Foto: Getty Images

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach

De dingen waarover we babbelen op een terras, bij een koffie of een glas wijn. Het leven en wat ons bezighoudt. In deze blog wil ik er een plaats aan geven.


26 februari 2023

Waarom we soms zo snakken naar de slappe lach

Niet meer kunnen stoppen met lachen. Weinig dingen voelen even heerlijk als vreselijk tegelijk.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Weet u nog hoeveel keer u in uw leven de slappe lach hebt gehad? Echt de slappe lach? Zo’n lach die zich aankondigt met een bijna geluidloos piepen, prikkende ogen, buikpijn, en een wat stokkende ademhaling? Wedden dat u het echt nog weet? Dat het een van de legendarische momenten in uw leven is geworden?

Gek, wel. Als je die symptomen hier zo naast elkaar ziet staan, en niet beter zou weten, dan denk je toch meteen: ‘Oh. My. God. Dat moet pijn doen’. En dat doet het ook, of toch een beetje. En het wordt nog erger, die prikkende ogen worden tranende ogen, die stokkende ademhaling een bizar soort hijgen, en dat geluidloos piepen verwordt tot een huilerig, bijna dierlijk gesnik. Het klinkt afschuwelijk. En toch is het heerlijk.

Ik dacht eraan toen een collega me vrijdag een Tiktok-filmpje stuurde dat intussen ook al op Twitter uitgebreid de ronde deed. ‘Ik ga alleszins geen leuker filmpje vinden deze week dan dit’, had hij erbij getypt.

Oh man, had hij een punt. Twee Nederlandse meisjes die plots beginnen te lachen om twee onnozele voornamen, en niet meer kunnen stoppen. Dat was het. Meer was het niet. Neen, ik vertel u de details niet. Kijk zelf. Het kan uw premaandaghumeur alleen maar een heerlijke boost geven. Tranen over hun wangen, twee lichamen in een stuipkramp, kreten en snikken door elkaar. Ongecontroleerde bewegingen. Heerlijk. Op Tiktok is de video intussen meer dan 120.000 keer geliked. De commentaren onder het filmpje zijn al net zo goed een antidotum tegen elke denkbare zurigheid. Alsof de hele wereld plots meelacht. Alleen al die gedachte maakt een mens vrolijk.

Om maar te zeggen: het filmpje deed een soort van nostalgie in mezelf ontwaken. En ook een gevoel van frustratie. Want wanneer was mijn laatste slappe lach nu weer? Eerlijk? Ik weet het even niet. Te lang geleden dus. Ik herinner me wel mijn meest legendarische slappe lachmomenten. De eerste was op een filosofie-examen, lang geleden. Plots zag ik de prof van nabij en besefte ik hoe grappig hij eruitzag. Kabouterig. Stress en te weinig slaap zullen ook wel meegespeeld hebben, maar in elk geval: ik kon niet meer stoppen. Hoe hard ik ook wou. Hij moest me even laten afkoelen voor we weer verder konden met wat er eigenlijk op de agenda stond. Ik verging van schaamte, maar tegelijk was het ook zo een van die onvergetelijke momenten in een mensenleven.

Positieve evolutie

De tweede was op een etentje met baas en collega’s. In een opstandige bui hadden we ons zonder de baas in de sfeer gerookt met een klein beetje cannabis. Dat wreekte zich toen we in het Chinese restaurant arriveerden. De vette karpers die onder de glazen vloer naar ons lagen te staren waren te absurd om niet de slappe lach te krijgen. Aanstekelijk, niet te stoppen en alweer gênant, want de baas had geen idee wat er aan de hand was. Tegelijk heeft het gebeuren de band tussen de collega’s zo stevig aangetrokken dat die avond ons ruim twintig jaar later nog steeds verbindt.

Dat laatste is iets wat wetenschappers ook schrijven, lees ik in het archief van deze krant. Vanuit de evolutieleer is samen echt diep lachen belangrijk omdat het in onze prehistorische tijden een middel was om positieve emotie snel over de primatengroep te verspreiden. Volgens biologen ligt net daarin de adaptieve waarde. Positieve emotie maakt namelijk sterk. Een groep vroege mensachtigen die zo’n gevoel in een veilige situatie snel over de groep kan verspreiden heeft een evolutionair voordeel tegenover een groep die dat niet kan.

Wat de slappe lach zo slap maakt, is dat je het gevoel hebt dat het lachen je spieren letterlijk slap maakt. Alsof dat lachen sterker is dan jezelf. Via internet leer ik dat dat komt doordat onze hersenen op zo’n moment te weinig signalen uitsturen naar onze spieren, waardoor we die lachbui niet echt kunnen tegenhouden. De Fransen noemen het le fou rire, en dat past ook bij deze tijdelijke waanzin. Daar zit vaak ook de contradictie. Op het moment zelf denk je maar aan één ding: laat dat hier alsjeblieft stoppen! Terwijl je amper een uur nadat het gestopt is al met heimwee terugkijkt naar dat slappe-lachmoment. Want zijn dat niet net de meest memorabele, de leukste slappe lachen? Die waarbij je kost wat kost wil stoppen, maar het niet lukt? Legio zijn ze, de filmpjes van nieuwslezers die tijdens het serieuze van hun job plots de slappe lach krijgen. Of bloopers van acteurs die het op de set niet langer serieus houden.

Geen lachcoach!

