
Uit het hart | Babbelen met iemand die ik niet ken? Waarom zou ik?
De dingen waarover we babbelen op een terras, bij een koffie of een glas wijn. Het leven en wat ons bezighoudt. In deze blog wil ik er een plaats aan geven.
23 maart 2023
Praten met iemand die ik niet ken? Waarom zou ik?
Een babbel met iemand die je niet kent? Het maakt een mens minder eenzaam en haalt je uit de filterbubbel, blijkt uit onderzoek. Maar of het daarom makkelijk is, en leuk?
In de rij voor de kassa, op de trein, aan de bushalte, op café of in de lift? Praat u er weleens met een onbekende? Als ik de vraag aan mezelf stel, is het eerlijke antwoord: zelden. Wanneer ik op reis ben, ja, dan vind ik het altijd iets boeiender. En thuis in de lift soms. Ik woon in een appartementsgebouw van ruim twintig verdiepingen, dus de kans is groot dat ik de lift deel met iemand. En het vreemde is: het zijn bijna altijd onbekenden. Ook al woon ik er intussen ruim tien jaar. Statistisch niet te vatten, en toch.
Waarover we het dan hebben in die lift? Zelden over het weer, gelukkig. Dan zou ik meteen denken: ‘Hoor jezelf hier nu eens lekker cliché over het weer babbelen.’ Wel over de hond of de baby die misschien mee in de lift zit, de coole sneakers aan onze voeten, de bloedvlek op de grond (als die er is), sporten (als iemand loopkleren draagt), de beste frituur van Brussel (als één van ons een pak friet bij heeft) of de onbetrouwbaarheid van de lift zelf. Bref, over alles wat zich spontaan aandient. Waar het precies over ging, is sneller vergeten dan het feit dat we gebabbeld hebben. Daar gaat het om, lees ik de laatste tijd vaker. Misschien is het een uitloper van onze corona-isolaties, maar babbelen met onbekenden zit in de – spreekwoordelijke – lift. Of beter: de aandacht ervoor zit in de lift. The New York Times noemde het een van de lifestyletrends voor 2023. Al stond praten met onbekenden daar wat raar naast dingen als ‘schoenen zonder veters’ of ‘geen cafeïne meer’. BBC had er een groot stuk over, net als The Guardian. Volgens hen blijkt uit een hoop onderzoeken dat die babbels ons slimmer maken en minder eenzaam. Door spontane contacten voelen we ons als mens verbonden met een geheel van mensen, en minder een rondzwevend atoompje in een gevaarlijke oceaan.

De kans is ook groot dat je door te babbelen met onbekenden uit je filterbubbel komt en een andere blik op de wereld krijgt. ‘De enige remedie tegen angst voor wat buiten je comfortzone ligt, is te weten wat zich daar afspeelt’, stelt Harvard-professor Danielle Allen tegenover BBC. ‘Die kennis vergaar je alleen door met onbekenden te praten.’ Het is ook een kwestie van serendipiteit. Als het adagio van Forrest Gump – life is a box of chocolates, you never know what you’re gonna get – ergens voor geldt, is het voor babbels met onbekenden.
Allemaal goed en wel, maar laten we de dingen ook weer niet al te zwaar idealiseren. Het loopt ook wel eens anders, met pedicures, kappers en liftgenoten die na amper drie woorden de complotdenker, racist, saaie piet of negativist in zichzelf loslaten. Of zoals toen ik onlangs op reis mijn gebruikelijke waakzaamheid even liet varen, me enthousiast liet meeslepen in een babbel met een onbekende en nog net op tijd doorhad dat de charmante vreemdeling een ingenieus oplichtingsplan in zijn hoofd had. Onbekenden moet je dus ook wel ‘met voorzichtigheid en bescheidenheid’ benaderen, zoals Malcolm Gladwell schreef in zijn boek Talking to strangers.
Tussen de ajuinen en de patatten
Ik wil er niet cynisch over doen, maar in een wereld waarin iedereen zo ongeveer met de neus op de smartphone zit, wordt een babbel met onbekenden stilaan een hele klus. De Franse krant Le Monde verwijst in dat verband naar de verbouwingen van de Monoprix-supermarkten in Frankrijk. Sociaalvoelende architecten hadden bij de uitgang een ontmoetingshoek voorzien, met het idee dat mensen er na het shoppen even konden blijven hangen. Een koffie uit de automaat en een koffiekoek uit de winkel, ik zie het zo al voor me. Samen babbelen over de staat van de mango’s en kersen.
Dream on. Wat was het enige waarin de met aardappelen en uien beladen mens geïnteresseerd was? De stopcontacten! Want de smartphone was leeg en er moest dringend online worden gegaan. Oh ironie! Wat bedoeld was als een plek voor de herwaardering van de babbel, ontaardde in een plek waar een handvol mensen deprimerend over hun schermpje gebogen zat, opgesloten in hun eigen wereld.
De trein dan maar? Als ik de nostalgische verhalen mag geloven, was dat ooit de plek waar mensen een praatje maakten met iemand die lukraak naast hen neerplofte. Maar kijk hoe blij we zijn met de stiltecoupés bij de NMBS. Niet omdat we in de andere wagons de babbelkonten niet van ons af konden slaan, wel omdat we daar compleet gaga worden van de luid spelende Youtube- en Tiktok-filmpjes en schaamteloze bellers.
Oké, er zijn nog andere typische babbeldecors, genre kassa’s, cafés en restaurants. Maar als we zo doorgaan met zelfscankassa’s en QR-codes om op restaurant te bestellen, wordt ook het gesprekje met de kassier of ober stilaan erfgoed. Gelukkig zijn er nog de andere gasten in cafés en restaurants. Maar ook daar is de smartphone bliksemafleider. Misschien is het dat? Misschien zijn we wat er op dat schermpje gebeurt gewoon interessanter gaan vinden dan wat die onbekende te vertellen heeft. Dat we in een aanschuifrij nog amper iemand aanspreken, heeft in die zin misschien meer te maken met de aantrekkingskracht van ons scherm en minder met de afstotingskracht van de mens van vlees en bloed voor of achter ons. In Le Monde zien ze het eerder somber in, en hebben ze het over ‘de sacralisering van de privé’. En daar gaan ze dan wat overdreven op door: ‘Bonjour zeggen was ooit een teken van beleefdheid, vandaag lijkt het bijna een schending van de privacy.’
Het doet me wat denken aan een scène uit de heerlijke film Retour à Séoul. De Frans-Koreaanse Freddy begint in een eettent stoelen en tafels te verschuiven en dwingt de klanten met harde hand om samen aan een grote tafel te gaan zitten. En dus ook – kajiet! – met elkaar te babbelen. Iedereen is te verbouwereerd om nee te zeggen. Maar het werkt. Toch in de film.
Nu nog in het echte leven. Ik hoor dat een hond of baby kan helpen om aan de praat te geraken.
Wat u, beste lezer, op welke momenten geraakt u aan de babbel met iemand die u niet kent? En waarom wel? Of niet? Mail ons!
21 maart 2023
Waarom wij ons gemiddeld 20 procent jonger voelen
Veel mensen voelen zich niet de leeftijd die op hun identiteitskaart staat. Meestal voelen we ons jonger, door de band genomen zelfs 20 procent jonger dan we zijn.


Valerie Droeven
Er is je objectieve leeftijd en er is hoe oud je je voelt. Dat zijn twee verschillende dingen. Zelf heb ik me heel lang – veel te lang - vijftien gevoeld. Tot ver over mijn dertigste: junior in het leven, groen achter de oren. Hoe lachwekkend dat was, besefte ik pas toen er plots een echte vijftienjarige rondliep bij mij thuis. Nu ik net over de veertig ben, voel ik me 32. Geen twintiger meer, maar iemand met een beetje ervaring in het leven, grond onder de voeten, maar ook nog met een lange weg te gaan.
Een collega, die ik bewonder omdat ze erin slaagt mentaal 25 te blijven, voelt zich 37, zegt ze. Al jaren. Ze is lichtjes over de vijftig, maar ze heeft het hoofd, de nieuwsgierigheid en de gretigheid van een 25-jarige. Daar kan de tijd niets aan veranderen. Die 37 zegt ze niet zomaar: het is een van de belangrijke schakeljaren in een mensenleven. Er is ervaring en levenswijsheid, maar tegelijk zijn er nog veel mogelijkheden. Alles ligt nog open. Er zijn geen deuren dicht: carrières kunnen nog omzwaaien, gezinnen kunnen nog gestart worden, passies kunnen nog gevonden worden. Drie jaar later is het andere koek.
Als ik er mensen naar vraag bij de koffiemachine op kantoor zie ik een duidelijke trend: mensen voelen zich vooral jonger dan ze officieel zijn. Ook een andere collega heeft het. Hij voelt zich nooit zijn leeftijd, ‘eerder iets onbestemds’. Ooit zal ik volwassen zijn, zegt hij. Zijn vrienden zijn altijd jonger geweest, en zijn vriendinnen – zonder dat hij dat ooit zo zocht. ‘Daardoor voel ik me dus ook altijd jonger dan ik ben, zolang ik maar niet in de spiegel kijk.’
Een dertiger van 60, en andersom
Het gevoel kan ook verschuiven in het leven. Een 57-jarige collega voelt zich dertig, zegt hij. Maar toen hij dertig was, voelde hij zich zestig. Op zijn 57ste staat hij veel voluntaristischer, opener, frisser in het leven dan op zijn dertigste. Toen was alles donkerder, zwaarder en ouder.
Dat gesprek aan de koffiemachine van De Standaard heb ik niet toevallig. Het Amerikaanse maandblad The Atlantic wijdt in zijn aprilnummer een feature aan ‘de kloof tussen hoe oud je bent en hoe oud je denkt dat je bent’. De auteur sprak met redelijk wat mensen boven de veertig die zich vaak een hoedje schrikken als ze in de spiegel kijken. Mensen die bij het spiegelbeeld instinctief denken: ‘er moet hier iets misgegaan zijn’. Het is niet zo vreemd, blijkbaar. Uit Deens-Amerikaans onderzoek blijkt dat Denen boven de veertig zich gemiddeld 20 procent jonger voelen dat ze effectief zijn.
Zijn we allemaal bang om ouder te worden? Is dat de reden dat we onszelf per se jonger voelen? Bevinden we ons massaal in een permanente staat van ontkenning? De Deense onderzoekers denken van niet: jezelf jonger schatten kan volgens hen ook een vorm van optimisme zijn. Je kijkt naar je leven en ziet nog veel productieve jaren voor je liggen. Je voelt je nog lang niet afgeschreven. De toekomst is geen ‘lange hal van gesloten deuren’. Het is geen vorm van ontkenning, dus, het is positief in het leven staan.
Uit talloze gesprekken die Jennifer Senior, de auteur van het artikel in The Atlantic, voerde, distilleerde ze nog andere oorzaken waarom mensen op een bepaalde leeftijd in hun hoofd stoppen met verouderen. Ze sprak met een vrouw die corona niet meerekent in haar leeftijd. De pandemie was een tijdsdief: ze beleefde toen niets. Er waren niet genoeg ervaringen om levensjaren aan te rekenen. Soms speelt trauma een rol. Iemand voelt zich bijvoorbeeld voor altijd 36, omdat zijn vader op die leeftijd stierf. Hij is niet in staat zich ouder te voelen dan zijn vader.
Eerste-keren
En gek genoeg lijkt Senior ook een verklaring te hebben gevonden voor waarom ik zo lang in mijn tienerjaren ben blijven steken. De tijdspanne tussen je 15 en pakweg je 25ste bepaalt een groot deel van je identiteit. Het is een periode waarin je massa’s herinneringen verzamelt. In die tien jaar beleef je talloze ‘eerste-keren’. Je eerste kus, je eerste lief, je eerste loon, je eerste flat. Die herinner je je voor de rest van je leven. Bovendien zit je brein nog volop in ontwikkeling, waardoor je alles intenser beleeft. Mensen herinneren zich daardoor buitenissig veel dingen die zich tussen hun 15 en 25 afspeelden: wetenschappers noemen dat de ‘reminiscence bump’, de ‘herinneringsbobbel’.
Er is ook het idee dat je als je jong bent, ouder wilt zijn. Het is een verlangen naar onafhankelijkheid. Dat herken ik, toen ik in de twintig was, heb ik daar lang naar gesnakt. Wellicht omdat ik er lange tijd veel jonger heb uitgezien dan ik was. Tijdens een interview wreef een Brusselse politicus eens over mijn bol – ik was 24, maar zag er uit als iemand van 17. Je voelt je niet serieus genomen. Soit, dat verlangen stierf uit met de jaren. Het probleem lost zichzelf op.
Toch is er een kanttekening te maken bij al dat leeftijdsoptimisme. Pas als je met twintigers praat, merk je, als veertiger, dat je geen twintig meer bent. Het kan een ongemakkelijke botsing met de realiteit zijn. Nog pijnlijker is als je het niet ziet. Ken je die scène uit 30 Rock met Steve Buscemi die zijn petje omgekeerd op heeft staan, een skateboard over zijn schouder draagt en tieners aanspreekt met ‘How do you do fellow kids’? Het beeld is een meme geworden om te lachen met oudjes die zich nog jong voelen. Mensen, vooral mannen, van middelbare leeftijd die alles willen: behalve macht en welvaart ook de jeugd. Oké, wie jong geweest is, kent ze, de mannen die daarin veel te ver gaan. Maar dat geldt niet voor iedereen.
Toch is het raar, merkt een collega op, dat iedereen in deze tijden zo’n grote vrijheid heeft om zijn gender te bepalen, maar dat we het zo moeilijk hebben met mensen die zich identificeren met een leeftijd die ver onder hun werkelijke leeftijd ligt. Ze heeft gelijk. Zolang je er niemand kwaad mee berokkent, moet een klein beetje Peter Pan kunnen, toch?
Wat u, beste lezer, bij welke leeftijd bent u in uw hoofd blijven hangen? En waarom (denkt u)? Mail ons!
Lees ook
Lees ook
21 maart 2023
Ga je toch gewoon vervelen!
Vervelen is nuttig, hoe contradictorisch dat ook klinkt.

