Van Beek met haar had. Het ging over de idealisering van de liefde, en hoe we daar, irrationeel als we zijn, halsstarrig blijven aan doen: ‘In het Westen hebben we de verliefdheid heilig verklaard. Mensen zeggen soms: we gaan uit elkaar want we zijn niet meer verliefd. Bizar eigenlijk. Maar we zijn afgestapt van dat economische gegeven van het gezin als goeddraaiend bedrijfje en daardoor moeten we voortdurend opnieuw beginnen, met steeds een nieuwe start-up, om de metafoor door te trekken. We zitten in een neoliberaal kapitalistisch systeem waarbij we voor romantiek, echtheid, liefde willen gaan. En als het met de ene niet lukt, dan proberen we het nog eens met de andere. We reproduceren gewoon een kapitalistisch ideaal. Het is bezigheidstherapie voor gevorderden.’


22 mei 2023

Moet ik nu wel of niet naar mijn schreeuwende eierstokken luisteren?

Wat als je plots gebombardeerd wordt met advertenties die je wijsmaken dat je aan kinderen zou kunnen beginnen? Collega Margot Degraeve is 23 en voelt zich veel te hard aangesproken.

Margot Degraeve

‘Toevallig geen zin en tijd om morgen op de kindjes te passen’, vroeg mijn huisarts me daarstraks. ‘Héél veel zin’, stuur ik haar enthousiast terug, terwijl ik ondertussen mijn op hol geslagen eierstokken tot bedaren probeer te brengen. Mijn kinderwens is groot, zoveel is duidelijk, maar soms moet je realistisch blijven. Voorlopig moet op andermans kinderen passen volstaan om aan die wens tegemoet te komen.

Huisje-tuintje-boompje-kindje. Het is een cliché waarvan ik als jonge twintiger niet weet of ik er nu wel of niet aan moet vasthouden. Een beetje zoals kiezen tussen nog een tweede Aperol of toch beter niet – maar dan iets complexer. Als ik mijn instinct zou volgen, dan gaf ik er nu al aan toe. De werkelijkheid doet me inzien dat ik me voorlopig beter niet laat leiden door die eierstokken, want wat als de woningprijzen te duur zijn, ik allesbehalve groene vingers heb voor dat tuintje en ik geen partner heb waarmee ik een kindje op de wereld kan zetten? Als ik eerlijk ben, dan is die stabiliteit misschien ook niet waar ik op dit moment naar op zoek ben. ‘Ik wil leven, ik wil vrij zijn’, zijn de woorden die geregeld in mijn hoofd weerklinken.

En dan doet een advertentie me twijfelen

En toch, er zijn momenten waarop ik twijfel of ik dat idee van ‘leven en vrij zijn’ niet moet laten voor wat het is. Onlangs nog bijvoorbeeld, toen ik op Instagram scrolde. Al wekenlang wringt de campagne Gezondzwangerworden.be van de Vlaamse overheid zich als advertentie tussen de berichten op mijn Instagram startpagina. Ze herinnert me er subtiel aan dat ik me als 23-jarige in mijn glorieperiode bevind wat vruchtbaarheid betreft. Zou ik dan toch op een leeftijd gekomen zijn waarop ik maar beter kan gaan nadenken over of ik me nu wel of niet wil settelen?

Nochtans blijkt uit cijfers van het Belgisch statistiekbureau Statbel dat de gemiddelde leeftijd van een moeder bij de geboorte van een eerste kind 29 jaar is. In de meeste gevallen – 85 procent – is het een getrouwd of samenwonend koppel dat een pasgeborene verwelkomt. Volgens de statistieken heb ik dus eigenlijk nog zo’n goeie zes jaar om mijn leven om te gooien. Dat doet me denken aan de Friends-aflevering waarin Rachel naar aanleiding van haar dertigste verjaardag een meerjarenplan opstelt. Ze wil haar eerste kind op haar 35, maar komt al snel tot het besef dat als ze daarvoor ook een stabiele relatie wil opbouwen, ze op haar dertigste de man van haar leven moet ontmoeten. Het vele moeten in haar strikte plan schrikt me een beetje af, maar tussen de regels door lijkt dat meerjarenplan op mijn huisje-tuintje-boompje-kindje.