Wetenschappers hebben nog wel meer onderzocht. Onderzoek van de Universiteit van Maryland (VS) toont aan dat een stevige lachbui goed is voor de werking van het hart, de bloedvaten en de ademhaling én zorgt voor een betere zuurstofopname in spieren en organen. Omdat er een kettingreactie ontstaat van spieren die samentrekken, een versnelde hartslag plus ademhaling én een bloeddruktoename, heeft lachen bovendien een gunstige invloed op het immuunsysteem. Maar wat het gevoel zo heerlijk maakt, zijn blijkbaar onze lichaamseigen stoffen als dopamine en endorfine die beginnen te circuleren.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Allemaal goed en wel, maar het jammere van de hele zaak is: je kan het niet forceren, net zomin als je jezelf tot een goeie huilbui kan dwingen. Ik weet het: er zijn wel mensen die zich bekwamen in lachtherapie. Maar dat is het toch niet echt. Dan krijg je van die filmpjes waarin mensen op elkaars buik liggen en proberen om een aanstekelijke lach door te geven. Of mensen die gewoon in een kringetje wat lachgeluiden staan door te geven in de hoop dat het besmettelijk wordt. Nee, een workshop lachen, alleen al het woord en ik knap erop af.

Het internet zou het internet niet zijn als het ons ook niet leerde hoe je je uit een slappe lach kan bevrijden. Als dat dan echt nodig zou zijn. Drie stappen:

1. Staar naar een vast punt in de kamer en concentreer op je ademhaling. Kijk vooral niemand aan die ook in de slappe lach zit.

2. Adem lang en diep in door de neus.

3. Probeer je mondhoeken samen te trekken in een boze frons.

Maar eerlijk, even onder ons: laat de bui gewoon nog even hangen. Want later gaat u alleen maar spijt hebben dat die slappe lach alweer gaan liggen is. Trouwens, soms ontaardt zo’n slappe lachbui spontaan in een huilbui. Wat ook weer bewijst hoe complex ons emotioneel systeem is, en als we daar dan weer dieper op willen ingaan komen we bij een neurologisch syndroom terecht: pseudobulbair effect (PBA), waarbij iemand door hersenletsel onvrijwillige of oncontroleerbare episodes van huilen, lachen of zelfs geeuwen doormaakt. Maar dat is een ander hoofdstuk.

En u, beste lezer, bent u een fan van de slappe lach? Laat u hem leven of drukt u hem de kop in? Mail ons!


24 februari 2023

Waarom dat filmverbod in de nachtclub geen slecht idee is

Wie in de Brusselse nachtclub C12 wil gaan dansen, rondhangen of mensen kijken, moet de lens van zijn telefooncamera afplakken: verboden te filmen. Collega Max de Moor, die er zelf wel eens op de dansvloer staat, denkt wat dieper na over het waarom van zo’n maatregel.

Filmen of niet? Op een concert gun ik mezelf een of twee filmpjes. Soms deel ik die later op Instagram of stuur ik ze door naar vrienden die er graag bij waren geweest. Meestal kijk ik er een dag later nog eens naar op de pot. Dat laatste detail had ik u kunnen besparen, maar het opzet van deze blog is dat we eerlijk naar ons eigen en het gedrag van anderen kijken. Dus ik ga door. Want wat met uitgaan? Filmen of niet?

Op mijn cameraroll vind ik een filmpje terug dat dateert van mijn verjaardag eerder deze maand. Die heb ik afgesloten in de Brusselse nachtclub Fuse. Boven het filmpje staat ‘12 februari 4:17’. Tien seconden lang film ik op en neergaande ellebogen onder wit flitsend licht. Ik scrol verder en vind een ander filmpje dat dateert van nieuwjaarsochtend. ‘1 januari 7:58’. Elf seconden lang film ik de overblijvende clubbers in Reset, een andere Brusselse nachtclub, terwijl ik met de camera een volledig rondje draai. In beide gevallen herinner ik me ook de gêne van het moment. Hoort dit wel? Is het ongepast om de roes van de nacht vast te leggen, zelfs als ik niet van plan ben om de beelden te delen op sociale media? Bij het filmpje van nieuwjaar herinner ik mij nog iets anders: hoe de persoon naast mij wegdook omdat hij geen zin had om met zijn schaarse outfit en benevelde blik in de cameraroll van een vreemde te belanden.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: C12 huisfotograaf Jeremy Gérard

De Brusselse nachtclub C12 maakt er korte metten mee: sinds twee weken wordt je camera aan de deur afgeplakt met een sticker. Filmen of foto’s nemen is verboten. ‘Brussels is the new Berlin’, reageert iemand bij de aankondiging op Instagram. ‘Bxl = bxl ;-)’, antwoordt C12. Het nieuwe Berlijn genoemd worden, is voor elke stad een vergiftigd geschenk (kort antwoord: gentrificatie en belachelijke verwachtingen). Al klopt het wel dat C12 daar de mosterd is gaan halen. ‘In Berghain in Berlijn bestaat die maatregel al sinds jaar en dag. Die club is een voorbeeld’, verklaarde woordvoerder Koen Galle in een artikel over de nieuwe maatregel.

Imago

Met een beetje slechte wil zou je C12 er daarom van kunnen beschuldigen dat het hen louter om marketing te doen is. Want zoals Jens Grieten van de Gentse Kompass Klub sceptisch opmerkt, gaat het er in Duitse technotempel wel een stuk heviger aan toe. ‘Dat is een soort seksclub’, reageerde hij. En bovendien geldt voor de huisfotograaf in Brussel een uitzondering. Die maakt beelden die in lijn liggen met ‘het DNA van de club’ en ‘probeert rekening te houden met ieders privacy’. Dan is het snel gezegd dat de nieuwe maatregel gewoon een sluikse manier is om het imago te bewaken.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: C12 huisfotograaf Jeremy Gérard

Temeer omdat een fotoverbod mystiek creëert. Berghain is zo legendarisch dat zelfs een foto van het stickertje op je camera een statussymbool werd op Instagram. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met het strenge deurbeleid daar. Wie voorbij de beroemde buitenwipper raakt, voelt zich ook een beetje uitverkoren en wil dat aan de wereld laten weten. Maar ‘bxl = bxl’ en een van de meest onderschatte kwaliteiten van ons nachtleven is net ons inclusieve deurbeleid. Progressieve clubs leggen steeds vaker aan de deur uit wat de spelregels binnen zijn (‘Geen discriminatie, consent is key’), maar je moet je al serieus misdragen om de toegang geweigerd te zien. Tout le monde a sa chance. Het was de blik van een buitenlander, die het fotoverbod betreurde als ‘berlinification’, die me de waarde van dat opendeurbeleid liet inzien.