Zelf weet ik amper nog hoe het voelt: me vervelen. Vroeger ja, toen wel, als kind, uren landerig in de sofa hangen, een lege kop, treiterig doen tegen de rest van de mensheid. Als vowassene gebeurde het me nog maar zelden. Alles was altijd volgepland, en er was altijd een want to do lijst af te vinken. En toen kwam de smartphone, waardoor ik me zelfs in de rij voor de kassa of op het metro-perron niet meer kon vervelen. Dus ja, soms mis ik het wel, dat gevoel. Collega Eva Berghmans verdiepte zich erin, in dat lege gevoel dat verveling heet, en hoe we dat opvullen met apps & co. Niet goed, zo blijkt uit de gesprekken die ze had. In de lege momenten gaat het default mode network van ons brein aan de slag. Dat is niet iets wat je moet aanschakelen of waarvoor je moet gaan zitten. ‘Je doet niet niets als je niets doet’, zegt onder meer Steven Laureys, neuroloog en schrijver van boeken als Breinbreker en het No nonsense meditatieboek. ‘Je default brein is het hersennetwerk dat gedachten, associaties en dagdromen produceert. Het werkt altijd een beetje op de achtergrond, maar wordt pas volop actief als je niet druk bezig bent.’ Het is geen toeval dat de oplossing voor een probleem of een nieuw idee je zelden te binnen vallen wanneer je aan je bureau een vrachtje e-mails zit te beantwoorden.
Iets om te proberen dus. Een uur uit het raam staren en intussen die iPhone op het werk vergeten. Of met een platte batterij op de metro wachten. Ik weet het, het zijn goeie voornemens, maar ik weet ook: de kans dat ik ze ook daadwerkelijk realiseer, is klein. U wel? Of wacht, begin met dit stuk hieronder te lezen.
20 maart 2023
Perfecte, papierwitte tanden, o zo creepy

Bleachorexia. Een dwangmatige drang om tanden alsmaar witter te laten bleken. U kent ze wel, lichtgevende, reflecterende papierkleurige tanden. Steeds vaker te zien in het straatbeeld. En wat met de zogenaamde Turkije-tanden? Een pianoklavier vol. Ook die zie ik vaker. Er zijn grenzen aan perfectie, ook in de mond.
Wit is altijd schoon. Het is een boutade intussen, die titel van het boek van Leo Pleysier. Plat gebruikt als kop in de media, telkens als er geschreven moet over sneeuwlandschappen of alles wat maagdelijk wit is, maar ook een waarheid. Want wit is mooi. Maar het wordt ook snel lelijk. Wit ondergoed moet nagelwit zijn, vergrijsd of vergeeld is wit een afknapper.
Maar er zijn grenzen aan wit en witter dan wit. Het is een gedachte die me de laatste tijd vaker bekruipt wanneer ik iemand tegenkom wiens tanden te zwaar door de bleker zijn gehaald. Verblindend wit. Onnatuurlijk wit. Papierwit. Lichtgevend wit. Vreselijk vind ik het. Creepy. Met zo iemand praten heeft op mij hetzelfde effect als een babbel met iemand die een stuk peterselie tussen zijn hoektanden heeft zitten. Plots ben ik me bewust van de raarheid van de mond die tegen me praat en kan ik naar niets anders meer kijken, aan niets anders meer denken dan aan die tanden. Perfection gone wrong, zo voelt het. Iemand die zich in de luren heeft laten leggen, door zichzelf of door de bleker van dienst. Perfecte tanden zijn een vorm van status geworden, zoveel is duidelijk, maar wie er dan te ver in doordrijft, etaleert een soort van strevertjesgevoel dat we dan toch weer zielig vinden.
Bleekdwangdrang
Ik verzucht het tegen mijn tandarts. Net voor ze me verdooft, vraag ik wat dat nu is met die losgeslagen witte-tandenmanie. Ze is geen fan, zegt ze, van die extremen. Ze hoort van collega’s dat het witste wit soms nog niet wit genoeg is, en dat patiënten boos worden wanneer de tandarts niet witter wil gaan dan wit. Er is een naam voor: bleachorexia. De ziekelijke obsessie met te witte tanden en de overtuiging dat je eigen tanden nog lang niet wit genoeg zijn. Een beetje zoals mensen die niet kunnen stoppen met botox of fillers. Of, in het geval van anorexia, met vermageren. De Nederlandse krant NRC had er onlangs een stuk over. Ze praatten met mondhygiënist Ingomar Paz, die er nog eens de nadruk op legt dat tanden helemaal niet wit horen te zijn, die hebben van zichzelf een geel-grijze tint. ‘Maar’, zegt hij, ‘door media, vooral sociale media, hebben mensen het idee gekregen dat witte tanden de norm zijn, witte tanden stralen luxe uit. Mensen hebben een niet-realistisch beeld ontwikkeld. En het zijn vaak de mensen die al witte tanden hébben, die ze nog witter willen.’

De excessen zijn er al. Hoe vaak heb ik de laatste maanden al niet gefascineerd zitten staren naar een van die krantenstukken over mensen die naar Turkije gaan om daar tegen discounttarieven hun gebit te laten ‘doen’, en hoe ze terugkomen met perfect ogende witte en regelmatige tanden, maar vergaan van de pijn of zware mondproblemen krijgen. Turkije-tanden, zo heet dat intussen al in de – excusez le mot – volksmond. Het gaat dan niet alleen om de kleur, ook om de ‘orde in de mond’. Perfectie laat namelijk geen ruimte voor een scheef of geel tandje, noch voor een spleetje tussen de boventanden. Terwijl ook net dat dingen zijn die karakter aan iemands gezicht geven.
Teams-tanden
Wat is dat nu met die hype? Ik stel de vraag aan het verbond van Vlaamse Tandartsen en kom zo terecht bij tandarts Frederik Ardenois. Natuurlijk is hij een pleitbezorger van gezonde tanden, en van gezonde tanden die er mooi uitzien, maar ook hij ziet wel dat het soms extreem wordt. ‘Hollywoodtanden, of witte pianotoetsen, zo noemen wij dat. Er zit zeker een Amerikaanse invloed achter, maar ook sociale media en populaire make-overprogramma’s spelen een rol. Net als het videovergaderen en videobellen van tijdens de coronajaren iets in gang gezet hebben. Zo lang en zo vaak naar je eigen gezicht zitten kijken, maakt een mens nu eenmaal kritischer voor zichzelf. Ook hij ziet weleens een geval van bleachorexia passeren: ‘Dat is bijna iets psychologisch, een ingebakken overtuiging dat de tanden geel zijn. Dan moet je zo’n patiënt echt met een kleurenkaart overtuigen dat witter echt niet oké zou zijn’.
‘Maar’, aldus nog Ardenois, ‘ik denk dat we in Europa nog altijd niet zo ver afgedreven zijn als in de VS. Hier blijft een zekere naturel belangrijk, en we zullen het patiënten toch uit het hoofd praten als ze te extreem willen gaan. Zeker bij de tandartsen, ik weet niet hoe die dialoog in de stoelen van schoonheidsspecialisten of zogenaamde bleachingsalons verloopt natuurlijk. Laat staan over wat in Turkije of Thailand gebeurt, wanneer mensen aan dentaal toerisme doen.’
Slijpen en kronen
Hij zet meteen ook even alles op een rijtje, het hele menu: grosso modo zijn er drie behandelingen, leer ik. Bleken is de eerste, bleaching dus. Reken zo’n vijfhonderd euro. Daarbij maakt de tandarts een bitje op maat van je gebit, dat je dan vult met een bleekstof en een paar uur tot een nacht laat inwerken. ‘Belangrijk dat je dat bij een tandarts doet,’ zegt hij, ‘in andere circuits wordt weleens een minder passend of uniform bitje gebruikt, maar dan riskeert die vloeistof ernaast te lekken en kan het zo je tandvlees en gehemelte beschadigen. Het is trouwens cruciaal dat je gebit al grondig gecontroleerd is op gaatjes vooraleer je begint te bleken. Ook dat is een argument om het bij de tandarts te doen.’
Een tweede optie zijn de facetten of faces. Voorzettanden eigenlijk. Dat kan een optie zijn wanneer een tand bijvoorbeeld ontzenuwd is en niet meer vatbaar voor bleekstoffen. ‘Daarbij wordt dan een soort schelpje op de tand aangebracht. In porselein of in composiet. Daarmee kan je zowel kleur als vorm corrigeren. Het is zo een van die typische Turkije-behandelingen. Net zoals de derde optie, waarbij de tanden worden afgevijld en daar dan kronen rond gezet worden in de vorm en in de kleur die je wil.
Ardenois: ‘Als dat goed gebeurt, kan dat net zoals bij de facetten goed resultaat opleveren, maar als dat snel-snel en zonder goede basiszorgen in een paar dagen moet worden afgewerkt, kan er wel een en ander mislopen. Bij het afslijpen kan er bijvoorbeeld een zenuw geraakt worden.’
Prijskaartje? Voor facetten en kronen in porselein reken je ongeveer 700 à 800 euro het stuk. Composiet is iets goedkoper, maar ook weer vatbaarder voor verkleuringen. Even rekenen: met tien tanden ben je al meteen een achtduizend euro kwijt. Grof geschat.
‘Los van die doorgedreven behandelingen is er natuurlijk ook nog de beugel,’ benadrukt hij nog, ‘iets wat je dan weer op langere termijn moet zien’. En dat is misschien niet waarvoor iedereen het geduld heeft. Zeker wie intussen al gewend is om voor billen-buik-borsten-lippen snel naar het buitenland te trekken. Zoals ik zag in Chasing beauty op Streamz.
Het blijft een dilemma. Dat voel ik zelf ook. Hoe ver ga je erin mee? Wanneer laat je je de ketterkelder inpraten omwille van een grijzige schijn of een overbite? Wanneer denk je: ‘hm, nu wil ik ze ook allemaal wit en op een rijtje’. Het gaat natuurlijk breder dan tanden alleen. Perfectie, rimpelloosheid en de afwezigheid van kwabbervel lijken intussen bijna de gemakkelijkste manier om iemands waarde aan op te meten. De gemakkelijkste manier en dus ook de minst interessante natuurlijk, de minst karaktervolle ook. Of is ook dat weer goedpraterij van iemand met grijzige konijnentanden?
Het doet me denken aan een stukje in de column van Rebekka De Wit onlangs. Ook zij zat bij de tandarts, waar ze een vragenlijst moest invullen: ‘Hoe ziet u de toekomst van uw gebit, was een van de vragen. “Vergankelijk en stralend”, schreef ik. De assistente vroeg of ik interesse had in een bleaching, maar dat wilde ik niet. Ik wilde dat als straks de melancholie van mijn gebit afspat, er ook levensdrift van afspat, iets stralends zeg maar, maar dat zei ik niet, en ik kreeg een folder mee over tandsteen.’
Wat u, beste lezer, hoe ziet u de toekomst van uw gebit? Kijkt u met afgunst of wie weet zelfs statusangst naar de perfecte tanden rondom u? Mail ons!
21 maart 2023
Hoe angst en trauma het leven van Shanti onmogelijk maakten
Op haar 23ste vroeg Shanti De Corte euthanasie vanwege psychisch lijden aan. De wereld was haar te beangstigend na de aanslagen in Zaventem.

Shanti De Corte was een van de vele mensen wier leven op 22 maart 2016 compleet door mekaar geschud werd. Ze stond in de luchthaven van Zaventem samen met de rest van haar klas, klaar om te vertrekken op Romereis. En toen vielen de bommen. Lichamelijk hield ze er weinig aan over, maar psychisch was ze getekend. Nooit kon ze nog zonder angst zijn. Ze durfde niet meer buiten komen, twijfelde aan zichzelf, kon nergens nog een safe space vinden. Als buitenstanader denk je dan misschien: ‘ach, waarom toch? Er zijn zo veel mensen die overleden zijn bij de aanslagen, zo veel mensen die fysiek nooit meer kunnen wat ze konden, waarom kan iemand niet gewoon blij zijn dat ze het heeft overleefd?’ Shanti overleefde het evenmin. Ze vroeg euthanasie aan wegens psychisch lijden.
Collega Griet Plets sprak met Shanti’s moeder, Marielle De Ridder. Samen reconstrueerden ze Shanti’s leven en lijdensweg. Doorheen haar verhaal voel je als lezer wat angst en trauma echt betekenen, zeker voor iemand die nood had aan controle. Hte is ene mooi verhaal, ene triets verhaal ook, en het bewijst hoe kwetsbaar de ziel is, of toch de ziel van sommige mensen, en hoe je zoiets nooit allemaal over één kam kan halen. Een beklijvend interview.
16 maart 2023
Een middagdutje is een goed idee, vooral op een werkdag

Heeft u ook al eens een collega met een rode handafdruk op het voorhoofd zien terugkomen van het toilet? Ga er dan maar van uit dat de nood om een (hoofdondersteunend) middagdutje riep. Is het een schande, dat dutten op het werk? Of net nuttig? Collega Peter Vantyghem is fan.

Peter Vantyghem
Ik ben een werkvloerdutter. Ik geloof dat een dutje mensen helpt om beter en creatiever te werken. Zelfs sneller te schrijven, en zich goed te voelen. Maar om deugddoend te dutten, moeten de gelovigen zich wel verstoppen. In hun auto op de parking, een vergeten lokaaltje, of op het toilet. Geen probleem, want dutten doe je alleen en in stilte. Daarna ga je weer werken, en vaak begin je met de knoop die je voor de pauze bezighield, meteen te ontwarren.
‘Een kort middagslaapje maakt je slimmer, sneller en geeft je vertrouwen.’ Dat zei William C. Dement in 2000, toen hij zijn boek The promise of sleep uitbracht. Hij noemde het dutje een belangrijk wapen tegen de vermoeidheid, en mensen die het op de werkvloer deden: ‘helden’.
Dement is 91 geworden. Hij was een pionier in de slaapwetenschap en zou het ongetwijfeld fijn gevonden hebben dat er in de VS eerder deze week National Napping Day plaatsvond. Hij zou vast een opgestoken duimpje gemaild hebben naar Johan Verbraecken, coördinator aan het UZA Slaapcentrum, die deze week pleit dat een middagdutje een goed idee is om een beter evenwicht te vinden tussen werken en slapen. En dat bedrijven daar plaats voor mogen voorzien.
Oeps.
Slapen op de werkvloer, dat is een provocatie. Ze straalt deze boodschap uit: ik ben tot drie uur uitgeweest en oooh, mijn arme hoofd, nee dat zal niet gaan, maar ik wil vandaag wel mijn pree. Het betekent dat je geen zin hebt, of lui bent, en asociaal. Samengevat: de werkvloerdutter is een opportunist, een presenteïst (ziek zijn en toch blijven werken), een paria. Afvoeren!
Maar kijk. De Belgische slaapvereniging vindt een ‘power nap’ nuttig om beter te presteren op het werk. Ze moedigt werkgevers zelfs aan om daar ruimte voor vrij te maken. Is het tijd om het middagdutje in ere te herstellen?
Covid als breekijzer
Het zou kunnen dat de covidperiode het dutje een boost gegeven heeft. Thuis kun je in alle privacy even op de sofa liggen. Het is nu half drie, ik kom er net vandaan. Ik heb de vorige paragrafen in deze tekst juist gezet, een elektriciteitspanne opgelost en de ploegbaas die onze renovatie leidt, twee praktische suggesties gedaan.
De belofte van slaapspecialisten, dat een dutje ervoor zorgt dat ‘het geheugen een boost krijgt, de job beter gedaan wordt, je humeur erop verbetert en je alerter bent’, krijgt daarmee voeding. Ik neem er een recent rapport bij van de National Sleep Foundation, dat aangeeft dat ook mijn logisch redeneren, motorische vaardigheden en zintuiglijke perceptie baat hebben bij zo’n nap. En niet te vergeten: mijn hart en bloedvaten. Goed voor alles, en je hebt er niet eens een app voor nodig.
Mijn relatie met het middagdutje is al oud. Mijn vader zaliger werkte van acht tot twaalf, kwam naar huis en at, ging op de sofa liggen met De Standaard op zijn hoofd, viel meteen in slaap en verrees een kwartier later. Daarna loste hij in tien minuten het kruiswoordraadsel op en ging hij van 14 tot 19 uur pleidooien schrijven. Van hem kreeg ik de boodschap mee dat dutten mag.
‘Alle mensen, ongeacht hun cultuur of geografische locatie, hebben een genetisch bepaalde middagdip’, verzekert neuroloog Matthew Walker ons in zijn bestseller Slaap. Vele culturen hebben die biologische wetmatigheid cultureel omarmd. ‘Sexta’, zeiden de Romeinen: op het zesde uur na het ontwaken, rusten we even uit. Vandaar: ‘siësta’. Op veel plaatsen in de wereld wordt die in ere gehouden. Wie het patroon verandert, betaalt een prijs. U mag drie keer raden waar wij, ijverige Vlamingen, liggen op die landkaart.
Minder dan een uur!
Slaap is het offer dat we brachten op ons utilitaire altaar. Door de uitvinding van het kunstlicht verstoorden we onze relatie met het natuurlijke licht en dus ons biologische ritme. Door te denken dat we de natuur naar kantooruren kunnen plooien, maakten we onszelf wijs dat we de hele dag naar een computer kunnen staren en ’s nachts slapen alsof we normaal geleefd hebben. Dat doen we niet. We piekeren, woelen, lijden en doen infarcten.
Dat maakt het ook gevaarlijk om het dutje verkeerd te gebruiken. Een groot onderzoek in het najaar van 2022 wees uit dat Amerikanen gemiddeld een uur dutten. Dat is veel te lang: niet te verwonderen dat meer dan de helft zich groggy voelt na dat uur. ‘Inertie’, heet dat officieel. Of in de volksmond: ‘Alsof er een vrachtwagen over u heen is gereden.’