Als ik mijn hart zou laten spreken, dan had ik nu al een baby. Dan liet ik dat tuintje achterwege en zorgde ik ergens onderweg wel voor een prins op het witte paard en een dak boven mijn hoofd. Maar dat hoofd speelt het liever op veilig en vindt het volgen van de huisje-tuintje-boompje-kindje-volgorde een betere optie. En daar wil ik wel aan vasthouden, maar ik wil ook ademruimte. Ruimte om voor mezelf uit te maken of ik klaar ben om al mijn spaargeld in een huis te investeren, om baby’s in mijn armen te houden en die voorlopig nog aan de ouders terug te kunnen geven, en om nog even gewoon die jonge twintiger te zijn. Die ademruimte ontbreekt, want het is niet omdat mijn eierstokken schreeuwen, dat ik ook nood heb aan advertenties die schreeuwen dat de tijd rijp is.

Wat u, beste lezer, begrijpt u de strijd van Margot? Mail ons!


22 mei 2023

Zullen we het nog even over leeftijd hebben?

Zou het leven niet makkelijker zijn als we onszelf allemaal verkochten als 35? Dat vroeg ik me op deze plek en tijdje geleden af. En kijk, columniste Sarah Meuleman stelt zich vandaag dezelfde vraag, of toch min of meer.

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Getty Images

In haar column heeft Sarah Meuleman het over het begrip flat ageing. ‘Door radicaal andere keuzes te maken, zorgen de zogenaamde flat agers ervoor dat de kenmerken van jeugdcultuur vandaag niet langer lateraal, maar verticaal georiënteerd raken. Met andere woorden: jeugd hoort niet langer bij een getal, maar is een universele instelling. Je kunt jeugdig blijven tot je honderdste of een leven lang geen moment jeugdig zijn geweest.’ Ze stelt ook een vraag in de marge: is het wel oké om een leeftijdloos leven te propageren, aangezien je daarmee ook de wijsheid en de inzichten die met de jaren komen negeert?

Interessante vraag, dat laatste. Maar misschien moeten we dat flat ageing gewoon in twee richtingen zien, en kan wie jong is ook gewoon eigenschappen hebben die we traditioneel aan ouderen toeschrijven? Net omdat we leeftijd loskoppelen en kijken naar wat inherent aan de persoon is, en niet aan de leeftijd? Net zoals je coole sneakers kan dragen op je zeventigste kan je ook wijze levensinzichten verkondigen op je twintigste. Neen? Correct me if I’m wrong.


18 mei 2023

Ik ontdekte wat kinderen wél fijn vinden aan boeken

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Johan Dockx

Voorlezen is van levensbelang, dat liet Ben Weyts deze week nog eens verstaan in zijn reactie op de ernstig gedaalde leesvaardigheid van lagereschoolkinderen. Maar wat lees je voor? Collega Eva Berghmans is buiten haar krantenuren ook ‘voorleesjuf’ in de bibliotheek. Daar ontdekte ze wat kinderen echt leuk vinden aan boeken.

Eva Berghmans

‘Pas op, juf, pas op! Het is geen eiland, ik zie ogen!’ Er is geen boek in mijn boekenkast waar ik al zoveel plezier aan beleefd heb als aan Het piratenmaal van Jonny Duddle. Het is spannend, het is grappig, het rijmt, en de tekeningen zitten vol leven en detail. Je kan het lezen, herlezen, nog eens lezen, voor de zeventiende keer lezen en het blijft toch ongelooflijk hoe die piraten zich door hun hebzucht in de val laten lokken. En dat zie je pas als je de laatste pagina openklapt, zalig!

Monsters en piraten: het werkt altijd, bij alle mogelijke soorten kinderen – stoer, verlegen, filosofisch, springerig. Alleen bij de heel bange moet je een beetje opletten, die houden alleen van monsters als je ze héél dicht tegen je aan trekt. Dinosaurussen: ook altijd prijs (ook een topper van Jonny Duddle: Gigantosaurus). Krokodillen: ook een zeer behoorlijke kans om te scoren, net als konijnen en kippen (tenminste, als je goed een kip kan nadoen). Rikki (dat is een konijn met een tuinbroek aan) en Mia de kip: dubbel scoren. Oh, en wacht: pipi en kaka doen het hem ook altijd. (Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft: onverwoestbaar).