Uitgelachen op Instagram

Toch vind ik het fotoverbod een uitstekende zaak. De lockdowns hebben tot introspectie geleid in het dj-circuit. De discussies over grensoverschrijdend gedrag laaiden voor corona al op, maar bij de heropening werden ze omgezet in beleid. Het beroemde Fabric in Londen voerde bij de heropening eenzelfde verbod in. Niet-consensueel filmen, zoals online magazine Vice het noemt, is ook een vorm van grensoverschrijdend gedrag. Dat klinkt ferm overdreven. Zeker als het gaat om filmpjes met wat op en neer deinende ellebogen. Maar wat met deze voorbeelden? Een voguer wil wat moves uittesten en wordt meteen omringd door camera’s die het flamboyante nachtdier willen vastleggen? Een filmpje van een 64-jarige clubber, een ancien in de scene, belandt op Twitter, waar hij het mikpunt van spot wordt. Een queer man met overgewicht gaat graag dansen in een harnas en ontdekt dat hij op een story op Instagram wordt uitgelachen?

‘In het beste geval is filmen zonder toestemming een inbreuk op de privacy. In het slechtste geval – en vooral als het iemand beschaamt die niet past in de stereotype blanke, cis, heteroseksuele mannelijke blik – kan het haat uitlokken’, schrijft Chiara Wilkinson op Vice. Een fotoverbod is er heus niet alleen om seks op de dansvloer of Berlijnse bollen aan de bar te verhullen, zoals Jens Grieten lijkt te suggereren. Belgische clubs als C12 (of Kompass!) zijn inderdaad geen Berghain, maar ze zijn ook geen Chirofuif. Ook bij ons wordt bewust gespeeld met grenzen en normen die het daglicht (nog) niet kunnen verdragen. Dat gaat van experimenten met darkrooms over kledij tot nagenoeg onbeluisterbaar harde muziek. Daardoor wordt hen soms pretentie aangewreven, maar so be it.

Net als op carnaval?

Sommige van die experimenten komen trouwens aan de oppervlakte van de mainstream. Er valt een rechte lijn te trekken van safe spaces in feministische queer ruimtes en het huidige debat over de zin en onzin van een meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag op Aalst carnaval. Een fotoverbod in clubs kan dus ook tot nadenken stemmen over wat we aanvaarden in tijden dat iedereen op elk moment stiekem beelden kan maken. Het gaat dan niet alleen om de vrijheid van wie of wat queer is. Ook andere zaken die gebeuren bij het uitgaan, zie je een dag later liever niet terug op filmpjes van vrienden: die dronken zoenpartij, een huilbui op de trappen of een black-out. Moeten we dat reguleren met een strikt fotoverbod? Of is etiquette voldoende?

‘De smartphonelens kan de sfeer doorbreken, zowel voor fotograaf als het subject. We zouden graag willen dat elke avond een ervaring is die samen beleefd wordt in het moment, zonder dat we de buitenwereld binnenbrengen in de club of omgekeerd’, schrijft C12 nog bij de aankondiging. Waar het om gaat, is eigenlijk simpel: dat die persoon naast mij niet meer hoeft weg te duiken en dat ik mijn smartphone gewoon in mijn broekzak houd. Tenzij ik het uur wil checken, want om 7.58 uur is het echt wel hoog tijd om mij weer naar de buitenwereld te begeven.

Wat u, beste lezer, ziet u graten in een cameraverbod? Of vindt u dat de privacy van wie op en rond de dansvloer staat gewoon vogelvrij is? Mail ons!


24 februari 2023

De terreur van de roze lijfpolitie

Of hoe het schoonheidsideaal ons blijft terroriseren.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Courtney Charles

Een tijdje geleden had collega Inge Schelstraete het op deze blog over al het fatshaming dat de Nederlandse kroonprinses Amalia te slikken krijgt. Bij u, beste lezer, maakte dat wel een en ander los. Ik kreeg mails van mensen die vonden dat er grotere problemen in de wereld waren (een klassieker, dat soort mails), en van mensen die zichzelf al een heel leven geterroriseerd voelen door een onrealistisch schoonheidsideaal. Daarnaast waren er ook een paar moeders die aankaartten dat het niet alleen meisjes en vrouwen zijn die daaronder te lijden hebben, want dat ze zich ook zorgen maakten over hun zoons obsessie met het fitnessideaal. Jongens die hele dagen aan gewichten hangen, in een halsstarrige poging om sixpacks en een gespierde borstkas te kweken. Het is een obsessie die ook de gayscene niet onberoerd laat, zo blijkt uit een reeks getuigenissen in dit verhaal over hoe iemands waarde op de dating- en relatieladder bepaald wordt door hoe je eruitziet, en vooral: hoe je lijf eruitziet. Zo is er de getuigenis van E. Zijn trainingsschema werd steeds intensiever – op een gegeven moment sportte hij zes keer per week. Met resultaat: zijn ‘waarde’ was dankzij zijn gespierde ­lichaam gestegen. ‘Jongens die mij eerst niet zagen staan, spraken mij nu wél aan.’ Die bevestiging werkte verslavend, zegt hij ‘Daardoor raakte ik hypergefixeerd op eten en drinken.’ Hij legde de lat steeds hoger, zelfs met zijn ‘gewoon’ gespierde lichaam was hij niet meer tevreden, hij wilde eruitzien zoals een groep vrienden, die de lichamen van ‘covermodellen’ hadden. In de ­zomer van 2021 nam hij acht weken anabole steroïden, waar hij via diezelfde vriendengroep aan kon komen. Al snel zag hij resultaat. ‘Ik zag er echt opgepompt uit. Het ­regende complimentjes. Ik voelde me ­superzelfverzekerd.’