We weten veel te weinig van slaap. Er zijn verschillende fases die verschillende functies hebben. Dut langer dan een half uur en u gaat in diepe slaap (oftewel N3). Slaap niet meer dan 20 minuten en ze blijft oppervlakkig (N1 en N2). Ik bespaar u de hele medische uitleg, maar spreek uit eigen ervaring: train u in de korte ‘power nap’. Zet uw wekker op 20 minuten, desnoods een half uur als u een aanloop nodig hebt. Dan wordt u fris wakker. Wil u toch langer slapen, maak er dan een hele slaapcyclus (met REM-slaap) van, minstens anderhalf uur dus. Maar die kan impact hebben op uw nachtslaap.
Het beste is natuurlijk zo gezond te leven dat u ’s middags geen dip voelt. Johan Verbraecken raadt meer beweging aan, en vooral meer daglicht van ’s morgens vroeg, om de biologische klok juist te zetten en het slaappatroon goed af te stellen. Nu we steeds meer fietsen naar het werk, kunnen we beide combineren. Nog een argument om dat netwerk van veilige fietsroutes zo snel mogelijk uit te breiden.
Ik ben een pragmatische middagdutter geworden. Zoals neurologe Inge Declercq bepleit in Slaap wijzer, gebruik ik de power nap niet om een slechte nacht te compenseren, want dat wordt een vicieuze cirkel. En voel ik de dip niet, dan nap ik niet, ook al raden specialisten een zekere regelmaat aan. Er zijn ook kleine hulpmiddelen. Ik heb de ochtendkoffie laten vallen omdat je na acht uur slaap nog geen caffeïneboost nodig hebt, en zo heeft een eerste kop om 14 uur wel effect. Het helpt ook om ’s middags gewoon een half uur te gaan wandelen, en in de zon te zitten.
Van mijn bedrijf verwacht ik geen dutjesplek. Het past niet in de Vlaamse arbeidscultuur, en het is praktisch moeilijk te realiseren. Zo blijven overal in het land mensen ’s middags stiekem in hun auto, of op een stil plekje, nappen. En hier en daar wordt, Japanse bedrijven achterna, geëxperimenteerd met de micro-nap (tot vijf minuten) en de nano-nap (20 seconden). Die laatste vind ik een uitdaging en soms lukt het. Wonderlijk gevoel, zo’n snelle boost, maar de vraag is dan: zit daar geen mega-utilitaire drijfveer achter?
Wat u, beste lezer, durft u dutten op het werk? Of vindt u het not done? Mail ons!
Lees ook
16 maart 2023
Is uw baas een mens of een robot?
Steeds vaker worden algoritmes ingezet om te screenen wat en hoeveel mensen doen op het werk. Misschien efficiënt voor het bedrijf, maar niet altijd even goed voor mentaal welzijn.

Collega Nathalie Carpentier boog zich over een interessant en tegelijk scary fenomeen: de algoritmes en de artificiële intelligentie die steeds meer worden ingezet om werknemers te monitoren en te controleren. Het bekendst zijn de van gps voorziene apps die fiets- en postkoeriers tracken en waarmee gebruikers hen een score kunnen geven. Maar ook in callcenters is monitoringtechnologie al goed ingeburgerd. Hoeveel telefoontjes heb je gedaan? Hoeveel deals heb je afgesloten via de telefoon? Hoeveel maaltijden heb je afgeleverd? En hoe ver zit dat van de quota?
Ik weet niet hoe het met u zit, maar zelf zou ik daar even niet goed van worden. Het zou voelen alsof ik als een soort Pacman zo veel mogelijk voorgeprogrammeerde ballen zou moeten doorslikken, voortgedreven door een nooit aflatende biep-biep-biep-biep. Ik zou mezelf inwisselbaar vinden, niet gewaardeerd voor mijn echte talenten, maar enkel als ratje in een ratrace. Tegelijk kan ik me inbeelden dat het voor andere mensen wel werkt. Dat mensen die nood hebben aan duidelijkheid en transparantie er net door gemotiveerd geraken, alsof ze Pacman zouden spelen.
Wat u, beste lezer, kent u het? Is ook uw baas een algoritme? Mail ons!
16 maart 2023
Mooigedacht (40): 'We scheppen elke dag mee de wereld'
In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

‘Weet je, Alexia, men zegt vaak dat ik een steen heb verlegd. Ik zeg: die vele vrouwen hebben elk hun steen verlegd en samen heeft dat een weg gemaakt. Een weg naar vrijheid. Een weg naar waardigheid. We scheppen elke dag mee de wereld.’ Jeanne Devos (88), werkte 53 jaar in India als voorvechter voor huisarbeiders, en werd genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede. Deze week zat ze voor de camera van Alexia Leysen voor de rubriek De zin. Die besloot ze met de uitspraak die doet denken aan de videoperformance van Francis Alys When faith moves mountains, waarbij een heel dorp in Peru samenwerkte om een berg te verplaatsen. Maar dus terug naar Jeanne Devos, die Alexia de schijnbaar simplistische maar altijd relevante zin influisterde: ‘Niets is onmogelijk als we het samen doen.’
Lees ook
15 maart 2023
Het mysterie van de vergeten plot

Weet u nog hoe Better call Saul geëindigd is? Wie ging er dood in het eerste seizoen van The white lotus? We bingen de ene reeks na de andere, we gaan naar de cinema en tussendoor jagen we er nog wat romans door. Maar als u ons een paar maanden later naar de plots vraagt, geeft ons geheugen niet thuis. Hoe komt dat nu toch, vraagt collega Tom Heremans zich haarkrabbend af.

Tom Heremans
Een van de beste, of in ieder geval meest intrigerende tv-reeksen van de voorbije jaren was, als u het mij vraagt, The leftovers. Bij het begin van het eerste seizoen, meen ik me te herinneren, was een groot deel van de wereldbevolking plotsklaps van de aardbodem verdwenen. Op onverklaarbare wijze nog wel. De reeks handelde daarna over de manier waarop de achterblijvers met dat verlies, dat mysterie, die onwetendheid omgingen. Sommigen werden radeloos van verdriet, anderen begonnen een sekte (waarin iedereen zich probeerde dood te roken), nog anderen trokken een mentaal pantser aan en deden gewoon voort, alsof er niets was gebeurd. Interessant, goeie cast, goed geschreven.
Misschien moet ik er nog eens naar kijken, want ik herinner me er nauwelijks nog iets van, en al zeker niet hoe het afliep. Dat heb ik steeds vaker. Van de film Licorice pizza herinner ik me dat ik hem geweldig vond, dat er veel in werd gerend, en dat het met de zoon van Philip Seymour Hoffman en dat ene meisje van Haim was, maar waarover het ging? Echt geen idee meer, en ik heb die film vorig jaar gezien. Of was het twee jaar geleden, zelfs dat weet ik niet meer. The corrections van Jonathan Franzen, een van de weinige romans die ik de voorbije twintig jaar met plezier helemaal heb uitgelezen? Iets over een familie, en op zeker ogenblik valt een oude man van een schip in het water. Wie en waarom? Geen benul. Of wacht, was dan misschien in Freedom, zijn volgende roman? Of kwam Freedom na Purity? Die twijfel! Vorig jaar heb ik trouwens The world according to Garp van John Irving opnieuw gelezen, een kwarteeuw na de vorige keer. Dat boek is me lang bijgebleven, maar nu was het alsof ik het voor het eerst las, en het is intussen alweer goeddeels uit mijn brein weggespoeld. Ik herinner me overigens een scène uit de film naar het boek, waarin Garp en zijn vrouw staan te kijken naar een huis dat ze misschien willen kopen. Precies op dat moment stort een sportvliegtuigje neer op het dak. ‘We nemen het’, zegt Garp. ‘De kans dat er nog eens een vliegtuig op dit huis neerstort, is wel erg klein.’ Ik denk dat die scène niet in het boek zit, maar ik weet het alweer niet meer zeker. Mijn favoriete boek aller tijden is trouwens Breakfast of champions van Kurt Vonnegut. Dat heb ik al vijf keer gelezen, de laatste keer drie jaar geleden, en ik zou u bij God niet meer kunnen vertellen waarover het gaat. So it goes.

Nog eentje. De allerbeste tv-reeks van het voorbije decennium is, opnieuw als u het mij vraagt, Better call Saul. Het duurde elke keer weer erg lang voor daar een nieuw seizoen van op Netflix kwam. Ik keek er telkens reikhalzend naar uit, en toen het er eindelijk aankwam, probeerde ik me voor de geest te halen hoe het vorige seizoen ook alweer was geëindigd. Er kwam niets. Enkele flarden, maar geen verhaal, geen cliffhanger, niets. Zonder de recap was ik hopeloos verloren.
Valiestrauma
Vroeger was het beter. Of toch anders. Er was vooral minder. Je was al blij als er op tv een serie te zien was die de moeite loonde om te volgen. Naar de bioscoop gaan was een evenement. Dvd-boxen waren duur. Was er daardoor meer ruimte in je hoofd om te onthouden wat je wel zag en las? Ik herinner me The Sopranos, waarvan ik de zes seizoenen 15 jaar geleden druppelsgewijs op dvd heb gezien, levendiger dan het eerste seizoen van The White lotus, dat ik nog maar een jaar geleden heb gezien. Daarvan herinner ik me alleen de valiesscène op het eind levendig (kijk zelf, als u benieuwd bent).

Zou het kunnen dat ons brein maar zoveel informatie kan absorberen en dan maar selecteert? Dat zou zeker kunnen, wijst onderzoek uit. De plot van een boek, film of serie is geen levensnoodzakelijke informatie, dus die wordt er het eerst weer uitgeduwd, als er plaats moet worden gemaakt (die formulering brengt ons wel erg dicht bij de valiesscène uit het eerste seizoen van The white lotus, bedenk ik nu, waarvoor excuses). Bovendien hebben we sinds de komst van het internet anders leren onthouden: onthouden waar we de informatie kunnen terugvinden, is belangrijker geworden dan de informatie zelf onthouden. Zolang ik dus weet dat The white lotus een HBO-reeks is die op Streamz staat, hoef ik zelfs de valiesscène niet te onthouden, ik kan ze altijd opnieuw bekijken. Gesteld dat ik dat zou willen. Wat niet het geval is.
Binge-effect
Wellicht komt het daardoor dat we (ik toch) vroeger beter onze fictiereeksen onthielden: je kon ze in de tijd van de analoge lineaire tv, voor het VHS-tijdperk, maar één keer bekijken. Je moest ook een week wachten op een nieuwe aflevering, waardoor je de vorige beter onthield. Dat blijkt trouwens nog altijd het geval te zijn, wijst een Amerikaans experiment van enkele jaren geleden uit. Daarin werd een groep gevraagd een tv-reeks in één keer te bingen, een andere groep bekeek dezelfde reeks a rato van één aflevering per week. Daags nadat ze de reeks hadden uitgekeken, kregen ze er een aantal vragen over. Daarbij scoorde de groep bingewatchers het best. Maar vijf maanden later werd de quiz herhaald, en toen scoorden de bingewatchers opvallend minder goed. Je kunt je brein dus echt met te veel informatie voeden.
Wat ons weer bij het internet brengt. De niet-aflatende online nieuwsstroom, de stortvloed aan informatie op sociale media, het helpt allemaal niet om ruimte te creëren in ons geheugen voor verhaaltjes, hoe pakkend die ook mogen zijn. Maar ook veel andere dingen onthouden we niet meer. Het internet gaat om die reden ook fungeren als een extern geheugen: het slaat de info voor ons op, we weten het daar te vinden. Maakt dat ons dommer? Als dat zo was, dan had een andere uitvinding, uit halfweg de 15de eeuw, ons nog veel dommer moeten maken: de boekdrukkunst.
En wat u, lezer, hebt u het ook steeds moeilijker om de plot van boeken, films en reeksen te onthouden? En zijn er trucs om ze weer naar boven te spitten uit uw geheugen? Mail ons!
15 maart 2023
Mannen, geef vrouwen geen dode vis

Wat ergert mannen op de datingprofielen van vrouwen en wat ergert vrouwen aan de datingprofielen van mannen? De Nederlandse columniste Japke-d. Bouma vroeg het aan Twitter en kreeg flink wat dode vissen, zonnebrillen, lycrapakjes en Porsches.
Schrijf op je profiel geen trauma’s van je af, vinden mannen. Bijvoorbeeld dat je ‘GEEN ZUINIGE MAN’ zoekt. Of: ‘GEEN VREEMDGANGER’ – inderdaad met kapitalen. Wat ook vaak voorkomt: ‘Ik heb mijn rugzakje op orde, jij ook?’ Waardoor veel mannen denken dat ze een enorme puinhoop op hun bord krijgen. ‘Geen zin in gedoe’ is ook een afknapper. ‘Want als íéts gedoe is, is het wel een relatie’.
Vrouwen over mannen dan: ‘het ergste vinden vrouwen de foto’s met grote, dooie, gevangen vissen – die hoeven we écht niet, die vissen, daar hebben we Deliveroo voor. Wat wil je bovendien zeggen met zo’n groot, hulpeloos, dood dier in je armen? Verdiep je liever eens in je doelgroep.’
Om maar te zeggen: Japke weet wel wat een mens wil weten.
15 maart 2023
Weg met dat perfectionisme