Dezelfde logica als Ben Weyts

U merkt: ik ben een schaamteloze populist als het op de keuze van kinderboeken aankomt. Dat was niet altijd zo – toen ik mijn eerste kind kreeg, was ik vastbesloten om dat van bij het begin te voeden met goede smaak. Een prachtige collectie prentenboeken hebben wij in huis, veelvuldig bekroond door vakjury’s allerhande. Ze zag en hoorde het allemaal enthousiast aan, maar hield misschien toch het meest van een boekje dat een bezoeker voor haar had meegegrist uit De Slegte. Het draaide om een raar figuurtje dat een smerig gezicht had van allerhande dingen te eten – veel woorden kwamen er niet aan te pas. En haar broer bleek een wel erg kritisch publiek, die voor minder dan een dinosaurus zijn aandacht niet liet vangen. Of het moest een kettingbotsing van veelkleurige voertuigen zijn (Toeta! van Leo Timmers: ook een evergreen). Al liet hij zijn gevoelige kant ook wel eens zien in zijn liefde voor de ballon van uil, een favoriet uit de onuitputtelijke reeks van Vos en Haas.

In welke mate je de regie bij het voorlezen best aan je publiek kunt overlaten, is me pas beginnen te dagen toen ik in de coronaperiode begon voor te lezen in de bibliotheek, af en toe een uurtje, voor een handvol kinderen wiens thuistaal niet het Nederlands is en die door de sluiting van de scholen met een taalachterstand dreigden achter te blijven. Een educatief project vanuit dezelfde logica als Ben Weyts die ouders oproept om voor te lezen in de strijd tegen de slabakkende leesvaardigheid: een uitgebreid taalaanbod helpt. Waarbij ik al na de eerste keer besefte dat het met de klassieke aanpak (bladzijden omslaan en voorlezen wat daar staat, met hier en daar een raar stemmetje als special effect) voor niemand plezant ging worden, noch voor de voorgelezenen, die er niet per se voor gekozen hadden om een uur te komen stilzitten, noch voor de voorlezer.

Fluisteren en luisteren

Het is daar en dan dat ik een schaamteloze populist ben geworden. Niet alleen in mijn keuze van boeken, ook in de rest van mijn aanpak van het voorleesuurtje. Alles doe ik voor de aandacht van mijn publiek. Roepen, grommen, snuffelen, fluisteren – en ook: luisteren. Als een boek over een krokodil een opmerking over een horrorfilm uitlokt (dat was schrikken, dat een negenjarige over Chuckie begon), of een jongen wil vertellen over de superman die hij in zijn gedachten altijd is, geef ik het woord af. Er is geen mooier excuus om een gesprek te laten ontstaan dan een (prenten)boek. Over bang zijn, over raar zijn, over de angst om raar te zijn en alleen achter te blijven (Reis naar de maan van John Hare: een prachtig boek over allenigheid, vermomd als een reis in een ruimtetuig).

Als ik tijdens die voorleesuurtjes iets geleerd heb, dan is het om de chaos te omarmen. Waar ik de eerste twee keer met een zak vol zorgvuldig gekozen boeken van huis ging (met onder meer een prentenboek over het oeuvre van James Ensor en een bijzonder kunstzinnig boek van Carll Cneut), en het voorlezen zelf ingeoefend had, zorg ik tegenwoordig gewoon dat ik uitgeslapen ben, en klaar voor één groot avontuur, waar de ene keer het poppenhuis uit de speelzaal eraan te pas komt, en de andere keer de kussens als stapstenen dienen.

Meisjesridder

Het valt nooit te voorspellen welk attribuut uit de omgeving de aandacht van mijn voorleeskinderen trekt, en wat ze ermee aan willen. De enige zekerheid is dat geen enkel kind een heel uur lang kan stil zitten en zwijgen, en dat het weinig oplevert om ze dan te commanderen om stil te zitten en te zwijgen. Ik ben geen juf, hoe hardnekkig ze me ook ‘juf’ blijven noemen. Ik hoef hen niks bij te brengen, behalve misschien, hopelijk, het gevoel dat je in boeken van alles kan vinden.