Het deed me denken aan wat ik vorige week hoorde, toen ik in een café aan het wachten was op een vriendin. Ik zat over mijn boek gebogen, en probeerde mezelf af te leiden van het gesprek aan het tafeltje naast me. Twee mannen zaten er. Jong. Sexy. Ze waren elkaar aan het versieren. Als ik een wordcloud van hun gesprek had getekend, had dat vier dikke vette wolken opgeleverd: spieren, crossfit, jeansmaat en als vierde vreemde eend in de bijt: cheesecake. Want daarover discussieerden ze ook, of ze die nu wel of niet zouden bestellen. Want: ‘vet en suiker en al’. Ontluisterend, vond ik het, en ook wel intrigerend. Of beter: het was vooral mijn eigen reactie die ik intrigerend vond. Vrouwen discussiëren al eeuwen over dat soort dingen, en dan doe ik zelf lustig mee. Pas nu, nu ik het vanuit een ander standpunt hoorde, besefte ik hoe absurd het allemaal is. En ook: hoe moeilijk we ervan af geraken. Want zelfs het besef dat het absurd was, kon ook mij niet verhinderen dat ik mijn spontane zin in een stuk cheesecake begroef in allerlei suiker-, vet- en weegschaalargumenten. Zo diep zit het, bij oud, jong, man, vrouw, gay, hetero. En soms denk ik dat het om meer gaat dan enkel de fysieke consequenties van te veel suiker en vet, maar om een soort gebods- en verbodsreligie waarin we allemaal de eerste van de klas willen zijn. Of is dat te absurd doorgedacht?


22 februari 2023

Wat zeg je als iemand vertelt dat hij of zij gescheiden is?

‘Hm, wij zijn niet meer samen’ of ‘We gaan uit elkaar’. Wat zeg je als je dat te horen krijgt? ‘Deelneming’ of ‘Euh, oei, ahum, salut’? Dat moet beter kunnen.

Stel. U staat aan de schoolpoort, te wachten op de stroom kinderen die buitenkomt. U raakt aan de praat met een van de andere ouders. Een babbel zoals er zo veel zijn. Over school, het weer, de buurt, Netflix, dat soort dingen. Hoe het met de rest van de familie gaat, vraagt u. Een doodgewone vraag. Waarop het antwoord komt: ‘ja ca va, maar wij zijn uit elkaar.’ Een bom. Stilte. Hoe reageert u dan?

Het was een vraag van een lezer van deze krant. Laten we hem lezer Jan noemen. ‘Waar ik al even over aan het tobben ben’, zo begon zijn mail. En toen haalde hij dit soort van sociale situatie aan. ‘Tot nu reageerde ik steeds als bij een overlijden,’ gaat hij verder, ‘Ik zei net niet “mijn deelneming”, wel iets als “oei” of “excuus dat ik ernaar vraag” of iets anders onhandigs. Heel vaak kreeg ik dan te horen “niet erg, hoor”. Maar zelfs na het tobben weet ik nog steeds niet hoe ik een volgende keer moet reageren. Als scheiden een soort van mislukking of rouw is (is het dat?), moet je dan ook een soort rouwbeklag uiten? Misschien zijn de partners (of één ervan) wel blij dat het eindelijk achter de rug is. Al klinkt proficiat natuurlijk ook misplaatst. Of misschien moeten we het gewoon zo veel mogelijk negeren. Uit elkaar gaan is vandaag gewoner dan ooit, zoals je verhuist (of is dat niet zo?). Negeren is natuurlijk ook gevoelloos en onhandig. Ik vraag het me allemaal af. Benieuwd hoe anderen erover denken.’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty

Een mooie mail. Dat vond ik toch. Hij illustreert een van mijn dada’s: hoe we allemaal mensen onder elkaar zijn, en toch zo vaak onwennig reageren op andere mensen. Alsof we met een soort podiumangst zitten. Het valt me ook op bij een overlijden, hoe we dan maar ‘innige deelneming’ of ‘sterkte’ stamelen, in plaats van er spontaan iets troostends uit te slaan. Dat dit ook bij relatiebreuken of scheidingen geldt, bevestigt iemand uit mijn omgeving die zelf een scheiding achter de rug heeft: ‘Het is herkenbaar. De meeste mensen weten inderdaad niet hoe ze moeten reageren. Meestal zeggen ze al snel iets à la “je vindt wel iemand anders. Iemand die beter bij je past. De echte ware liefde.” Dat ik nu eindelijk volledig mijn zin kan doen, geen rekening moet houden met iemand, ook dat hoor ik. Een collega zei me zelfs dat ze jaloers was, “toch zalig zo alleen”. Iemand anders insinueerde dat ik toch geen makkelijk mens was om mee samen te leven. Niet direct wat je dan wil horen. De fijne reacties kwamen van mensen die beamen hoe erg het is. Dat het misschien wel lang pijn zal doen. Dat ik tijd voor mezelf moet nemen en altijd mag bellen of langskomen. Dag en nacht. De buren hebben me zelfs eten gebracht. Net zoals bij een sterfgeval.’

