
‘Taalpurisme is de dood van de verbinding met het publiek’
Studio Brussel-presentatrice Michèle Cuvelier wil liefst dat taal ‘zo standaard mogelijk is’, maar waarschuwt ook voor een ‘te strak korset’.
Bij Studio Brussel staat Michèle Cuvelier te boek als een baken van het Standaardnederlands. De Ardooise presentatrice van ‘Radar’ nam in haar jeugd veelvuldig deel aan dictiewedstrijden en voltooide een opleiding Woordkunst aan het Conservatorium in Antwerpen.
‘Daar was Standaardnederlands het ultieme doel, dus ik ben er wel in gepokt en gemazeld. Maar ik ben ook enigszins bevoorrecht: ik heb nooit moeten trainen op mijn tongpunt-r, of het onderscheid tussen g’s en h’s. Ik moest dus niet van ver komen. Op dat vlak ben ik een atypische West-Vlaming: zo eentje van wie je het niet hoort, tenzij ik een bijna-doodervaring beleef in het verkeer.’
Hoe belangrijk vind jij het dat er Standaardnederlands weerklinkt op de openbare omroep?
‘Ik probeer taal te benaderen als een maker. Het is mijn job om verhalen te brengen naar luisteraars of kijkers, en daarvoor moet ik de manier vinden die het meest verbindt. Dat gebeurt door proper en verstaanbaar te spreken. Maar tegelijk mag het ook nooit de naturel van de presentator negatief beïnvloeden. Om een voorbeeld te geven: hoe ik nu spreek op de radio is niet zo gepolijst als ik het ooit heb aangeleerd. Ik wissel bijvoorbeeld “ge” en “je” af, al gebeurt dat doorgaans onbewust.’
Hoe vind je die balans?
‘Ik volg daarvoor de theorie van Sofie Lemaire: je moet tegen de micro spreken zoals tegen een vriend. Dan gebeuren er subtiele linguïstische verschuivingen tijdens een presentatie. Je begint je show op een bepaalde manier, maar dan belt er een luisteraar in en begin je net ietske … Kijk, dát. Het is miniem, en een purist kan zich eraan storen. Maar voor mij is dat, net als een “ge” in plaats van een “je”, niet problematisch. Taal leeft. Je kunt haar niet vastgrijpen of betonneren, want ze verandert elke dag. Ik ben dus voorstander van flexibiliteit en fluïditeit. Taalpurisme is de dood van de verbinding met het publiek.’
‘Verbinding maken is doorgaans handiger in een taal die aansluit bij hoe Vlamingen écht praten, en dat is bijna nooit accentloos Standaardnederlands’, zei de taalraadsvrouw van de VRT in deze krant. Switch jij bij contact met luisteraars naar tussentaal?
‘Als ik een West-Vlaamse luisteraar aan de lijn heb, durf ik die al eens in het West-Vlaams begroeten, ja. Je merkt ook dat de West-Vlaamse luisteraars daar goed op reageren, want zij voelen zich herkend. Maar ik zie het als een continue stretchoefening. Als ik taal heilig zou maken, zou ik mijn eigen speelveld insnoeren. Bij een voice-over kan dat, maar de spontaniteit gaat overboord zodra ik dat doe in de ether.’
Toen je het ochtendblok presenteerde, zat je vaak naast tussentalige gastpresentatoren als Thibault Christiaensen of Lennert Coorevits. Mixt dat wel?
‘Als er een co-presentator met een accent naast mij zit, moet ik een beetje opletten dat ik ook niet opschuif. Maar ik vind het wel geweldig dat die stemmen een plaats krijgen bij StuBru. Iedereen moet zich welkom kunnen voelen.’
‘Het moet natuurlijk ook niet polariseren: als een accent of dialect zodanig prominent aanwezig is dat het mensen op de kast jaagt, wordt het moeilijk. Maar als ik voel dat er een mens van vlees en bloed achter de microfoon zit, pik ik het. Ik wil liefst dat de taal zo standaard mogelijk is, maar het mag niet aanvoelen als een te strak getrokken korset. Liever iemand met persoonlijkheid die praat met een patat in zijn mond dan iemand met een gepolijste standaardstem die zielloos klinkt.’
Heb jij het beruchte stemattest van de VRT behaald?
‘Neen. Kan je het geloven? Ik zou het misschien eens moeten proberen behalen. Maar tot dusver heeft nog niemand bij de VRT me daarom gevraagd – gezien mijn opleiding Woordkunst werd dat niet nodig geacht.’