Oh, ik heb vertwijfeld toegekeken, in een van mijn eerste sessies, toen er alleen maar beweeglijke types waren, die liever tikkertje speelden dan te zitten luisteren. Getwijfeld of ik ze tot de orde moest roepen, even geprobeerd zelfs: ‘Jongens jongens, willen jullie niet weten hoe het met ridder Toermalijn gaat?’ Uiteindelijk heb ik over ridder Toermalijn voorgelezen terwijl we met zijn allen rondjes rond de tafel draafden, als waren we zelf de paarden. Om pas bij de ontknoping (‘wat? De ridder is een meisje? Dat kan niet!’) weer stil te vallen.

Dus nee, wij zitten niet stil. Sinds die namiddag neem ik voor de zekerheid altijd Wij gaan op berenjacht mee als ik ga voorlezen. Het is een lifesaver als de aandacht op is, ideaal om op rond te stappen en de zotste geluiden te maken – de wedstrijd modderpoel uitbeelden eindigt gegarandeerd onbeslist. De gelukkigste voorlezer is bij nader inzien misschien wel vooral een groot kind.

Oh ja, mijn huidige favoriet gaat over Manneke Pis, beter bekend als het jongetje dat een oorlog uitplast (en niet onbelangrijk: nadien zijn ouders terugvindt, het is echt een heel gemene oorlog die Vladimir Radunsky schetst). Heerlijk, hoe wij daar en dan, in onze cocon in de bibliotheek, met zijn vijven alle oorlogen opgelost hadden. Oh nee, wij zijn niet bang!

Wat u, beste lezer, leest u voor? En wat dan? Met of zonder grommende berengeluiden? Mail ons!


18 mei 2023

Leven in een klooster, hoe voelt dat dan?

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Ringo Gomez-Jorge

Soms vraag je je dingen af, en soms vind je dan plots en onverwachts het antwoord in de krant. Zoals: als vrouw in een klooster wonen, hoe is dat dan?

Zuster Katharina zit al een paar dagen in mijn hoofd. In DS Magazine van deze week vertelde ze over haar leven. Een leven in een slotklooster. Het is iets wat me al lang fascineert. Samen met de vraag: zou dat nu fijn zijn? Zo vrouwen onder elkaar. Weinig woorden. Maar altijd gezelschap. Weinig frullen. Weinig frivools. Geen kleren om ’s ochtends uit te kiezen. Geen avonden op café. Geen verre reizen te plannen. Hoe voelt dat dan? Ze vertelt er fijne dingen over in het stuk hieronder: ‘Het is niet omdat je hier leeft dat je zomaar alles afsnijdt. Er zijn geregeld spanningen, onze karakters botsen, ook dat is het leven,’ zegt ze. ‘Ik probeer elke dag een half uur in de tuin te wandelen omdat ik weet dat het belangrijk is, zowel fysiek als mentaal.’
Het rare is: ze maken ook beautyproducten, daar in dat klooster. Shampoo op basis van bier. Het wordt alleen maar fascinerender. Zouden ze vakantiegasten aanvaarden?


17 mei 2023

Ook aan vastgoedsites kan je verslaafd worden, hardcore zelfs

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?
Foto: Johan Dockx

Immowebverslaving is een ding. Of Zimmoverslaving. Neem nu collega Cathérine De Kock. Ze is niet op zoek naar een nieuw huis en toch checkt ze urenlang de immosites. Is het voyeurisme? Is het de hoop dat er een gelukkiger leven mogelijk is? Ze overdenkt de kwestie.

Cathérine De Kock

‘Karaktervolle herenwoning met vier slaapkamers en een grote ommuurde tuin.’ Ik klik goedkeurend. Mooie gevel, dat is al een meevaller. Hoge plafonds, eiken parket, een art-nouveaulichtkoepel en marmeren schoorsteenmantels uit 1910: knap, knap. Ik swipe op mijn favoriete vastgoedapp verder door de foto’s. Oh kijk: een schattig ommuurde tuin met fontein. Piekfijn gerenoveerd met een EPC B, wel, wel, daar kun je al iets mee. Hola, een inloopdouche in travertin. Maar wacht even: een badkamermeubel in zebrastrepen. En dan de prijs: belachelijk, zeker 150.000 euro te veel.