Zeg niet perfectionisme, zeg optimalisme. Ga voor het best mogelijke resultaat, niet voor de perfectie.
Het is zo een van die betere slechtere eigenschappen. Of beter: een slechte eigenschap die je toch zo handig kan vermommen als een betere kwaliteit: ‘ach ja, ik kan het niet helpen, ik ben nu eenmaal perfectionist.’ U kent ze wel, dat soort semi-excuserende slash uitspraken. Dat het vandaag bon ton is om jezelf perfectionist te noemen, heeft deels te maken met het verkeerde begrip ervan, maar ook met de tijdsgeest. ‘De neoliberale samenleving cultiveert perfectionisme. We worden gewaardeerd om wat we doen’, zegt Liesbet Boone, die er het boek Niet perfect, toch tevreden over schreef. ‘Als je wilt tonen dat je waardevol bent, kun je maar beter zeggen dat je veel presteert.’
Perfectionisme stimuleert een aantal positieve karaktereigenschappen, maar het kan ook toxisch worden, en dus stelt Boone een interessante piste voor: je kunt van perfectionisme naar optimalisme evolueren. Dat is het streven naar een zo goed mogelijk resultaat, zonder krampachtig het perfecte na te jagen. Het is een boeiende kwestie. Collega Bram Van Renterghem sprak er met een paar mensen over.
14 maart 2023
Hoe Vinted de gierigaard in ons naar boven haalt

Twee euro op de tweedehandssite Vinted lijkt een heel andere twee euro dan in de echte wereld. Plots worden we schraperig, gierig en pinnig. Of zit er een les achter?
Onlangs had onze freelancer Else Boer het in de krant over de shopaholic in zichzelf en hoe ze dat beest in godsnaam zou kunnen temmen. Door alleen nog tweedehands te winkelen, dacht ze. Tarara. Ze ging ervan uit dat ze een beter mens zou worden door weg te blijven uit de winkelstraten en fastfashionverkopers, maar ze stelde bij zichzelf vast dat ze ook op Vinted en co. op zoek bleef gaan naar de snelle koopkick. En vooral: dat ze er geld bleef uitgeven aan dingen die ze niet nodig had.
Raar is dat niet. Het algoritme van Vinted lijkt in elk geval slimmer dan dat van pakweg Booking of Zalando. De tweedehandsmode-app slaagt er op een of andere manier veel beter in om op je zwakke plekken te duwen en ze weet zo aan welk soort medicijn je nood hebt om de blues in jezelf te bedwingen. Kooptherapie maakt geen onderscheid tussen nieuw en tweedehands.
Geweigerd!
Maar laten we het ook eens over de andere kant hebben: hoe Vinted de gierigaard in onszelf naar boven doet komen. Of mooier gezegd: hoe Vinted een hernieuwde bewustwording in gang zet voor de waarde van geld. Als u ook op Vinted zit, weet u perfect wat ik bedoel. Hoe één euro op Vinted psychologisch haast vergelijkbaar is met 20 euro in het echte leven. Ook bij mij is het zo gegaan. Stilaan sijpelde het binnen. Het begon met 14 euro die ik vroeg voor een trui. Een redelijk bedrag, leek me. Goede staat, fijn merk, alle credentials. Al snel kwam er een bod binnen: 12 euro! Ik twijfelde. Liet het aanbod een hele dag open staan. Diezelfde avond klikte ik machtswellustig op ‘aanbod geweigerd’. Een paar dagen later kocht iemand de trui voor 14 en voelde ik een onnozele soort triomf. Een paar laarsjes. Gedragen, maar ik zag er nog makkelijk 12 euro in. Iemand wou wel voor 10. Ik twijfelde weer.

Die twee euro bleef rondjes draaien in mijn hoofd. Twee euro, godbetert. Een bedrag dat ik doorheen de dag onnadenkend uitgeef. Tweemaal een flesje bruiswater uit de automaat, en hop. De mango die ik gisteren kocht: ergens tussen twee en drie euro! Zonder morren ging die in het mandje. Maar twee euro op Vinted. Dat was iets anders.
Afdingen
Die opwaardering van een euro op Vinted is niet alleen bij mij een dingetje. Op de sociale media vragen mensen het zich geregeld af. Zo is er ene Kyra, die de bal een paar jaar geleden al opworp op Twitter: ‘Vraagje aan de mensen op Vinted: Wat doen jullie met die één euro als ik 7 euro vraag en jullie 6 euro bieden? Op reis gaan naar de Malediven?’ Waarop iemand reageerde met een snedige: ‘En wat zou jij dan juist doen met die ene euro meer die je zou krijgen? Ik snap je, maar geldt aan beide kanten he.’ Een andere twitteraar poneerde een Oom Dagobert-regel: ‘Alle beetjes helpen om rijk te worden, he. De mensen die elke euro omdraaien zijn het rijkst’, en uit een andere hoek kwamen vergelijkingen met de tapijtenmarkt van Marrakech en de vaststelling dat het ons wellicht allemaal om de sport van het afdingen te doen is. Waarop de Kyra van het eerste draadje weer: ‘Nee dat is gewoonweg belachelijk, het is al 70 procent goedkoper dan wat ik betaald had dus dat ze hun euro steken waar de zon niet schijnt.’
Het is gek hoe het iets doet in ons hoofd. Hoe die ene biotoop van kopen en verkopen onze middenklassenormen van wat geld waard is door elkaar schudt. Hoe we plots anders denken over de waarde van een paar euro’s wanneer we zelf in een kraam winkeltje staan te spelen. En oké, er zijn de verzendkosten die al snel een paar euro bedragen, er is de kopersbescherming die je ook nog bij de vraagprijs moet rekenen, waardoor een vraagprijs van 12 euro al snel 15 euro voor de koper is. Maar het blijft, los van de Primarks van deze wereld, een minibedrag voor kleding.
Het is vergelijkbaar met de financiële normverschuiving die je voelt in een zuiderse soek of bazaar, plekken waar alles een pak goedkoper is dan hier. Daar maak je onbewust een gemiddelde van de verkoopprijzen en toets je daar de prijskaartjes aan. Waardoor 5 euro plots een status krijgt die veraf ligt van 5 euro in een Brusselse Proxy Delhaize. En waardoor je als verkoper ook het waardegevoel van wat in je eigen kraam ligt hoog wil houden.
Maar het wordt raar wanneer beide referentiewerelden mengen, dan krijg je een soort van waardevermenging die iets bevreemdends heeft. Neem nu het verhaal van De Blauwe Jurk. Een jurk die ik al even niet meer droeg had ik voor 5 euro verkocht op Vinted. Blij was ik met de deal, want die 5 euro deed mijn Vinted-portefeuille aantikken. Zo’n portefeuille – effe bijbenen voor wie niet op Vinted zit – is een virtueel potje waarin alles wat je verkoopt samengeteld wordt. Die pot kun je gebruiken om zonder tussenkomst van bankkaart opnieuw dingen te kopen op Vinted. Een gesloten systeem dus. Een biotoop op zich. En dat systeem maakt dat elke euro daarbinnen anders geëvalueerd wordt dan in de wereld daarbuiten.
Maar dus terug naar die jurk. Met zorg had ik ze ingepakt, stevige tape errond, nog een leuk kaartje erin. Pr en zo, u weet wel. Toen ik het pakje ging afgeven in de minisupermarkt achter de hoek, viel mijn oog aan de kassa op een plankje met repen Tony’s Chocolonely. Terwijl ik moest wachten op de scan (de verzending wordt betaald door de koper) bestudeerde ik de labels. Hm, dark milk pretzel. Hmm. De woorden regen zich in mijn hoofd aaneen tot een irrationeel verlangen. Het was mijn beurt, de dame aan de kassa scande mijn pakje. En ze scande de chocolade. 4,90 euro betaalde ik.
Verbouwereerd stapte ik buiten. Plots besefte ik dat het geld dat ik verdiend had met het marchanderen, inpakken en nadenken over de jurk in de wereld buiten Vinted niet meer waard was dan een reep (een grote, weliswaar) chocolade. Eigenlijk, en nu komt de moraal van het verhaal, vond ik het een goeie les, want het gold ook omgekeerd. Wat had ik in godsnaam betaald voor een pak chocolade?
Dus ja, laat ik er een inzichtelijke conclusie aan vastknopen. We worden au fond niet gierig van Vinted. Vinted (en wellicht ook andere tweedehandssites) confronteren ons vooral met de echte waarde van een euro.
Wat u, beste lezer? Heeft u gelijkaardige ervaringen? Wat hebben ze u geleerd? Mail ons! Mail ons!
14 maart 2023
Is het hypocriet om actie te voeren voor het klimaat als je nog het vliegtuig neemt?
Het is een vraagstuk als geen ander. Complex en lastig. Een kwestie van hypocrisie? Of net niet?

‘Toen een paar weken geleden een snelweg in Nederland werd geblokkeerd om aandacht te vragen voor de miljarden aan subsidies die de fossiele industrie krijgt, wilde een vriendin niet gaan omdat ze een auto heeft. Ze vond dat ze zelf niet genoeg deed om daar met een gerust hart te staan.’ Dat schrijft Rebekka de Wit in haar wekelijkse column. Het is een herkenbare vraag. Zelf had ik het er ook over met Niña Weijers, toen ik haar onlangs interviewde. Ze zit sinds kort bij Extinction Rebellion. En daarover zei ze: ‘Er zijn veel mensen die van zichzelf vinden dat ze geen actie kunnen of mogen ondernemen omdat ze het vliegtuig nemen, of nog wel vlees eten.’ Net als Rebekka de Wit was ze daar niet mee akkoord. Het kan toch niet de bedoeling zijn de hele tijd elkaar de maat te nemen. Zoals in: “Ik zag je laatst in het vliegtuig zitten en nu zit je hier de A12 te blokkeren?!” Dan zouden we fout bezig zijn. Dan leid je de aandacht en de energie af van de grote kwesties, en dat is pas gevaarlijk. Want het gaat natuurlijk om het aansprakelijk houden van grote bedrijven en industrieën, niet van individuen.’
De hele kwestie doet de Wit nadenken over het begrip hypocrisie: ‘Dat je je dan ook nog moet gaan bezighouden met consequent zijn lijkt me overdreven, en nogal hoogmoedig ook.’ En ze besluit: ‘We zouden er misschien goed aan doen onze inconsequentie – hypocrisie – zo te dragen dat ze onderdeel wordt van het protest. Juist omdat we soms hypocriet zijn, moeten zijn en dat ons zo demoraliseert, moeten we demonstreren.’ Ook Weijers vindt daadkracht prioritair: ‘Ik denk dat vooral zo veel mogelijk mensen zich tegen het grote onrecht moeten uitspreken.’
9 maart 2023
Verdien je de hemel door te sporten voor zonsopgang?

Check hashtag #ochtendroutines op Tiktok en Instagram en je wordt overspoeld met vroege vogels die zich met een versgeperst seldersapje op hun ochtendlijke sport- en meditatie storten. Collega Josephine Dapaah, ook vroege vogel, kijkt er met een wenkbrauwfrons naar.

Josephine Dapaah
Mag ik even privé gaan? Wanneer ’s ochtends mijn wekker gaat, passeer ik eerst langs het toilet. Dan duik ik de badkamer in om mijn tanden te poetsen terwijl ik door het weerbericht scrol. Vervolgens trek ik mijn sportkleren aan en ga ik een rondje lopen. Zint het weer me niet, dan sport ik thuis. Na mijn douche ontbijt ik met fruit, yoghurt of havermout terwijl ik de krant lees tot ik alweer de tijd uit het oog verlies en haastig naar kantoor vertrek. Zo gaat het vijf dagen per week, al zeven jaar lang, in die exacte volgorde.

Geen probleem als u nu oogrollend dreigt af te haken, terwijl u me binnensmonds voor uitslover verslijt. Ik snap het. Mij overvalt een gelijkaardige ergernis als ik voor de zoveelste keer ongevraagd inkijk krijg in iemands ochtendroutine. Want jawel, er is een publiek dat gretig langs een scherm mee gluurt met de ochtendlijke activiteiten van een volslagen onbekende. Met bijna 15 miljard views is de #morningroutine op sociale media big inspirational business. Filmpjes waarin de protagonisten om 5 uur ’s ochtends vanonder de lakens kruipen om zich van workout in meditatie te plooien, zijn motiverend, klinkt het bij fans. Dat die vroege vogels hun dorst lessen met versgeperst seldersap en dan nog de tijd vinden – excuseer màken – om hun dagboek bij te houden, werkt blijkbaar inspirerend.
Who’s that girl?
Wie doet zoiets vrijwillig? #thatgirl, zegt het internet. Het mag geen verrassing zijn dat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in dit subgenre van online entertainment. Who’s that girl? Een jonge, schijnbaar zelfverzekerde vrouw die zichzelf woorden als ‘balans’, ‘zelfbewustzijn’ en ‘zelfzorg’ op de borst speldt. Als waren het onzichtbare badges, uitsluitend leesbaar voor ingewijden die net als hun lichtend voorbeeld de controle over hun leven, carrière en gezondheid willen bewaren in een veeleisende wereld.
Het beoogde effect van die ochtendroutines is dus inspireren en motiveren door hun dagbesteding zorgvuldig te organiseren. Zelf vind ik die filmpjes vooral irritant omdat ze als een blind getrapte owngoal de productiviteitscultus propageren. In een poging om de regie over hun leven terug te nemen, bestendigen de makers van die filmpjes de prestatiecultuur die ze claimen te willen ontmantelen. Om aan de ratrace te ontsnappen, vieren ze de traagheid, maar dat moet dan wel in die luttele drie à vier uur voor ze aan hun werkdag beginnen. Alsof een dag vol verplichtingen zonder kleerscheuren door te komen op zich al geen prestatie is.
Welness is ideologie
‘Perfection isn’t in the eye of the beholder. Perception is in the power of the creator’, zo liet een Instagramkennis gisteren fijntjes aan de wereld weten. Alsof het leven pas de moeite waard is als je voortdurend de beste versie van jezelf nastreeft. Onmogelijk natuurlijk. Wie het tegendeel beweert, mag me zijn gouden handleiding bezorgen. Of zit het heil in de poging? Is meedoen belangrijker dan winnen? Wie niet meedoet, vormt een directe bedreiging voor het huidige samenlevingsmodel, zeggen Carl Cederström en Andre Spice in hun boek The wellness syndrome. Want in het huidige westerse cultuurmodel is de weigering om andermans blakende gezondheid te fetisjeren en na te streven, contraproductief. Vandaag is ieder zijn eigen merk en bedrijf dat zichzelf constant moet verbeteren, waardoor de grens tussen werk en privé vervaagt. Wellness is een ideologie geworden die ons moet helpen om onze gezondheid en marktwaarde op te krikken. Want gezonde lichamen zijn productieve lichamen. Ziedaar de grootste valstrik van de ochtendroutine als instrument van zelfzorg.