Dat ze zo’n breuk met een sterfgeval associeert, is geen toeval. ‘Want het is net zo goed een verlieservaring en dat moet je als buitenstaander ook als zodanig erkennen. Het is een afscheid van een leven samen.’ zegt Katrien Maes, een van de vier scheidingsconsulenten bij Pareto die ik bel. Bij hen verzamel ik een aantal antwoorden op de vraag: ‘wat wel en wat niet zeggen?’ Ik onthoud vooral de volgende do’s and don’ts.

Wel

1 ‘Amai, hoe erg’, ‘Amai, dat is spijtig nieuws’, ‘Amai, dat komt wel aan.’

Het hoeft niet per se met ‘amai’, maar u begrijpt de teneur. Dominique Van Staeyen: ‘Je kunt gerust zeggen dat je schrikt, dat je het erg vindt. Want het komt altijd aan, en het is wellicht ook bij de betrokkene aangekomen toen de beslissing viel. Dat is een gevoel dat je gerust mag verwoorden.’

2 Hoe is het met jou?

‘Met de nadruk op jou’, zegt Els Meerschman. ‘Luisteren is belangrijk’. Vraag niet alleen naar praktische zaken, ga ervan uit dat de mens die je voor je hebt wel wat stress en slapeloze nachten achter de rug heeft. Toon écht interesse. Meerschman: ‘Natuurlijk moet je er bij zo’n vraag op voorbereid zijn dat het antwoord niet zo positief zal zijn, dat er misschien zelfs tranen komen. Dat is de reden waarom mensen net die vraag vaak vermijden en overspringen naar vragen over praktisch geregel, omdat ze bang zijn dat die ander gaat zeggen dat het slecht gaat.’ Wees je ervan bewust dat die persoon in een heel verwerkingsproces zit dat tijd nodig heeft, zeg dat eventueel zelfs. Iets als: ‘Ik denk dat je je tijd moet nemen’. Check ook of die andere er wel wil over praten. Misschien is hij of zij erover uitgepraat of is het nog te vroeg om er veel over te zeggen, respecteer dat dan.

3 Krijgen jullie het geregeld (en kan ik helpen?)

Terechte bezorgdheid tonen is altijd goed. Van Staeyen: ‘Het is een dunne lijn tussen bezorgdheid, interesse en ongezonde nieuwsgierigheid naar iemands privéleven. Het hangt er een beetje van af hoe goed je iemand kent. maar bijvoorbeeld vragen hoe het geregeld is met de kinderen en voorstellen om indien nodig te helpen bij de kinderopvang is echt wel oké.’

Niet

1 ‘Ik heb altijd al geweten dat dat niet zou blijven duren. Of: ‘Het was een bitch, dat weet jij ook’. (en honderden variaties op dit thema).

Katrien Maes: ‘Vergeet niet dat er iemand voor je staat die een groot stuk leven gedeeld heeft met die andere partij. Door dit soort uitspraken verketter je dat verleden. Een relatiebreuk wordt zelden veroorzaakt door één persoon. Direct catalogeren en oordelen is niet aan de orde. Je weet niet wat er speelt of gespeeld heeft. Als een van de partners een narcistische persoonlijkheid heeft bijvoorbeeld, is het ook de andere die het samenleven met die persoon zo lang mogelijk heeft gemaakt.’

2 ‘Zorg ervoor dat je je niet laat pluimen, hé! Een collega van mij heeft dat meegemaakt en de rechter heeft de andere partij gelijk gegeven.’ (en honderden variaties op dit thema)

Elk verhaal is een uniek verhaal, respecteer dat. Zelfs als u een gelijkenis ziet met het uwe/dat van een collega/dat van een buur. ‘Ik maak in dat soort situaties altijd een onderscheid tussen zogenaamde hooligans en supporters’, zegt Isabelle Dewinkeler. Supporters luisteren naar het verhaal van die persoon en checken wat iemand nodig heeft. Hooligans kapen het verhaal met dat van henzelf: ze stoken op, vuren het wantrouwen tussen partners aan en zetten graag hun eigen ervaringen in de verf. Ze komen met allerlei cowboyverhalen af, of willen per se hun eigen advocaat opdringen.’ En dat brengt ons meteen bij de derde Njet.

3 ‘Echt waar, dat is wettelijk zo, daar kan je niets aan doen’ (en honderden variaties op dit thema).

Het is een variatie op de opstokerij in de vorige puntjes, en Dewinkeler krijgt er jeuk van. Ze hamert er dan ook op: ‘Laat de juridische informatie aan specialisten. Er circuleert zo veel foute informatie. Het maakt een emotioneel proces dat op zich al zwaar is, alleen maar nog zwaarder.’

Er zijn wellicht nog zo veel andere dingen die je kunt zeggen en beter niet zegt, maar het komt vooral aan op authentieke steun en dito empathie. Geen prefab-plichtplegingen dus. En voor een extra zalvend effect: een kom soep, een paar borden pasta of een zelfgebakken appelcake aan de deur.

Wat u, beste lezer, heeft u zelf nog ideeën of bent u na een relatiebreuk zelf afgeknapt op bepaalde reacties? Mail ons!


22 februari 2023

Mooigedacht (36): over de traagheid van een boom

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach

‘Men moet geduld hebben voor de onopgeloste zaken in ons hart en proberen de vragen zelf te koesteren.’