Ik ken de markt intussen. Nee, mij maak je niets meer wijs als het over vastgoed gaat, zo maak ik mezelf wijs. Sommige mensen bakken taarten om te ontspannen, ik check immosites. Gek, want ik hoef helemaal geen karaktervolle herenwoning met vier slaapkamers en een art-nouveaulichtkoepel, ik ben zelfs niet van plan om te verhuizen. Het is begonnen toen ik op zoek ging naar een nieuw huis.

Elke dag, wat zeg ik, elk uur checkte ik de immosites, want de beste huizen worden meteen verkocht. De zoektocht op vastgoedsites was toen stresserend, frustrerend, vermoeiend. Nu heb ik een huis, maar met kijken en vergelijken ben ik nooit gestopt. Ook bij een collega, een doorgaans erg nuchtere en rationele man van in de vijftig, is het zo begonnen: hij was op zoek naar een nieuwe woonst, vond wat hij zocht en is toch blijven surfen en swipen. De noodzaak werd tot zijn eigen verbazing een hobby. Hij is nu een doorgewinterde vastgoedsitevoyeur, met specifieke voorkeuren. Het liefst checkt hij woningen in Nederland, ‘want daar krijg je altijd ook een plattegrond bij’. Zo hardcore kan zo’n verslaving dus worden.

Die van mij neemt ook soms absurde vormen aan. Toen mijn buurman zijn pas gerenoveerde huis online zette om het te verkopen, checkte ik stiekem de foto’s. Terwijl ik net goed had kunnen vragen om even binnen te mogen kijken. Véél mensen lummelen gewoon wat rond op vastgoedsites. Zimmo, het op een na grootste vastgoedplatform van ons land, heeft maandelijks 6,2 miljoen bezoekers. Maar van slechts 3,2 procent, of zo’n 200.000 mensen, weet Zimmo zeker dat die gebruikers actief op zoek zijn naar een huis. Het gaat namelijk om mensen die via hun zoekertjespagina’s, via mail of telefonisch, contact opnemen met een makelaar. Al zitten tussen die 6,2 miljoen mensen natuurlijk ook gebruikers die rechtstreeks de makelaar contacteren.

Ben ik gelukkig? Of kan het beter?

Maar toch: elke maand heeft Zimmo dus zes miljoen gebruikers van wie niemand goed weet wat ze daar precies zoeken. Bevestiging misschien? Op de Immowebs en Zimmo’s van deze wereld wil ik gerustgesteld worden dat ik er goed aan gedaan heb om mijn huis te kopen. Dat het het waard is om er te wonen. Dat ik waar voor mijn geld heb gekregen. Meer nog, dat de marktwaarde stijgt, want kijk eens wat ze intussen durven te vragen voor een vergelijkbare woning vijf straten verderop.

Al staat, zie ik nu, het huis van de buurman toch al verdacht lang online stof te vergaren op Immoweb. Het gras is niet altijd groener aan de overkant. Soms is er zelfs geen gras. Of blijkt de ‘ruime patio’ gewoon een benepen koertje. Ook dat leer je uit urenlang immoadvertenties doorploegen. Bevestig mijn huiselijk geluk, vraag ik bij elke swipe. Of zet het op losse schroeven. Want paradoxaal genoeg word ik ook aangetrokken door het idee dat het elders beter is. ‘Thuis is waar de liefde woont’, zegt het spreekwoord. Maar ware liefde kent geen vochtproblemen. Soms is weggaan dan de beste optie. En stel je voor dat ik die ene buitenkans mis. Zo’n fantastische bungalow uit de jaren 60, betaalbaar geprijsd bovendien. Of een karaktervol herenhuis met een ommuurde tuin zonder zebrastrepenbadkamer. Dat hippe, lichtrijke appartement met uitzicht op het water. Het is fomo in bakstenen.