Terwijl ik dit schrijf realiseer ik me dat ik ook doordrongen ben van de idee dat mijn lichaam de best mogelijke zorg verdient. Hoewel ik totaal niet de behoefte voel om mijn dauwritueel met de wereld te delen en een van die zeldzame ochtendmensen ben, moet ik toegeven dat ik het als een ‘geluk’ beschouw dat ik oprecht graag sport en er vrijwel moeiteloos een gezonde levensstijl op nahoud. Omdat ik ergens onderweg heb geleerd dat het mijn individuele verantwoordelijkheid is om mezelf, mijn bedrijf zo je wil, gezond te houden. In haar boek The odd one in omschrijft Alenka Zupančič die logica als biomoraliteit: wie goed in zijn vel zit, zorgt goed voor zichzelf en is bijgevolg een goed mens.
Toxisch positief
Zelfzorg als morele plicht dus. Het is de kerngedachte van de hele selfcarebeweging, die op haar beurt past in de positiviteitsretoriek. We worden voortdurend aangespoord om blij te zijn met wie we zijn en tegelijkertijd krijgen we toch het impliciete advies om te streven naar beter, omdat we die zelfontplooiing waard zijn. Het verklaart waarom tiktokkers hun groene smoothie uit een duurzame confituurpot drinken en zichzelf filmen terwijl ze ironisch genoeg mediterend naar hun innerlijke balans zoeken.
Die ochtendroutinefilmpjes werken als visuele gebruiksaanwijzingen voor een vruchtbaar leven. Bovendien houden ze de meritocratische illusie in stand dat succes een logisch gevolg is van hard werk. Hard werk waar je overigens voor kiest. Want niemand verplicht je om er een absurde ochtendroutine op na te houden, toch? Mijn eigen ochtendritueel gaat al langer mee dan mijn Instagram- en Tiktokaccount, dus ik kan – hand op het hart – zeggen dat ik het in de eerste plaats voor mezelf doe. Maar of ik daarmee de invloeden van die online gezondheidscultus ontwijk, zou ik niet durven beweren. Al was het maar omdat ik me voor mijn sportoutfits en homeworkouts geregeld laat inspireren door populaire fitfluencers.
Iedereen handelt naar zijn vrije wil, zo zeggen verlichte geesten. Maar dat is niet zo emancipatorisch als het lijkt, zo waarschuwt Renata Salecl in haar boek Choice. Keuze wordt doorgaans gepercipieerd als iets positiefs. De optie om iets te doen. Maar in de welnesscultuur gaat dat gepaard met de verpletterende verantwoordelijkheid om het best mogelijke te doen. Met het risico dat je slaafs gebukt gaat onder je eigen discipline en perfectionisme. Als je maar genoeg beweegt, gezond eet en de tijd neemt om je dromen en ambities in je dagboek neer te pennen, dan kan het niet anders of je leven wordt één grote triomfmars. En als het mislukt, heb je niet hard genoeg geprobeerd. Wat is er in godsnaam gebeurd met mens sana in corpore sano?
En u, beste lezer, vindt u dat dat soort discipline u een beter mens maakt? Of ergert u zich net zo goed aan dit soort opschepperij? Mail ons!
9 maart 2023
Mooigedacht (39): over geluk en aanvaarding
In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Karen van Winkel is net vijftig en vertelt in de rubriek Leef-Tijd wat dat cijfer met haar doet. Veel en niet veel, zo blijkt. Want nu, net, op haar vijftigste, heeft ze haar debuutroman uit, Het verhaal van Robert. Je zou dan ook denken dat zij de kunst van de eeuwige, nooit aflatende ambitie predikt. Neen dus. Ze lijkt net het tegenovergestelde te suggereren: ‘Ik ben geen fan van quotes, maar enkele jaren geleden kwam ik er eentje tegen waarin ik me helemaal kan vinden, ik overweeg zelfs om het ooit te laten tatoeëren: “Tevredenheid is elke dag opnieuw verlangen naar wat je al hebt.”’
9 maart 2023
Los de greep van uw smartphone
188 minuten per dag zitten we op de smartphone te turen en/of te typen. Blijkt uit de jaarlijkse digimeter van Imec-Mict en de UGent . Ontnuchterend. 188 minuten. Dat is meer dan drie uur. Dat is een pak langer dan de gemiddelde film in de cinema duurt. Dat is bijna zo lang als van Brussel naar Parijs rijden. Dat is de hoeveelheid minuten tussen 18 uur en 21 uur, om maar één tijdsspanne te noemen, waarin je kan koken-eten-afwassen-joggen-Netflixen, om maar iets te zeggen. Dat is een brok tijd. Een hele brok. Uit datzelfde onderzoek blijkt ook dat we ons daar hoe langer hoe minder goed bij voelen. Collega Dominique Deckmyn zette een tijdje geleden al wat tips op een rij om dat slaafjes-gevoel te counteren. Ik haal het voor u even uit het archief. Hierzo!

Dominique Deckmyn
1. Leer uw eigen gedrag kennen
Uw smartphone houdt bij hoelang u hem gebruikt en voor welke apps. Op Android vindt u die gegevens bij de Instellingen onder ‘Digitaal welzijn en ouderlijk toezicht’, op iPhone is dat Instellingen > Schermtijd. Wie meer gedetailleerde informatie wil, kan op Android de app MobileDNA installeren van de onderzoeksgroep Imec/Mict (UGent). Als u genoeg weet over uw smartphonegebruik, kan u kijken welke van de volgende ingrepen voor u werken. Belangrijk is ook dat u voor uzelf uitmaakt waarom u minder tijd op uw smartphone wil doorbrengen. Is het om productiever te zijn in uw werk of om meer tijd te besteden aan dingen die u waardevoller vindt?
2. Zet meldingen af
Vaak zijn het de voortdurende bieps en pop-ups van de smartphone die ons naar dat toestel trekken. Maatregel nummer één is dus: beletten dat apps u meldingen sturen. Op Android kan u doorklikken op een melding die u stoort, om de app die deze melding verstuurde (bijvoorbeeld Whatsapp of Twitter) voortaan het zwijgen op te leggen. Het kan ook via de Instellingen van uw telefoon, zowel op Android als iPhone.
Kies zelf hoe ver u gaat: alleen het geluidje afzetten elke keer een Whatsapp-berichtje binnenkomt of ineens alle meldingen van die app blokkeren. Android bevat ook een ‘focus mode’ die bepaalde meldingen tijdelijk uitschakelt, Apple introduceert dat ook in de nieuwste versie van iOS. Opgelet: de fabrikant wil dat zo’n ‘focus mode’ iets is wat u tijdelijk aanzet, terwijl u die instellingen misschien beter permanent laat staan.

’s Nachts moeten de meldingen nog radicaler uitgeschakeld worden. Op Android kan dat met de ‘Niet storen’-functie onder ‘Digitaal welzijn’. Op iPhone vindt u de ‘Slaapmodus’ bij Gezondheid. Of houd de smartphone buiten de slaapkamer en koop een wekker.
3. Verminder andere prikkels
Het zijn niet alleen die meldingen. Uw hele smartphone is ontworpen om uw aandacht te trekken en vast te houden. Een truc die bij sommigen werkt: uw smartphone in zwart-witmodus zetten. Die mogelijkheid zit op iPhone onder de instellingen voor Toegankelijkheid, op Android onder Digitaal welzijn. Een beetje minder drastisch: een saaie zwarte achtergrond gebruiken in plaats van een foto van je partner of kinderen.
4. Gebruik de instrumenten op uw smartphone
Op dezelfde plek waar uw smartphone uw schermtijd rapporteert, kan u ook beperkingen instellen. Bijvoorbeeld: niet meer dan 30 minuten Whatsapp per dag. Ja, die limieten kan u nog altijd overschrijden, maar u krijgt minstens een melding. Er zijn ook afzonderlijke apps die u helpen om uw smartphonegebruik te beheersen. Een veelgebruikte is Forest. Die maakt van wegblijven van uw smartphone een soort spel: er groeit een boompje op uw scherm dat verwelkt als u zich laat afleiden. Drastischer: stop uw smartphone tijdens bepaalde uren in een kluis met tijdslot. Er zijn ook apps die u best van uw smartphone zwiert: hoeft Facebook er echt op te staan of volstaat het af en toe de website te bezoeken op uw pc?
5. Scheid uw communicatiekanalen
Soms zijn meldingen onmisbaar. Maar hoe belet u dat u naast dringende boodschappen van uw werkgever (in Teams of Whatsapp, bijvoorbeeld) ook altijd de flauwe grapjes van uw collega’s te zien krijgt? Het beste is om de communicatiekanalen zo veel mogelijk te scheiden. Bijvoorbeeld: sms altijd doorlaten, mét meldingen, voor belangrijke persoonlijke berichten. Afspreken om de Teams of Slack van uw werkgever alleen te gebruiken voor professionele communicatie. En de grapjes ergens anders te delen, misschien een Whatsapp-groep die u één keer per dag checkt.
6. Communiceer
Een van de ergste vallen die we voor onszelf spannen, is het creëren van verwachtingen bij onze familie, vrienden en collega’s. Zijn die het gewoon geraakt dat u meteen antwoordt? Tja, dan moet u hen dat afleren. Zonder de indruk te geven dat hun persoonlijke berichten u niet interesseren. Als u met vakantie gaat, zet u een out-of-officemelding op uw e-mailinbox.
Waarom doet u niet hetzelfde voor Teams of Whatsapp? U kan uw statusboodschap daar aanpassen zodat er staat dat u die apps maar op bepaalde tijden controleert. Maak voor iedereen duidelijk wanneer en via welk kanaal u bereikbaar bent. Uw werkgever heeft ook een rol te spelen: die mag niet verwachten dat u onmiddellijk reageert als u niet van dienst bent.
8 maart 2023
Kunnen we eens praten?’ Waarom dit misschien wel het wreedste tekstbericht is dat je iemand kan sturen (of kan krijgen)
We moeten eens praten. Een paar simpele woorden, maar als je die in een whatsapp- of tekstbericht krijgt, ga je toch tegen het plafond van de spanning?

Stel: uw telefoon trilt. Er verschijnt een boodschap. Van uw lief. Van uw baas. Of van uw moeder. Om maar een paar significant others te noemen. ‘Kunnen we eens praten?’, ‘Tijd voor een koffie deze week? Ik moet iets zeggen’. ‘We moeten eens klappen. Morgenavond?’ Of iets in die stijl. Boem. Auw. Die komt binnen. Wat voelt u? Hartkloppingen? Koud zweet? De kans is groot. Want alle doemscenario’s poppen op. Waarover gaat dit? Een ontslag, het einde van een relatie, je ouders die naar het buitenland verhuizen? Help!
Het zijn maar een paar simpele woorden, die zelfs samen nog niets zwaars betekenen. Maar toch. ‘Het is absoluut de wreedste boodschap die je iemand kan sturen!’, fulmineerde iemand in mijn omgeving onlangs. Je weet dat er iets ingrijpends op het spel staat, maar je hebt geen idee wat. Wie zoiets stuurt, houdt de andere partij gevangen, gegijzeld en in een onmenselijke spanning.’ Het is pure machtswellusterij, daar kwam het volgens hem op neer. Zeker als dat babbelen niet meteen gebeurt, maar pakweg een week later. In die tussentijd zijn je nagels toch opgevreten van de stress en heb je hoofdpijn van het gepieker?
Het was een verzuchting die bleef hangen. Want op zich lijkt er niets mis met de vraag om eens te praten. En toch voelde ook ik dat er wel iets mis mee was. Ook al had ik zelf al een paar keer dat soort boodschappen gestuurd. Je stuurt zoiets niet als je gewoon wat wil bijkletsen. Wel als er iets groters aan te kondigen valt. En dat is zelden iets positiefs.
Maag in de knoop
Ik vroeg raad aan Google. Ietwat verbaasd stelde ik vast dat de kennis in kwestie niet de enige, noch de eerste was die zich erin opwond. Zeker niet als je internationaal kijkt. ‘We need to talk.’ Of: ‘Can we talk?’ Het bleek een druk becommentarieerd issue op discussiefora: ‘Hoe voel je je wanneer iemand je vraagt om tijd te maken voor een babbel? Het maakte wel wat los: het heeft meteen iets negatiefs.’ ‘Ik krijg een knoop in mijn maag.’ ‘Het voelt als een machtsspel.’ ‘Hopen op het beste, maar voorbereid zijn op het ergste.’ ‘Ik ga er direct vanuit dat de andere het wil uitmaken.’ Dat laatste gaat dan over een amoureus plot, allicht.
Ook bij Vice bogen ze zich over de kwestie. Als er één bericht is dat de rest van je dag of de rest van de week naar de knoppen helpt, is het wel dit’, zo klinkt het daar. ‘Probeer nog maar eens gewoon je leven verder te leven nadat die bom is ingeslagen. Onmogelijk.’
‘Dit soort berichten lokt zelden positieve reacties uit’, aldus cyberpsycholoog Linda Kaye, die daarover aan het woord komt bij webmagazine Refinery. ‘Je leest onheil.’ Het zit hem, volgens haar, in het medium. Tekst heeft meteen iets gewichtigs, zeker als degene die stuurt in een machtspositie staat. Er is geen tegenspraak mogelijk. Je wordt het voorwerp van de intentie van die andere. Of je nu wil praten of niet, je zal praten. Je wordt in de hoek geduwd, passief en willoos.

Het heeft ook iets abstracts, net doordat het puur tekst is, zonder enige context, zonder nuancerende lichaamstaal. Wanneer je op kantoor in de gang iemand tegen het lijf loopt en die vraagt je of je later op de dag tijd hebt voor een koffie en een babbel, ga je waarschijnlijk niet die daver op je lijf voelen. Je ziet misschien een glimlach, een niet echt onheilspellende blik in de ogen of er is een kameraadschappelijke en geruststellende aanraking. Of niet. Je weet, kortom, beter waar je aan toe bent.
Warme aardappel en no escape
Waarom doen mensen dan zoiets? Waarom doen we dat? Het is zo een van die fascinerende menselijke dingen waarover je uren kan nadenken. Het lijkt een beetje alsof je een hete aardappel zo snel mogelijk in iemand anders schoot wil gooien. ‘Jek, ik ben ervan af. Zie jij nu maar hoe je ermee dealt!’ Zoiets. De spanning die de ene partij ervaart omdat ie iets vervelends moet zeggen wordt al een beetje geneutraliseerd door die te delen met de andere partij. En de andere partij wordt al in een stressy mood gebracht die het ontvangen van een moeilijke boodschap zou moeten bevorderen. Gevolg: je denkt niet van ‘joepie, ik ga met mijn chef naar die nieuwe koffiebar met die zalige macchiato’, maar je trekt met slepende voeten richting macchiato. En de verzender weet dat hij het verwachtingspatroon van de andere al min of meer in de juiste – onheilspellende – richting gemanoeuvreerd heeft. Waardoor verslikken in de macchiato al iets minder waarschijnlijk wordt. Wat een ingenieuze dynamiek toch.