Deze zin komt van actrice Evelien Bosmans (33). Eén om in te kaderen toch? Ze liet zich inspireren door Rilkes ‘Een boom overhaast niets. Hij tracht de winter niet te versnellen maar laat de dingen hun beloop gaan, zorgeloos stil. De zomer komt toch.’ Ze verwijst naar haar eigen leven ook, hoe moeilijk het is om als stel met kind uit elkaar te gaan. Hoe alles nu pas in de plooi valt, na een jaar met duizend vragen.


20 februari 2023

Waarom het maar goed is dat Marie Kondo stopt met opruimen

Als zelfs een opruimgoeroe de handdoek in de ring gooit en de boel de boel laat, wil dat wat zeggen. Collega Josephine Dapaah was ooit een fan van Marie Kondo’s opruimmethode, maar ziet nu in hoe absurd het allemaal is.

Opgeruimd staat netjes, luidt een oud gezegde. Wel, opruimen is ook een heuse industrie, waarvan Marie Kondo de bekendste patroonheilige is. Op Instagram volgen zo’n vier miljoen trouwe aanhangers haar tips en tricks om hun teveel aan huisraad, kleding en andere rommel uit te dunnen. Wat overblijft, ordenen ze in dozen, potjes en mandjes volgens uitgekiende vouwtechnieken en andere clutterhacks die weinigen zelf hadden kunnen bedenken. Tot de tijd en hebzucht hun werk doen en ooit zo ordelijke bergruimtes in wanorde vervallen, dressoirs weer uitpuilen en de voorraadkast niets dan chaos schreeuwt.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Het vergt volharding, dit. Foto: Getty Images/EyeEm

Want Marie Kondo mag dan wel het tegendeel beweren, de KonMari Method, die ze trouwens liet patenteren, vergt een Spartaanse discipline. Het vraagt volharding om netjes je kleren op te vouwen als je vol onvrede over je garderobe negen keer van outfit wisselt. Om pasta, rijst en muesli meteen in een bokaal over te gieten als je een nieuw pak aanbreekt. Om nooit ofte nimmer iets te laten rondslingeren. Ik kan het weten omdat ik een van die neuroten ben die zulke dingen doet, in de naam van efficiëntie en rust. Bij een blik op mijn methodisch gerangschikte keukenkast overvalt me telkens weer een innige tevredenheid, maar dat heeft heus niet alleen met orde en overzicht te maken. Neen, mijn genoegen is een merkwaardig gevolg van de idee dat netheid een onmisbare deugd is. Ik ruim op, dus ik ben een goed mens. Maar ben ik ook een gelukkig mens? Onder de vloek van hyperperfectionisme kunnen zulke onbuigzame gewoontes makkelijk omslaan in een soort rusteloosheid, zo ondervond ik zelf. Omdat structuur niet langer een doel wordt, maar een proces. Een vreemde staat van zijn die je thuis van alle huiselijkheid ontdoet.

Als de koningin de boel de boel laat

Een ordelijk huis is een ordelijk hoofd, zeggen doorwinterde minimalisten. Het klinkt aannemelijk maar ik durf het omkeren. Om een gezonde orde en overzicht te bewaren in je leven, heb je (mentale) ruimte nodig. Zeker als je je wil organiseren volgens de KonMari Method. Nu blijkt dat de koningin van netheid en structuur gestopt is met opruimen. Hoezo? Waarom is dit wereldnieuws? Omdat Kondo, naar eigen zeggen, tot inkeer is gekomen sinds ze kinderen heeft, en zich realiseert wat er echt toe doet in het leven. Haar bekentenis veroorzaakte een kleine aardverschuiving bij haar discipelen. Alsof de paus van zijn geloof viel.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Om een gezonde orde en overzicht te bewaren in je leven, heb je (mentale) ruimte nodig. Foto: Getty Images

Wilde gok, maar ik denk dat ook kinderloze mensen begrijpen dat de KonMari Method niet duurzaam is. Er schort iets aan het opdringerige minimalisme dat volgens Kondo geen minimalisme is. Want minimalisme, zo zegt ze, gaat over leven met weinig spullen, terwijl zij vooral aanmoedigt dat je je omringt met spullen die je echt koestert. Misschien ligt het aan mij, maar zo’n mantra klinkt nogal arrogant en wereldvreemd uit de mond van een miljonair. Benieuwd of ze hetzelfde zou zeggen tegen haar minder gegoede medemens. Want als je altijd tekortkomt en niet weet of je afgedankte objecten ooit weer kunt vervangen, is ontspullen een ijdele droom. Verzamelwoede is een onderschat neveneffect van armoede. Wie niet in materiële weelde leeft, houdt vast aan alles wat hij heeft en krijgt. In die zin heeft Kondo gelijk als ze claimt dat onze emotionele afhankelijkheid van spullen te maken heeft met een angst voor de toekomst. Ik betwijfel dat ze het zo bedoelt, maar als onzekerheid de enige zekerheid is in je bestaan, dan zijn zorgen nooit voor morgen en wordt angst voor de toekomst reëel en zelfs dwingend.

Opruimen om opnieuw te kopen

In se is er niets mis met een occasionele reorganisatie en grote schoonmaak. Maar wel als die aanzet tot nog meer kopen. Ja, ik ben er ook al in getrapt. Waarom zou ik mijn make-up in een lelijke tupperwaredoos opbergen, als ik een mooi mandje kan vinden dat ook nog eens bij mijn azuurblauwe zeephouder past? Het is wat onderzoekster Lisa O’Neil in The Guardian omschreef als metaconsumptie, ofwel consumptie als antwoord op consumptie. Kijk maar hoe Marie Kondo in de begindagen van haar succesverhaal nog zwoer dat je prullaria prima kan verstoppen in schoendozen, maar later toch een webshop uitbouwde waar ze een arsenaal aan opbergdozen aan de man brengt. Voor vijftien euro koop je ruimtelijke rust in de vorm van een gestoffeerde doos die – hoe kan het ook anders – ‘Calm’ heet.