Fantaseren met bakstenen

Huizen kijken is ook de bewoners erbij verzinnen. Ik beeld me in dat er in de veel te dure karaktervolle herenwoning een fris gekamd nieuw samengesteld gezin woont. Zij werkt als freelancer in culturele sector, houdt van prints en draagt altijd twee verschillende sokken omdat haar dat interessanter maakt. Hij is leraar geschiedenis en houdt het huis netjes en opgeruimd. Hun kinderen weten perfect dat ze voorzichtig moeten spelen met al die art-nouveauglasramen in huis. Ze raken het niet eens over de badkamerinrichting. Zij won uiteindelijk het pleit en kreeg haar strepen. Fantaseren maakt deel uit van het plezier.

Soms zet ik op mijn zoekresultaten ‘duurste eerst’. Heerlijk. Had ik al gezegd dat ik geen maximumprijs instel? Een collega van begin de twintig, vooralsnog geen vastgoedeigenaar, droomt geregeld weg bij miljoenenvilla’s in Gent, vertelt ze, ‘soms dagen na mekaar uren aan een stuk’. Het zijn huizen die ze nooit zal kunnen kopen, weet ze. Ze doet er inspiratie op voor de inrichting van haar eigen, meer bescheiden huurappartement. Haar vriendinnen doen hetzelfde, zegt ze. ‘Misschien omdat het ons doet denken aan The Sims, of andere inricht- en ontwerpgames waar we nu te oud voor zijn. Of aan een realistisch Pinterestbord, met huizen en interieurs uit mijn buurt.’

Huizen in levende lijve gaan bekijken is voor de echte junkies. Het is een kleine minderheid, zegt Kristof Welleman, maar ze bestaan, de mensen die doen alsof ze huizenjagen terwijl ze helemaal geen huis willen kopen. Welleman is vastgoedmakelaar bij Architectenwoning, die onder meer huizen van Léon Stynen in zijn portefeuille heeft. Het soort huizen dat al eens aan het dromen zet dus. Eigenlijk heeft hij wel sympathie voor de vastgoedvoyeur. ‘Het gebeurt wel eens dat mensen zeggen: “We willen graag naar dit huis komen kijken omdat we er echt gek op zijn en inspiratie voor onze verbouwing willen opdoen”. Als mensen daarover eerlijk zijn, heb ik daar geen problemen mee. Als de architect nog leeft, contacteren ze die soms ook. Ik verdien er misschien niets aan, maar ik zie het als een vorm van klantenbinding: op een dag willen ze misschien echt een huis van je kopen.’

Mijn verslaving speelt zich tot nu toe alleen online af. Al geef ik grif toe dat ik moeilijk een etalage van een vastgoedkantoor kan passeren zonder een blik op de advertenties te werpen. Maar bezoekdagen van makelaars afschuimen? Zo ver ben ik nog niet. Voorlopig verdoe ik alleen mijn eigen tijd, niet die van andere vastgoedeigenaars.

Wat u, beste lezer, bent u ook zo'n voyeur op vastgoedapps? Waarom doet u het? Mail ons!


17 mei 2023

Mooigedacht (48): Is het leven een aaneenschakeling van fotomomenten?

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.
Hieronder: columniste Rebekka De Wit zit met haar baby in bad en denkt daar vanalles bij.

Uit het hart | Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?

Wat denk je als je een mooi moment beleeft met je baby in bad? ‘Shit, ik heb mijn smartphone niet bij, hoe maak ik nu een foto?’ Over naar Rebekka De Wit en haar gedachten hierover: ‘Woest werd ik uiteindelijk, in dat bad met dat oceanische wezen op mijn buik. Ik bevond me precies op het brandpunt van het slechtste van twee werelden, terwijl het allemaal begonnen was met het tegenovergestelde. Woest om hoe ongemerkt het allemaal was gebeurd. Door voortdurend ­foto’s te ontvangen op allerlei apps van allerlei mensen, op leuke momenten, is het een taal geworden die ik ook ben gaan spreken en wil ik, tijdens momenten waar ik graag in had willen opgaan, toch een fotocollage van het moment, waar mijn telefoon dan een leuk filmpje van maakt aan het eind van het jaar met een muziekje eronder.’

Lees ook

Wist je dat je ook zonder abonnement elke maand 3 betalende  plus-artikels kunt lezen?

Meld je aan en lees gratis ›

Vul je e-mailadres en wachtwoord in

Aangeboden door onze partners
Aangeraden