Bovendien zet degene die het bericht stuurt, zich ook vast. No escape is het motto. Zo herinner ik het me zelf. Toen ik jaren geleden mijn eigen ontslag aankondigde met een tekstbericht ‘vanavond tijd om even te praten?’, merkte ik dat ik het maar niet gewoon gezegd kreeg, de dagen passeerden en ik kwam er maar niet toe om het bureau van de chef binnen te stappen met de boodschap dat ik zou vertrekken. Altijd geraakte ik wel verstrikt in de train-train van die dag. Dat tekstbericht pinde me vast op een ‘nu zal je, nu moet je’-moment. Hetzelfde met liefdesverhalen. Je kan altijd nog door. Tot je voelt dat er een moment gemarkeerd moet worden.
Wat dan?
Het is voer voor discussie, ook dat laatste. Want stel je het omgekeerde voor. Je vraagt je partner via Whatsapp om iets te gaan eten, zonder meer, die andere partij komt dartel en vrolijk aan en dan hop, zo tussen voor- en hoofdgerecht maak je het uit. Koude douche, platte bloemkool. Ook niet ideaal. Beter even chambreren.Of je zegt in je bericht al waarover het gaat. Dat kan, maar dan beland je al snel ergens waarvan de cyberetiquette ons zegt dat je er beter niet aan doet: je geeft geen lastige boodschappen via Whatsapp of sms. Punt. Al is – naar mijn gevoel – dat laatste betwistbaar. Omstandigheden spelen een rol. En ook de mate waarin je sowieso al diepzinnig of persoonlijk communiceert via tekstberichten.
Alle gekheid op een stokje: over die korte en op het eerste gezicht onnozele woordcombinaties à la ‘we moeten eens klappen’ valt er verbazingwekkend veel te vertellen, een verhaal van machtsstrijd, menselijke pudeur en emoties.
En ja, misschien is het wel de wreedste boodschap die je iemand kan sturen. Dus moeten we ze omzwachtelen? Met een emoji die zegt: ‘bereid je voor’. Een veiligheidsgordel? Een EHBO-kistje? Of iets dat suggereert: ‘het is niets écht ergs, hoor’. Een kaars? Een handstand? Of we vullen gewoon in waarover. ‘Kunnen we eens praten over mijn toekomst op deze werkplek?’ Of: ‘We moeten eens klappen over, euh, ons.’
Of zeg gewoon wat je te zeggen hebt. Ter plekke. Nu.
Wat u, beste lezer? Stuurt u soms zoiets? Heeft u al zo’n boodschap ontvangen en ging u de gordijnen in? Mail ons!
8 maart 2023
Waarom neemt niemand meer die telefoon op?
Of je boos mag worden wanneer alweer iemand zijn telefoon niet opneemt als je belt? Hm, liever niet, toch.

Er zijn mensen die halsstarrig blijven proberen om te bellen. Ook al nemen we steeds minder die telefoon op. Het siert hen. het is als een diepgeworteld geloof in de kerstman. Maar veel van die mensen maken zich dan lastig wanneer blijkt dat de kerstman niet bestaat, om in de metafoor te blijven. Zelf doe ik het ook niet. Opnemen, that is. Het is niet omdat je die telefoon altijd bij je hebt dat je ook altijd zin of tijd hebt om te babbelen. Vaak ben je gewoon iets anders aan het doen en is zo’n telefoontje net niet dat waar je hoofd naar staat. Niks persoonlijks. Terwijl net dat aan de andere kant van de lijn wel gedacht wordt, of gedacht kan worden. Het is zoals onverwachts bij iemand langs gaan. Ook dat heeft zeker zijn charmes, maar ook dat kan op een koude steen vallen omdat die iemand net - pakweg - zijn kraan aan het herstellen is.
Het was een kwestie die we deze week in de rubriek Wat denk je? stopten. Een twintiger, dertiger en zestiger gaven hun kijk op de zaak. Ze bleken alledrie min of meer op dezelfde golflengte te zitten: bellen doe je in crisissituaties, anders stuur je toch gewoon een berichtje. En boos worden heeft geen zin, want het gaat echt niet meer veranderen.
‘Hm’, liet een collega weten nadat de rubriek verschenen was. ‘Mag ik het even oneens zijn?’ (Waarop ik: ja, tuurlijk, dit is een discussierubriek, geen zwart-op-wit-en-dit-is-de-waarheid rubriek’). Hij, een dertiger, blijkt een beller, een echte beller. Hij belt zodra hij met de auto vertrekt en stopt pas met bellen wanneer hij al een half uur op zijn oprit staat. Hij tettert over de koers, over fietsmakerij, over sport. En hij geniet ervan. Hij heeft een bijnaam: ‘ha, daar is de beller’, zeggen zijn vrienden wanneer ze hem zien binnenkomen. Een geuzennaam intussen, want hij is er blij mee. De laatste der dinosaurussen. Maar boos worden doet ie niet. Er is altijd wel iemand die opneemt in zijn universum.
Lees ook
7 maart 2023
De verhuisblues, hoe voelt dat dan?
En toen woonde collega Christine De Herdt in haar droomhuis. Mooi, groot, met dito tuin. Maar dat instant geluksgevoel waar ze op hoopte, bleef uit. Integendeel, ze voelde een soort tristesse. Verwend nest, zei ze tegen zichzelf. Of was dit nu de verhuisblues. Ze ging op (zelf)onderzoek.

Christine De Herdt
Het is een scenario dat al meermaals geschreven is. Koppel woont in een klein huis in de stad. Eens er kinderen zijn, komen ze tot het besef dat hun ideale stekje dat ze met twee kochten te klein is voor vier. Na lang twijfelen besluiten ze hun hele hebben en houden te verpotten. Niet naar een andere straat in diezelfde bruisende stad, want daar is het ondertussen onbetaalbaar. Maar naar de rand, waar het rustiger, groener en minder spannend is. Opnieuw vinden ze hun droomwoning. En eens de verhuisdozen uitgepakt zijn, gaan ze gewoon voort met hun leven. Toch?
Euh, niet helemaal, in mijn geval. Verhuizen had niet de impact waarop ik gehoopt had. Na tomeloos enthousiasme kwam vrijwel onmiddellijk de weerbots. Als was het een soort van babyblues, die over me heen spoelde. De kraamtranen van toen vloeiden ook nu weer rijkelijk. En net als toen voelde ik me neerslachtig en snel geïrriteerd. Was ik kwaad ook op mezelf. Want hoe kon ik zo in het leven staan? Alles was toch fantastisch in dat nieuwe huis? Maar ik miste veel. De stad, die zo vertrouwd was. De buren. Het oude huis. De warmte. De geborgenheid.

Ook Eva Verschuere (40) maakte het mee. Zij verhuisde van Brugge naar Brussel, maakte rechtsomkeer naar Antwerpen om uiteindelijk met haar vriend en hun dochtertje Lily (4) in Moerbeke te landen. ‘Ik heb me altijd voorgenomen dat ik naar den buiten zou trekken als ik een kindje zou hebben.’ Ook zij botste op een pand waar ze een instant klik mee had. Maar toen. ‘Toen zat ik daar, ver weg van alles. De schok was enorm. Zeker in het begin. Wat heb ik toch gedaan?, dacht ik. Nu heb ik alles wat ik wil en is ’t nog niet goed.’ Ze wist met zichzelf geen blijf. ‘Om acht uur ’s avonds kroop ik in mijn bed, als ik weer eens geprobeerd had dozen uit te pakken. Het leek wel alsof ik verlamd was.’
Eva en ik zijn niet alleen. Blogs en bouwfora staan bol van dit soort verhalen. Over het algemeen lijkt iedereen tevreden met de nieuwe woning an sich, maar duikt er, kort na de verhuis, een verdrietig gevoel op waar je moeilijk de vinger op kan leggen. Volgens socioloog Ignace Glorieux (VUB) is het ook niet zo evident om die emotie te kaderen. ‘De sfeer in je oude stekje. De geluiden daar. De geur. Het zijn allemaal zaken waar je je niet bewust van bent op het moment dat je er leeft. Maar wanneer ze er plots niet meer zijn, omdat je er niet meer woont, voel je dat je iets mist. Alleen weet je niet goed wat.’

Emeritus hoogleraar klinische psychologie Ad Vingerhoets (Tilburg University) heeft het fenomeen enkele jaren geleden onderzocht en noemt het gewoon heimwee. Zo simpel kan het dus zijn. Hoewel er weinig betrouwbare wetenschappelijke cijfers zijn, zou vijf à tien procent er last van hebben. ‘Maar een officiële diagnose bestaat er niet. Artsen spreken over aanpassingsstoornissen of stoppen het in het hoekje van de reactieve depressies, waar ook rouw en liefdesverdriet thuishoren. Ook bij een verhuis gaat het over afscheid.’
Vingerhoets: ‘Mensen met heimwee blijven hangen in hun pijn. Ze slagen er niet in om los te komen van hun oude situatie om zich vervolgens te integreren in iets helemaal nieuws. Vaak gaat het om introverte, behoudsgezinde personen, niet zo tuk op verandering.’
Stress-hitlijst
Graag hoor ik het niet, want was ik niet super progressief en extravert? Maar in mijn geval kan het wel kloppen. Twintig jaar lang woonde ik in dezelfde stad, twintig jaar lang heb ik al hetzelfde lief en twintig jaar lang schrijf ik voor dezelfde krant. Dat een mens dan al eens dol draait bij een verhuis naar een randgemeente is te begrijpen.
De klachten verschillen van mens tot mens, maar kunnen in sommige gevallen heftig zijn. ‘Slapeloosheid, weinig eetlust en huilbuien zijn de bekendste symptomen. Lusteloosheid kan ook optreden. En tot slot zien we ook heel veel mensen die maag- en darmproblemen krijgen.’ Vooral bij vrouwen. ‘Al leren Amerikaanse studies dat ze ook mannen treffen. Alleen geven ze het minder graag toe.’

Los daarvan levert een verhuis onvermijdelijk spanningen op. Volgens Amerikaanse psychiaters Thomas Holmes en Richard Rahe, die een toonaangevende stresstest-schaal ontwikkelden, haalt het zelfs de hitlijst van de meest ingrijpende gebeurtenissen in een mensenleven. Ha! Zo abnormaal zijn mijn gevoelens dan toch niet. ‘Stress bij verandering is er al-tijd’, stelt ook Glorieux gerust. ‘De één ervaart die stress als iets positiefs en beschouwt een verhuis als een welkome reset. De ander voelt vooral negativiteit omdat de routine weg is.’‘Gehechtheid is in deze hét kernwoord’, gaat Vingerhoets verder. ‘We zijn allemaal uitgerust met een systeem om ons te hechten. Primair aan de moeder. Maar gaandeweg generaliseert dat systeem en raak je ook verknocht aan een huis, met de hele historiek erbij.” Bij dieren is dat net zo, zegt hij. ‘Katten hechten zich aan een huis, honden aan hun baasje.’ De Nederlander kon het aan den lijve ondervinden. ‘Toen ik met mijn kat een paar straten verderop ging wonen liep ze de dag zelf weg. Ik heb ze nooit meer teruggezien.’
Remedie?
Die verklaringen scheppen al wat meer duidelijkheid. Maar is er ook een remedie? ‘Sommige artsen schrijven antidepressiva voor, maar die helpen je er niet vanaf, omdat het niet over een depressie gaat’, weet Vingerhoets. In de meeste gevallen duurt zo’n verhuisblues een paar maanden tot twee jaar. Al kan het ook langer. ‘Soms een heel leven.’
Wat dan de oplossing is? ‘Teruggaan naar je oude buurt.’ Maar dat gebeurt niet zo vaak, blijkt uit zijn studie. ‘Wegens de financiële drempel. Want wat als je snel verkoopt en geld verliest?’ Daarnaast is er ook een soort van gêne. ‘Het is een groot taboe om erover te praten. Wie klaagt, wordt weggezet als een echte zeurpiet. Je had je toch verbeterd?’
Volgens hem is het belangrijk die gevoelens uit te spreken. Pas dan kan je er greep op krijgen. ‘Zoek naar nieuwe routines in je leven en afleiding. Blijf je vriendschappen goed onderhouden en maak een praatje met de buren.’ Glorieux: ‘Je kan met een zekere nostalgie terugdenken aan wat er ooit was, maar vooruitkijken is ook ontzettend belangrijk. Accepteer de nieuwe situatie. Want hier ga je een nieuw leven opbouwen. Dat moet je jezelf goed inprenten.’
Negen maanden later begon het ook bij mij te beteren. Met dank aan onze nieuwe lieve buren. Met dank aan onze nieuwe favoriete bakker. Met dank aan onze nieuwe favoriete postbode. Ook Eva ziet lichtpuntjes. Ze is ‘content’ nu. ‘Ik ben tot het besef gekomen dat die gevoelens van heimwee bij iedere verhuis de kop op steken. Het is gewoon zaak daar mee om te kunnen gaan.’ Vandaag voelt ze zich zelfs thuis in dat ‘verre’ Waasland. ‘Ik sta er soms van versteld hoe mooi het hier wel niet is en hoe vriendelijk de mensen zijn.’
Onze nieuwe trap begint even vertrouwd aan te voelen als vroeger. Met treden die ik even gezwind neem als toen. Als een nieuw paar schoenen moet ik dat huis en die nieuwe omgeving nog wat eigen maken. Sommigen vinden dat leuk. Anderen – en dat zijn er meer dan we zelf denken – hebben daar wat last mee. Maar dus niks om je over te schamen.
Wat u, beste lezer, herkent u het verhaal van Christine? Of misschien heeft u de perfecte anti-bluesremedie? Mail ons!
7 maart 2023
Mooigedacht (38): ‘The opposite of love is indifference’
In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Stéphanie Leysen is de zus van Alexia Leysen, de vrouw die met haar Hasselblad-camera van mens tot mens reist om naast een foto ook een levensinzicht vast te leggen voor de rubriek De zin in DS Magazine. Naast zus is Stéphanie ook beoordelaar van asielaanvragen op het commissariaat voor vluchtelingen. En wat ze daar niet kan gebruiken is onverschilligheid. Confronteren moet je leren, en dat is iets wat zij doet. In de liefde, maar ook in de wereld. Ze zegt er iets moois over: ‘Laat je niet overweldigen door wat er misloopt, maar zie je gevoeligheid ervoor als een kracht die betekenis creëert in je leven.’
7 maart 2023
Baby's op maat, wilt u er een?
Een eyeopener, het verhaal over embryonale selectie. Niet alleen wetenschappelijk, zeker ook psychologisch.