Die mooie dozen zijn overigens leuk voor wie op Instagram en Tiktok pronkt met zijn serene huiskamerscenografie. Want in een nimmer aflatende stroom van beelden waarop iedereen het perfecte interieur lijkt te hebben, is de suggestie van kalmte en orde vermarktbaar. Esthetisch gemotiveerde structuur als businessmodel, dus. Wat vroeger gewoon opruimen was, heet vandaag minimalisme: de heilige graal in een wereld van maximale groei.

Bent u ook zo iemand, beste lezer? Wordt u ziek van een beetje rommel? Of vindt u dat de focus op ontrommelen de aandacht afleidt van wat echt telt? Mail ons!


20 februari 2023

De bullebakbaas en de burn-out

Burn-out heeft zelden één oorzaak, maar de baas kan water of olie op het vuur gooien.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Als er iets is waar mensen gek van worden, dan is het van controlerende bazen en ­micromanagement Foto: Getty Images

De bullebakbaas. We hadden het er een tijdje geleden al eens over met de beschuldigingen tegen de Nederlandse televisiemaker Matthijs Van Nieuwkerk en over hoe ie zijn medewerkers uitkafferde, vernederde en de burn-out in joeg. Dit weekend kregen we een gelijkaardig verhaal over Steve Van den Kerkhof , ceo van Plopsa, na tientallen getuigenissen over grensoverschrijdend gedrag. En kijk, net vandaag loopt er een persbericht binnen van een onderzoek dat Securex samen met KU Leuven deed. Ze onderzochten onder meer de link tussen leiderschapsstijl en burn-out. Want net als mensen, honden en katten komen ook bazen, chefs en ceo’s in soorten. Aan de twee uitersten van die soorten-schaal zitten respectievelijk de ondersteunende en de toxische chef. The good and the bad dus. De onderzoekers omschrijven ze min of meer als volgt: De eerste geeft medewerkers het gevoel dat ze zichzelf kunnen zijn, hun talenten optimaal kunnen gebruiken en hun opdrachten als zinvol ervaren. Zo’n leider stimuleert ook de verbondenheid met anderen en doet teams draaien op enthousiasme en collegialiteit. De droom, quoi. De toxische baas, de andere kant, doet dat net niet. Hij verdeelt en heerst en stelt zich controlerend en passief op.

Pijnpercentages

Zo’n vijf procent van de ondervraagde werknemers geeft aan dat de baas alle kenmerken van toxisch leiderschap vertoont. En 33% heeft net een ondersteunende chef. Dus 1 op 3 werknemers heeft een chef die het - naar menselijke normen - goed doet. De link tussen toxische leiderschapsstijl en risico op burnout is flagrant, aldus de onderzoekers. meer dan de helft van hen (54%) loopt risico op burn-out en meer dan één op drie (38%) kan elk moment uitvallen. Onder de 33% werknemers die een leidinggevende hebben met een goede stijl loopt slechts 1% risico op ernstige burn-outklachten.

Niet dat we dat nog niet wisten. Vorige week was er nog dat druk gelezen verhaal over pesten op het werk. Ook daar was de chef iemand die een burn-out eerder in de hand werkte dan de kop indrukte. En een tijd geleden vroeg collega Eva Berghmans aan u, lezer, wat een baas tot een goeie baas maakt. Ze noteerde onder meer dit: ‘Vertrouwen, vrijheid, menselijkheid: het zijn de vaste elementen in de mails die binnenkomen na een oproep op onze website. En als er iets is waar mensen gek van worden, dan is het van controlerende bazen en ­micromanagement.’ Tekenend ook is haar bedenking op het einde: ‘Het valt op, in de lezersmails, hoeveel emotie er speelt op het werk. Leidinggeven is niet alleen weten wat er moet gebeuren, maar ook het uitbouwen van een relatie.’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Vijf procent van de ondervraagden in het onderzoek van Securex en KULeuven heeft naar eigen zeggen een toxische chef. Foto: Photothek via Getty Images

Collega Nathalie Carpentier, die maanden journalistiek wijdde aan het fenomeen burn-out, verzamelde verschillende getuigenissen waaruit bleek dat collega’s maar zeker ook chefs je kunnen behoeden voor het zwarte gat, maar ook omgekeerd: hoe ze je net nog een duw extra kunnen geven en je dieper doen vallen. In haar slotbeschouwing citeert ze coach Jan Buermans, die bedrijven traint in empathisch leiderschap. Hij noemt de verantwoordelijkheid van leidinggevenden ‘verpletterend’ bij burn-out. Zelf besloot Nathalie op een positieve noot: ‘Gelukkig zijn er tegenvoorbeelden. Bedrijven die oproepen zorg te dragen voor werknemers, die ijveren voor grenzen aan de groei. Die beseffen dat kwetsbaarheid en wederzijds vertrouwen nodig zijn om te evolueren én te floreren. Die over emoties op het werk durven te praten. Die economisch gezond willen zijn, maar hun medewerkers niet beschouwen als een pionnetje op het schaakbord, maar als waardevolle individuen met een eigen kracht, stem en creativiteit.’

Een toxische situatie zo laten is geen optie. dat is varen met oogkleppen op: ‘Het is cruciaal om mensen bewust te maken van het vertoonde gedrag en hen te motiveren om een ondersteunende leiderschapsstijl te ontwikkelen. Bovendien is het belangrijk om ook oog te hebben voor de leidinggevende van een toxische leider, want leiderschapsstijlen worden vaak gekopieerd. En hoe zit het met de basisbehoeften van de toxische leider zelf? Ook een leidinggevende presteert pas optimaal als die voldoende worden ingevuld. Wie ondersteunend werkt, zal ook meer voldoening uit de begeleiding van medewerkers halen,’ besluit ook Elisabeth Van Steendam, wellbeing manager bij Securex.


