
Kamer haast machteloos om pensioenextra’s De Croo en Bracke terug te vorderen
De bijkomende uittredingsvergoeding voor de Kamervoorzitters is wel degelijk een vorm van pensioen en bovendien onwettig. De Kamer wil de bedragen terugvorderen, maar dat wordt lastig.
Alles samen betaalde de Kamer net geen 1,3 miljoen euro aan bijzondere uittredingsvergoedingen voor haar gewezen voorzitters. Voor wijlen Jean Defraigne (MR, 315.635 euro), Charles-Ferdinand Nothomb (Les Engagés, 384.699 euro) en Raymond Langendries (Les Engagés, 256.881 euro) zijn de betalingen afgelopen. Herman De Croo (Open VLD, 210.819 euro) en Siegfried Bracke (N-VA, 126.015 euro) ontvangen er nog volop. Daarnaast genieten ook enkele topambtenaren van deze regeling.
Woensdag besliste het Bureau van de Kamer om ‘te recupereren wat gerecupereerd kan worden’. Meer dan een inspanningsverbintenis is dat niet. Nieuwe juridische adviezen (van advocatenkantoren Younity en Renson) stellen scherp op de moeilijkheidsgraad van die operatie. In elk geval blijft de regeling geschorst om ze binnenkort definitief te herzien. Er komt geen speciale onderzoekscommissie. Het lijkt ongepast dat het parlement zichzelf onderzoekt. Daarom krijgt het Rekenhof de opdracht om de bedrijfsvoering van de Kamer tegen het licht te houden.
Over de onwettigheid bestaat geen twijfel, al heeft de rechter hier het laatste woord. Daarvoor gelden twee argumenten. Zo wijzigde het College van Quaestoren, dat de niet-politieke werking van het parlement (lonen, ambtenaren, etc.) regelt, in 1998 een sedert 1971 toegekende ‘rente’ aan de Kamervoorzitters in een ‘volledig belastbare uittredingsvergoeding’.
Maar de instelling is niet bevoegd om die omzetting op eigen houtje te beslissen. Dat is een zaak voor het Bureau, dat de politieke werking regelt en bijgevolg de vergoedingen bepaalt. Dat de Kamer elk jaar haar eigen begroting goedkeurde, met inbegrip van de extra’s voor de gewezen Kamervoorzitters, geldt daarbij evenmin als argument om de regeling te wettigen. Daarbij blijft fractieleider Peter De Roover (N-VA) bij zijn argumenten dat alles goed zat weggestopt, zeker voor politici die het ontstaan van de regeling niet kenden.
Wet-Wijninckx
Advocatenkantoor Younity ziet de bijzondere uittredingsvergoeding verder als een vorm van pensioen, in tegenstelling tot wat Siegfried Bracke in zijn verweerschrift beweerde. Het haalt daarvoor vier argumenten aan: de berekeningswijze is verbonden aan het rustpensioen, er bestaat een leeftijdsvoorwaarde (60 jaar), de rechten zijn overdraagbaar naar de weduwe en de Kamer beschouwde de rente van meet af aan als een bijkomend pensioen.
In 1978 legde de wet-Wijninckx het maximumpensioen voor de publieke sector vast (geïndexeerd 7.813,4 euro bruto per maand). Snel bepaalde een parlementaire werkgroep dat ook de pensioenen van de politici onder dat systeem vielen. De uittredingsvergoeding kwam er om die grens te omzeilen. De pensioenkas van de Kamer betaalt het rustpensioen, de begroting van de Kamer betaalt de uittredingsvergoeding. De twee advocatenkantoren kunnen zelf niet uitmaken of de Kamervoorzitters die van het systeem genieten/genoten het maximumbedrag overschrijden/overschreden.
Indien dat het geval is – bij Bracke is dat naar eigen zeggen niet zo – zal de Kamer terugvorderen. Maar bij de terugvordering door de pensioenkas is de verjaringstermijn slechts zes maanden, weet Younity. Dat kan worden opgekrikt naar vijf jaar als er sprake is van ‘verzuim, opzet of bedrog van de schuldenaar’ of van ‘de schuldeiser’. Dat moet het Bureau van de Kamer uitmaken. Dat beloofde bijkomende juridische stappen.
Topambtenaren goed voor 5,9 miljoen euro
Woensdag besliste het Bureau van de Kamer om ook de royale extra pensioenregeling voor een aantal topambtenaren van de Kamer, zoals de griffier, te proberen terugvorderen.
Tussen 2003 en 2022 kregen acht ambtenaren in totaal bijna 5,9 miljoen euro te veel pensioen gestort. Dat blijkt uit een nota die De Standaard kon inkijken.
Ze hadden elk recht op een basispensioen tussen de 32.535 en 62.652,5 euro. Maar daar kwam maandelijks tussen de 4.110 en 8.175 euro bij, al naargelang de duur van de pensionering en de betrokken functie.
In de tabel is er sprake van geaccumuleerd extra pensioen van 56.946 euro in het meest bescheiden geval (start pensionering in 2022) tot een record aan extra inkomsten van 1,35 miljoen euro sinds 2010. Twee adviezen oordeelden dat het om onwettige extra’s gaat. (jfja)
Volgens advocatenkantoor Renson kan het Bureau kiezen tussen de opheffing of de intrekking van de maatregel. In tegenstelling tot een opheffing werkt gaat een intrekking met terugwerkende kracht. Dat geeft meer armslag. Het komt erop neer dat de gelden moeten worden terugbetaald omdat – gezien de onwettelijkheid – er van een beslissing nooit sprake is geweest. Dan gaat het om een ‘ongerechtvaardigde verrijking’ en speelt de Wijninckx-norm geen rol.
Renson ziet talloze juridische moeilijkheden waaronder de verjaring en het feit dat de Kamer ‘zijn eigen verarming in de hand heeft gewerkt’. Bovendien, zo merken enkele pientere Kamerleden op, zullen de betrokkenen zich niet zomaar gewonnen geven. ‘Bracke heeft alvast een advocaat.’