Er was een tijd, nog niet zo lang geleden, dat prenataal screenen vooral een kwestie was van echo’s en een test op het syndroom van Down. Intussen is er een uitgebreide NIP-test waarmee genetici het risico op honderden aandoeningen bij foetussen kunnen bepalen. Collega Ann-Sofie Dekeyser verdiepte zich voor DSWeekblad in die wereld van prenatale screenings. Wat kan en wat kan niet? Blijkt dat er veel kan, echt heel veel. En dat is niet alleen wetenschappelijk interessant, maar ook, en wat mij betreft vooral, ethisch.
Hoeveel wil je weten? Wat doe je dan wanneer je het weet? Wat is levenswaardig? Wat echt niet? Wie bepaalt dat? (Hoe) buit je dat commercieel uit? Zo veel vragen. ‘Als het maar gezond is’, aldus de kop op de cover van het Weekblad. Maar wat is gezond? Wat is meer dan gezond?
‘Choice over chance’, zo klinkt het nog. ‘jawel, maar de keuzeparadox doemt op: mensen die te veel opties krijgen, raken verlamd bij het kiezen.’ Een voorbeeld waarbij ik bleef hangen: ‘Je hebt vier embryo’s waaruit je moet kiezen. Het ene heeft een met 30 procent verhoogd risico op schizofrenie, maar een kleine kans op kanker. Het tweede heeft weinig kans op die twee ziektes, maar de kans om op latere leeftijd alzheimer en prostaatkanker te ontwikkelen is wel heel groot. Een derde mannelijk embryo blijkt met een met 25 procent verhoogd risico op een hartaanval te kampen. En een vierde scoort op alle risico’s gemiddeld, maar dat is een meisje en je hebt al twee meisjes. Wat kies je? Met PGT-P wordt het een plausibel scenario.’ Toekomstmuziek? Vandaagmuziek, eerder?
3 maart 2023
De bijwerkingen van marathonvergaderen
Als een mens zich ‘brak’ voelt na een paar van die politieke marathonvergaderingen, hoe voelt dat dan? En is dat wel een goed idee, vergaderingen van zestien uur? (Spoiler: nee, natuurlijk niet.)
De foto waar ik vandaag aan bleef hangen, was die van de Vlaamse regering daags na een van die marathonvergaderingen over een stikstofakkoord. Vooraan in beeld zit Hilde Crevits (CD&V), hoofd in de nek, ogen naar het plafond. Alsof ze wanhopig naar zuurstof zit te snakken. Alsof ze het even gehad heeft. Ze heeft haar agenda leeg gemaakt, lees ik, om tussen die vergaderingen door toch voldoende rust te hebben. Want zij was het die in het najaar nog uitgeput thuis zat.

Ik lees ook iets wat de woordvoerder van Jo Brouns (CD&V) zegt: ‘Ik voel me nog altijd even brak als gisteren, ook al heb ik een lange nacht achter de rug.’ En vanuit het kamp Zuhal Demir (N-VA) klinkt het: ‘Zo’n marathonvergadering is slopend, maar we zijn niet alleen verkozen om lintjes te knippen. Maar dat dit niet goed is voor de gezondheid, spreekt vanzelf.’
Ik weet niet hoe het met u zit, maar mij gaat dat te boven. Ik dacht dat we intussen toch al beter wisten. Vergaderingen van zestien uur, komaan. Hoe zot kan je zijn. Het woord ‘brak’ blijft hangen. Zoals in: ik voel me ‘brak’. Wat is dat dan? Ik denk dat ik het woord ‘bedoeft’ zou gebruiken. Het is een woord uit mijn jeugd. Wellicht regiogebonden. Het zegt wat ik zou voelen: zuurstofloos, bewegingsloos, stinkend.
Alleen al dat zitten. Die zitbotjes, die lage onderrug, die rusteloze benen. Na twee uur zou ik al serieus gaan wiebelen. Mijn knieën zouden al een paar keer naar boven gegaan zijn, mijn voeten op mijn stoel, of op de rugleuning van de mens voor mij. Mijn hoofd zou met het uur mistiger worden. Ik zou dromen van strandwandelingen, en zuurstof, veel zuurstof. Er zouden stille krampen in mijn buik opkomen, mijn maag zou twijfelen tussen misselijkheid en weeïgheid. Ik zou me mottig voelen. Brak. Bedoeft. En ik zou er onzin uitslaan. Ik zou wegdromen, niet meer kunnen luisteren, me niet meer kunnen concentreren. Ik zou boos worden. Ik zou me zielig voelen. En moe, zo moe. Het kan niet dat zij, daar in die zitjes, dat niet voelen, toch? Gelukkig zijn er een paar die het duidelijk wel voelen, en wat ze voelen ‘brak’ noemen.
Psychologische oorlogsvoering
Dat brakke gevoel, wat dat dan betekent? Ik leg het voor aan Johan Verbraecken, slaapexpert aan de Universiteit Antwerpen: ‘Het hangt ervan af hoe hoog de slaapschuld is die je opgebouwd hebt. Maar slaapschuld gaat meestal gepaard met een lage bloeddruk en een versnelde hartslag. In dit soort onderhandelingssituaties hangt er ook spanning in de lucht, waardoor de adrenaline in het bloed stijgt. Daardoor kan je, moe of niet, wel even blijven doorgaan. Maar mentaal en emotioneel ga je het voelen. Je wordt extra prikkelbaar of net meer afgevlakt en apathisch, de concentratie is niet meer optimaal, er kan een soort gelatenheid ontstaan, je probleemoplossend vermogen daalt, je komt moeilijker op je woorden, je presteert op automatische kracht, de drive om iets goed te doen is ook al minder. In echt extreme gevallen treedt er een soort van ijlhoofdigheid op, en een vorm van desoriëntatie. Sommige mensen krijgen bij slaaptekort ook echt ziektesymptomen, rillingen en koude-opwellingen.’
Geef toe, als je dit allemaal als neveneffect op een medicijn zou zien staan, zou je toch denken: ‘neen, dank u’. Het is wat Verbraecken besluit: ‘Niet verantwoord, voor niets goed’.
Het is ook wat ik hoor bij Elke Van Hoof, klinisch psycholoog aan de VUB: ‘Met al wat we intussen weten over mentaal welzijn, kun je je maar één ding afvragen: hoe is zoiets in godsnaam nog mogelijk?’ Maar, zegt ze, ‘in essentie is dit een vorm van psychologische oorlogsvoering, waarbij de onderhandelingen zo lang mogelijk gerekt worden om de andere partij op de knieën te dwingen. Dat is jammer, want het staat haaks op wat we intussen zien als het nieuwe leiderschap, namelijk leiderschap dat via dialoog en cocreatie een missie neerzet.’
Dialoog is een soort van verbale tenniswedstrijd: de ene geeft een visie, de andere doet daar iets mee, en stuurt het terug. Dat is volgens Van Hoof niet wat er gebeurt in zo’n marathononderhandeling. Daar wordt er, afgaande op haar uitleg, vooral gehamerd: ‘Dialoog wordt een soort van informatie-uitwisseling waarbij telkens hetzelfde wordt gezegd. Alle toeters en bellen die in de communicatie connectie bewerkstelligen, verdwijnen. Daarbij krijg je ook heel hard het effect van de echokamer, out of the box denken wordt onmogelijk, er wordt steeds op dezelfde nagels geklopt.’

He is dus niet alleen slecht voor brein en lijf, het is ook niet efficiënt, tenzij je het echt ziet als een darwiniaanse uitputtingsslag waarbij de fitste wint. Van Hoof: ‘Het is slopend, het staat haaks op welzijn, en daardoor krijgt het ook de allure van een opoffering: zie eens wat wij allemaal doen voor het volk, hoe wij onszelf geven voor het land. Pure politieke psychologie. Het is kortom alles wat we niet associëren met het nieuwe leiderschap.’
Survival
Als je het dan toch wil doen, dat urenlange geeuwend zitten, zijn er een paar trucjes om het vol te houden. Van Hoof: ‘Veel water drinken, voldoende frisse lucht binnenlaten, fruit eten, regelmatig rechtstaan of zelfs wandelend onderhandelen. Maar afgaande op de beelden zitten ze daar toch vooral te zitten.’
‘En in de pauzes een powernap doen’, geeft Verbraecken nog mee. ‘Niet langer dan een half uur, lang genoeg om de grootste slaapdruk weg te nemen. Langer dan dat worden je hersenen lui.’ En de ultieme tip is de meest onverwachte. En nee, het is niet zoiets als: liters koffie drinken. Wel: ‘Met je tong je verhemelte strelen. Dat geeft veel sensoriële prikkels. Het helpt om wakker en alert te blijven. Piloten doen het.’
Dus als u de volgende keer de verzamelde Vlaamse ministers gekke bekken zien trekken, oordeel niet.
Wat u, beste lezer, hoe overleeft u lange vergaderingen en nachtwerk? Of doet u er niet (meer) aan? Mail ons!
3 maart 2023
De stress van het moeder zijn
Een kind hebben is lichtheid verliezen, noteert filosofe Annemarije Hagen. Ze onderzoekt bij zichzelf of en hoe ze haar dochter kan beschermen tegen de wrede buitenwereld en zichzelf tegen extreme bezorgdheid om haar dochter.

Voor wie na bovenstaande intro al meteen een duidelijk antwoord wil, even een waarschuwing: dat is er niet. Annemarije geraakt er niet uit. Ze doorploegt vrouwelijke schrijvers die nagedacht hebben over de beschermende rol van een moeder en over de vaag hoe je nog ooit gerust kan zijn nadat je een kind op de wereld hebt gezet. Haar literaire zoektocht is relevanter dan het vinden van een conclusie die niet bestaat.
Maar ze zegt het wel mooi: ‘Ik moet accepteren dat ik mijn dochter geen uitzicht kan bieden op een wereld waarin alles goed is of goed komt. Het enige wat ik kan doen om de zwaarte het hoofd te bieden, is tussen alle ellende datgene uitlichten dat mooi is en betekenisvol.’
2 maart 2023
Wie is er bang van het grote rode hart?
Het hartje is aan een revolutie begonnen, merkt u het ook? Die vettige rode hart-emoji duikt steeds vaker op in online-gesprekken en chats. Vanzelfsprekend. Maar ook onwennig, soms. Want een hart blijft beladen.

Het was een collega die erover begon. Hoe een andere collega hem via Teams had laten weten dat de klus die hij haar gevraagd had, afgerond was. Hij antwoordde met een simpel rood hart. Zonder nadenken. Nadenken deed zij wél. ‘Euh, ik weet niet goed wat ik daarmee moet, met dat hart’, typte ze. ‘Niets,’ zei hij, ‘ik wil gewoon mijn blijdschap en dankbaarheid tonen.’
Ik weet niet of het u ook al opgevallen is. Maar stilaan is de hartjes-emoji onze chats binnengesijpeld. Niet als liefdesverklaring, maar gewoon, als een, tja, zeg het maar, als alternatief voor een opgestoken duim. Een oké, een I like, een tof! Het is iets raars. Zo’n hartje twijfelt wat tussen gemeende sympathie en toch iets grensoverschrijdends. Want een hart heeft natuurlijk een beladen oerbetekenis, meer dan een lachend gezichtje, bijvoorbeeld. Er was een tijd dat je een hart niet aan iedereen gaf.
Ambigu
Voer voor discussie. Zo bleek ook snel toen andere collega’s het gesprek begonnen te volgen. Sommigen zagen er geen graten in, hebben het hart geadopteerd als was het een onnozele smiley. ‘Ik voel toch een rem,’ zei een vrouwelijke collega, ‘en als ik het gebruik, is het alleen bij vrouwen’. ‘Ik schrik toch altijd een beetje. Alsof ik er meer in lees dan ik er zou moeten in lezen’, aldus de andere. ‘Ik betrap mezelf erop dat ik het vaker gebruik dan vroeger, en zeker nu ik de opgestoken duim heb afgevoerd toen bleek dat jongere mensen die haten’, aldus nog een andere. ‘Zo’n hart voelt voor mij heel groots’, zoals in ‘grootse liefde’, repliceert een van de jongste collega’s van de vloer. ‘Het hangt echt af van de context. Ik veronderstel dat als een collega mij een hartje stuurt, dat ik iets goed deed.’ Maar ze voegt er ook aan toe: ‘Een bericht gewoon liken voelt soms heel droog, dan voelt een hartje fijner.’ ‘Ach. Ik strooi hartjes en ik vind dat iedereen dat zou moeten doen, daar wordt de wereld mooier van’, zei de eerste collega, die van het Teams-hart.

Ook webfora buigen zich over de kwestie: ‘Het betekent niets, gewoon een vriendelijke reactie, lees er dus vooral niets anders in en zet die Hollywood/Bollywoodfilm in je hoofd op pauze’, lees ik. ‘Lees geen echte emoties in emoji’s, en neem ze vooral niet serieus’. Het zijn maar een paar van de vermanende reacties op mensen die allerlei flirterige en amoureuze boodschappen zien in het hartjesgedrag van hun virtuele gesprekspartner. Want dat krijg je dan: ziet de ene er een liefdesverklaring in, dan wou de andere gewoon zeggen: ‘ah tof!’
Onlangs leidde het trouwens nog tot een rechtszaak, nadat kledingketen Primark een storemanager had ontslagen om het sturen van Whatsapp-berichten met hart-emoji’s naar medewerkers. Grensoverschrijdend gedrag, aldus de directie. De rechtbank in Amsterdam floot Primark terug: onterecht ontslag. Er speelde weliswaar meer dan de hartjes, er was ook sprake van een complot onder collega’s. Maar dan nog draaide de schuldvraag om de hartjes.
Terug naar de duim
Zelf las ik een maand of zes geleden nog ietwat oogrollend het stukje van collega Steven Elias over hoe Gen Z iets passief agressiefs ziet in de opgestoken duim en die emoji liever gecanceld ziet, vandaag begrijp ik hem. De duim is dominant, passief-agressief, veel te aanwezig en ongeloofwaardig. Het hartje zit in een gelijkaardige spiraal, maar dan in de omgekeerde richting. Fascinerend wel. In dit soort beelden-semantiek is niets meer wat het lijkt.

Want als we al ooit dachten dat emoji’s een handige nuancering waren van onze geschreven taal zijn we die illusie intussen kwijt. We hebben godbetert al legendes nodig om zoiets pictografisch als een emoji te verklaren. Wat ooit begon als een vrij eenduidige manier om gevoelens te vertalen, is intussen verworden tot een grafische toren van Babel. Vertel dat allemaal eens aan iemand die nog alleen communiceert in klassiek alfabet, denk ik dan ook. Dat heeft bijna iets exotisch simpels: letters en een alfabet blijven hun vaste functie houden, een a wordt niet plots agressiever dan pakweg een m. Op dat vlak zijn emoji’s een pak onbetrouwbaarder als dragers en bouwers van betekenis. Zei ik al hoe absurd het allemaal klinkt? Hoe er zo stilaan een parallelle wereld ontstaat waarin we ons buigen over de betekenis van iets dat je nog het best kan omschrijven als halve hiërogliefen, uitgevonden om het ongenuanceerde van onze geschreven taal van gevoelens te voorzien. En kijk waar we nu staan? Lost in translation is er niets bij.
Instahart
Het is in elk geval ook een intergenerationele kwestie. Hoe jonger, hoe minder graten er gezien worden in het rode hart. En het is, zeg het maar, weer allemaal de fout van Mark Zuckerberg en co. Zij hebben de inflatie van het hart in gang gezet. Een banale ‘like’ op Instagram of Tiktok is per definitie een hartje. Zo geprogrammeerd. Willen we in diezelfde biotoop duidelijk maken dat we de Instagram-post echt wel héél erg mooi vinden, dan gooien we gewoon twee of drie harten in het commentaarveld. En kom, we gooien er nog een – you are so hot! – vlammetje achteraan. De devaluatie van al wat ooit ontwikkeld werd om het liefdesleven extra peper te geven, is begonnen.
Ook het goeie ouwe Facebook werkte duchtig mee. Tot een paar jaar geleden kon je alleen kiezen voor een like met een opgestoken duim. Intussen staat er ook de hartjes-optie tussen. Maar Facebook zette er wel de expliciete betekenis bij: niet liefde, love of passie, maar gewoon het adjectief ‘geweldig’. Een hart is geweldig, met een uitroepteken. Niet meer en niet minder. Vooral niet meer.
Maar misschien, kan je je afvragen, speelde de afstandelijke coronaperiode ook een rol in de hartenparade? Dat we ruim twee jaar lang bang waren van plakkussen, hugs en andere fysieke blijken van affectie heeft misschien gemaakt dat we zijn gaan overcompenseren in het digitale. Hartjes strooien à gogo, maar liever niet fysiek.
Wat u, beste lezer, bent u bang of fan van hartjes in de dagelijkse communicatie? Mail ons!
2 maart 2023
'Ga ik met mijn dochter in discussie omdat ze zich te sexy kleedt?'
Leest u even mee in mijn mailbox? Deze herkenbare brief kreeg ik in de rubriek Lievesbrieven.

Dag Lieve,
Wat ik me van mijn kleerkast als tiener herinner is: veel speelmogelijkheden, en een beperkte kans op een mooie uitvoering. Ik had wel wat kleren (ik was de jongste van vier meisjes, ik was een Kringwinkel op mezelf), maar ik wist ook dat er regels waren. Niet te kort, niet te vreemd, niet te wild, en zeker niet te uitdagend. (Mijn moeder heeft mij ooit een hoer genoemd, omdat ik op mijn zestiende gaatjes in mijn oren liet schieten.) Het was zoals op de schoolspeelplaats: er kon veel, maar je moest vooral niet in de verkeerde richting de glijbaan op lopen.
Zo zou ik niet worden. Dacht ik. Ik wilde dat mijn kinderen helemaal zichzelf konden zijn in hun kleren. Net zo uitbundig, wild, introvert of zacht als ze zich die dag voelden. Alleen merk ik nu dat ik soms blokkeer op de kleren van mijn – uitbundige – achttienjarige dochter. Als ze uitgaat, en zeker als ze met de fiets naar een fuif vertrekt, draagt ze in mijn ogen wel erg korte rokjes, blote buiken en diepe decolletés. Waardoor ik toch weer wil uitroepen: zo ga je toch niet buiten! Ik hou me zoveel mogelijk in, maar we hebben er weleens discussies over. Omdat ik vind dat je met je kleren ook communiceert, en soms iets zegt wat je helemaal niet wil vertellen. Of omdat ik bang ben voor alle idioten die een kort rokje interpreteren als een uitnodiging. Zij ziet mijn bezorgdheid dan weer als een verwijt: dat ik bij voorbaat de schuld leg bij het meisje dat zich sexy heeft gekleed. Maar dat bedoel ik helemaal niet. Het gaat me om haar veiligheid. Of bedoel ik dat dan net wel?
Ik weet het, als ouder word je de conservatieve versie van je jongere zelf, omdat je echt iets te ‘bewaren’ hebt, maar ik loop nu helemaal vast. Hoe leg je die dingen in de weegschaal? Moet ik mijn mond houden en laat ik haar onbezorgd vrij zijn? Of is het oké dat ik mijn angsten ventileer, omdat de wereld geen ponykamp is?
Anna
Ik vond het een mooie, maar ook een lastige brief om te beantwoorden. Want dat is de bedoeling van die rubriek: pingpongen over een van die issues die een mens bezighouden. Zelf heb ik geen tienerdochter, dus ik kan er alleen maar van aan de zijlijn over nadenken, en dat is misschien ook niet het slechtste perspectief, omdat dat juist zo belangeloos en zonder persoonlijke betrokkenheid gebeurt. Ik dacht terug aan vorige zomer, toen ik zelf zo vrolijk werd bij het zien van al die tienermeisjes in croptops en spaghettibandjes. Ik maakte mezelf wijs dat dit de zomer was waarin meisjes met opgestoken middenvinger hun lichaam claimden: ‘Ik toon wat ik wil, maar dat is geen boodschap aan wie dan ook. En al zeker geen uitnodiging.’ Een generatie die de eeuwige spiraal van victim blaming en angst voor testosteron-idioten zou ombuigen. Ik geloof er graag in. Noem me naïef of hoopvol. In die zin schreef ik ook een antwoord aan Anna.
Ohja, PS. Ik krijg nog altijd graag mails over kwesties die u bezighouden. Gewoon mailen, dan kunnen we pingpongen.
2 maart 2023
Mooigedacht (37): Accepteer je palet
In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

‘In het leven staat je een palet mogelijkheden en beperkingen ter beschikking. Dat palet accepteren en er voluit voor kiezen, is voor mij een essentieel inzicht, daar schuilt veerkracht. Je mist bepaalde dingen in het leven, maar tegelijk is er de volheid van al wat wel bereikbaar is.’
Dat zegt actrice en theatermaker Sara De Bosschere in haar levenslessen.
28 februari 2023
Hoe praat je met iemand die ‘alles steeds sneller vergeet’?
‘Het heeft een klinische naam, dementie. Maar mijn moeder zegt gewoon dat haar hoofd niet meer werkt. Praten met haar is niet gemakkelijk, want dit is niet alleen voor haar nieuw.’ Dat zegt collega Peter Vantyghem. Op basis van eigen ervaring, tips van het internet en een gesprek met een specialist noteert hij hoe je best communiceert met iemand die dementie heeft.
‘Dementie is vooral erg als een samenleving er niet mee kan omgaan.’ Ik wou dat ik dat inzicht zelf bedacht had, maar het is een uitspraak van Jan Hoet, de voormalige kunstpaus, en een man met wie je ook moest kunnen omgaan. Dat probeer ik ook met mijn moeder. Ze wordt 87, en ze vergeet. Steeds sneller, zegt ze verontschuldigend, maar ze heeft een goeie oplossing: alles wat ze doet, noteert ze in haar agenda. Bloemen geplukt. Naar het nieuws gekeken. Peter komt.
Dat is mijn moeder ten voeten uit: altijd een oplossing zoeken voor alles. Zeven kinderen heeft ze op de wereld gezet en opgevoed, met een grote nadruk op zelfredzaamheid. Die kwaliteit moet ze nu zelf aanwenden, want ergens vooraan in haar hoofd klopt iets niet: veel herinneringen zijn verdwenen, andere zijn weer naar boven gekomen. Wat op dagelijkse basis gebeurt, blijft niet hangen.
Zo ambetant, zegt ze, elke keer. ‘Ge kunt dat niet geloven.’
Lijstjes met tips
Op het internet heb ik uit allerlei tiplijstjes afgeleid hoe we daarmee om kunnen gaan: geen waarom-vragen stellen, korte zinnen gebruiken, warme gebaren maken, niet tegenspreken, respect tonen. Het voelt een beetje aan alsof je een handleiding raadpleegt, maar hoe kan je spontaan zijn als je de hele tijd instructies volgt?
Zo staat er dat je ‘iets over jezelf moet vertellen’. Maar mijn moeder vertelt liever zelf, honderduit. Soms sta ik er paf van hoe een geheugen dat zoveel moeite heeft om het heden vast te houden, zo thuis is in een ver verleden. Over bompapa had ik nog nooit gehoord. En ze zingt heerlijke liedjes die ik nog nooit gehoord had, over een bleekblauwe hond die wegvliegt met een vliegmachine, en over Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen.
Jurn Verschraegen, directeur Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, zegt dat dit het belangrijkste is voor mensen met dementie: ze willen mens zijn. ‘En mensen zijn relationele wezens, maar relaties spelen zich af in tijd, zoals alles, en het tijdbesef van mensen met dementie is anders. Daarom moeten wij ons aanpassen.’
Verhaal vertellen
Ik pas me graag aan, maar dat betekent dat ik goed moet kunnen luisteren. Soms gaan we dus wandelen, ik in mijn Brabantse omgeving en zij op de speaker, we maken het uur moeiteloos vol. ‘Zolang zij praat, kan jij geen moeilijke vragen stellen’, zegt Verschraegen. ‘Zie het als een vorm van zelfbehoud, of misschien is ze graag de baas. In de diepte betekent het gewoon dat ze wil meetellen, door een verhaal te vertellen op haar ritme.’
Moet ik haar er dan niet op wijzen dat ze iets al eens twee, of vijf keer zegt? Daarover zijn alle tips duidelijk: niet confronteren met de conditie, niet corrigeren. Of geruisloos corrigeren, nuanceert Jurn Verschraegen. ‘Als ze een overleden figuur ter sprake brengt alsof die er nog is, vraag dan welk soort persoon hij was.Of als je niet wil meegaan, zeg gewoon dat je nu ook iets wil zegen.’
Ik vind het moeilijk om niet directer in te grijpen, misschien omdat ik onbewust nog steeds hoop dat ik haar kan helpen. Soms spreek ik wél tegen, dat heb ik altijd gedaan. Als ik haar een beetje uitdaag, heb ik het gevoel dat ik haar meer respecteer. Dat kan jij toch niet: meer is er niet nodig om haar, wanneer we op wandel zijn langs de zeelijn, toch over een plas te laten springen - of erin, who cares. ‘Je mag niet proberen je gelijk te halen’, vindt Verschraegen. ‘Als het is om samen een oplossing te vinden, is een discussie wel goed natuurlijk. Maar het moet ook veilig blijven voor haar.’
Ik denk dat het een beetje aanvoelen is. Elke mens is anders, dus is elke dementie ook anders. Ik probeer graag haar te laten opleven.
Liefde boven alles
De tientallen tips op internet deel ik in drie grote groepen in: zorgen, respecteren, liefhebben. Wat is nu het belangrijkste?
Verschraegen: ‘Ik hanteer een schaal tussen autonomie en geborgenheid. Dat uw moeder elke dag zelfstandig gaat wandelen, is heel goed voor haar autonomie. Wanneer ze echter verdwaalt, dreigt verwaarlozing, en dan lijkt het beter dat ze in een vertrouwde omgeving blijft, goed geborgen dus. Ook hier moet een evenwicht zijn. ‘Helpen’ lijkt me gericht op geborgenheid. ‘Respecteren’ heeft meer te maken met autonomie. ‘Liefhebben’ is de rode draad, de reden waarom je op een bepaald moment haar autosleutels afneemt, hoe pijnlijk dat ook is. Het is de belangrijkste motor onder alles’.

Is het liefdevol als je haar geen eerlijk antwoord geeft wanneer ze vraagt of ze nog lang in haar woonzorgcentrum moet blijven? Daarmee drukt ze, meer dan een periode, een gevoel uit. Mijn zus vindt het beter te zeggen dat ze daar zal blijven, ik ontwijk de vraag. ‘Het is te confronterend wanneer je zegt dat ze daar nog lang, eigenlijk altijd, zal wonen’, zegt Verschraegen. ‘Draai de communicatie om. Vraag of ze het daar niet goed heeft? Zeg dat ze toch een mooie kamer heeft.’
Ik probeer het soms met humor. Dan imiteer ik haar zoals ze sinds kort met een stok loopt, als een ‘oud wijveke’. Dat vindt ze leuk, want dan kan ze boos zijn op mij en voorspellen dat ik op mijn 86ste nog veel meer versleten zal zijn. ‘Humor is ontwapenend’, zegt Verschraegen. ‘Humor ontspant, het is een vluchtheuvel, een manier ook om een probleem te ontmijnen. Op voorwaarde dat ze dat aankan. Ook dat moet je aanvoelen.’
Grote verhalen
Mijn moeder is een vat vol verhalen geworden. Ze spreidt ze uit als een olievlek op water, met veel woorden in veel minuten. De verhalen hebben een grote interne logica: ze spelen zich af in ruimtes die ze aanwijst, beschrijft, duidt, en de personages hebben allemaal een grote rol gespeeld in haar leven. De gebeurtenissen kloppen soms, vaak ook niet, maar ze hebben altijd iets moois en ontroerends. De menselijke geest is, zelfs als hij stottert, tot veel creatiefs in staat.
Precies, zegt Verschraegen. ‘Wanneer u een verhaal construeert over een vakantie van tien jaar geleden, vergist u zich soms ook in tijdsaanduidingen en hoe de personages reageerden: daar hoef je geen dementie voor te hebben. Het gaat erom dat uw moeder verhalen opbouwt uit herinneringen die een gevoelsmatige lading hebben voor haar, en een emotionele print in het geheugen achterlieten. Het is van geen belang of de verhalen juist zitten in tijd, of qua personages. Ze zijn manifestaties van haar gevoelswereld, en die moeten we recht aandoen. Zeg dus niet dat iets niet kan, vraag liever om er meer over te vertellen en probeer eronder te kijken.’
• Filmrecensie | Anthony Hopkins in Father: masterclass dementeren
Misschien is heel haar leven nu een nieuw verhaal. Soms gaan we wandelen in het stadscentrum, dan spreekt ze allerlei mensen aan, en lacht ze naar de kinderen. ‘Mijn echtgenote is buddy van een een dame met dementie, zegt Verschraegen, ‘en als ze gaan wandelen, gaat een heel andere wereld open, vindt ze’. Zo is het precies: mijn moeder ‘kent’ iedereen, vindt dat iedereen vriendelijk is voor haar (en dat is ook echt zo), herkent overal gebouwen en etalages van vroeger, en zegt na de wandeling dat ze er veel deugd van had om weer eens onder de mensen te zijn.
Het is inderdaad iets waar we moeten leren mee om te gaan.
Wat u, beste lezer, heeft u hier zelf ervaringen mee die anderen kunnen helpen? Mail ons!
28 februari 2023
Zegt u ook 'of zo' aan het einde van een zin?
Zoals in: ‘Het is een gevoel van ergens tussen vallen, of zo. Of: ‘Het heeft te maken met stijfheid in mijn polsgewricht of zo.’

Soms vragen mensen zich op hetzelfde moment hetzelfde af, en dat is een fijn gevoel. Ik had het vorig weekend, toen ik de waarom-vraag las in het Weekblad van deze krant. Maanden gekleden was het me al opgevallen hoe vaak steeds meer mensen de woorden ‘of zo’ gebruiken. Plots leek iedereen na een gewroet in eigen ziel dat allemaal te nuanceren met het plomverlioren ‘of zo’. Heel raar toch?
Onze medewerker Bram Van Renterghem was het ook opgevallen, dus hij probeerde uit te vissen hoe dat kwam. In zijn zoektocht naar een verklaring las ik nog een mooie uitdrukking: ‘verbaal zwerfvuil’. Maar dat is het dus niet. Wat ik wel onthoud: ‘Het doet dienst als hedge, een verzachter die afzwakt wat gezegd wordt. Het geeft je een slag om de arm, je bouwt een beetje afstand in. Bovendien maakt het dat je niet te stellig of zelfverzekerd overkomt. Mensen gebruiken het dus, al dan niet bewust, om sympathiek bevonden te worden.’
Dat soort inzichten geeft me een kick. U ook?