17 februari 2023

Hoe Raquel Welch begraven werd als lichaam, zonder meer

Sekssymbool. Dat was het woord dat het vaakst terugkwam in de postuums van actrice Raquel Welch de voorbije week. Collega Eva Berghmans voelt zich er ongemakkelijk bij, en zoekt uit hoe dat komt.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: FilmMagic

In bijna alle berichten die over de dood van Raquel Welch (1940-2023) verschenen, stond het woord ‘sekssymbool’ in de kop. Veel vaker dan het woord ‘actrice’ in de titel stond. ‘Mevrouw Welch werd publiekelijk bewonderd om haar anatomie, eerder dan om haar acteertalenten’, zo vatte The New York Times haar carrière samen, en hetzelfde idee was de rode draad in het postuum dat De Standaard bracht.

Hoe meer van die berichten ik zag, hoe groter mijn onbehagen werd. Wil je op die manier herinnerd worden, vroeg ik me af. Zou ik (gesteld dat mijn vormen de titel van ‘sekssymbool’ zouden rechtvaardigen) op die manier publiekelijk begraven willen worden? Zo’n postuum is in het beste geval toch ook een laatste eerbetoon, dat scherp stelt op wat je gerealiseerd hebt. Afgaande op de berichten over haar dood is Welch’ voornaamste verdienste dat ze een lichaam had. Een lichaam waar een hele generatie likkebaardend naar gekeken heeft.

Het lichaam dat de filmindustrie dringend nodig had: One million years B.C., de film(poster) die Welch op de kaart zette, kwam in de zalen toen Marilyn Monroe al een jaar of vier dood was door een overdosis slaapmiddelen. Het leven is niet per se makkelijker voor mooie mensen, en zeker niet als ze prominente borsten hebben – dat lijkt voor sommigen een vrijbrief om het decorum te laten vallen, en de aandacht ongegeneerd op de buitenkant te richten, zelfs in een professionele context.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
De beroemde poster van One million years B.C. Foto: Getty Images

Beyond the cleavage noemde Welch het boek dat ze in 2010 uitbracht, met een mooie knipoog naar haar bestaan als sekssymbool. Ze wou de bikini van dierenhuid die haar beroemd maakte niet verloochenen, ze erkende dat het haar rol als holbewoonster was die haar tot een topster gemaakt had. Ze was het alleen beu dat al de rest overschaduwd werd door de bikini. Het was overigens niet alleen de bikini die het hem deed, ze had haar haar blond moeten laten verven voor de rol. ‘Het was een marketingding, Je kon niet te afwijkend zijn’, zei ze daar later over.

Behalve haar haarkleur gaf ze ook haar meisjesnaam op (ze werd geboren als Raquel Tejada), omdat ze bang was getypecast te worden vanwege haar achtergrond – ze had Boliviaanse roots. Pas in 2002 gaf ze in de New York Times aan dat ze klaar was om haar achtergrond te erkennen en te omhelzen. Ze sprak over ‘een lege plaats in mijn hart en mijn werk voor heel lang’. Het is ironisch, bijna tragisch hoe ze door dat deel van zichzelf te verloochenen, de typecasting van latinarollen kon vermijden, om vervolgens vol in het stereotype van de seksbom te belanden.

Keurslijf

Begin jaren 2000 had ze het ook over de gemengde gevoelens die ze had gehad bij haar plotse en spectaculaire succes: ‘Er is een aspect van pure pijn aan dat withete moment van eerste roem. Het voelt niet comfortabel. Het voelde alsof ik verondersteld werd perfect te zijn, en omdat iedereen zo hard naar mij zat te kijken, voelde het alsof ik heel veel te bewijzen had.’

Zo bekeken zeggen de berichten over de dood van Raquel Welch meer over de industrie die haar groot maakte, dan over haar eigen verwezenlijkingen. Een heel leven, gelezen in functie van de rol waarin de Hollywoodpatriarchen vrouwen graag duwen en houden – die van een begeerlijk lichaam. De industrie verdient goed geld, zij mag blij zijn met de aandacht en het geld dat de rol van sekssymbool oplevert (en de vrouwelijke kijkers van je spektakel hebben weer een prachtig rolmodel om zich aan te spiegelen, zodat je gelijk hun verbeelding klein en gewillig kan houden). De vrouw die zich met dat lichaam door de wereld beweegt, is bijzaak, en blijft bijzaak – zelfs na haar dood blijft het keurslijf waar de industrie haar in duwde, knellen.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Hallo, wie had dat bedacht eigenlijk, is ergens ontdekt dat cave women een bikini droegen? Foto: Getty Images

Je trekt op je 26ste een prehistorische bikini aan (hallo, wie had dat bedacht eigenlijk, is ergens ontdekt dat cave women een bikini droegen?) en als je een lang leven later sterft, ben je nog altijd een sekssymbool. (Dat zou dan nog sympathiek kunnen zijn – dat je ook op 82-jarige leeftijd nog een sekssymbool bent, maar ik vermoed dat dat niet is wat de postuumschrijvers bedoelen).

Kan iemand Raquel Welch een knots geven, assorti met die bikini? Eentje waarmee ze de Hollywoodpatriarchen postuum een fameuze slag kan verkopen?

Wat u, beste lezer, wordt u ook boos om dit soort levenslange stereotypering? Mail ons!


17 februari 2023

De mooiste liefdeswoorden

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Sebastien Steveniers

Ook als je op een redactie werkt, blijft er soms nog een stukje krant ongelezen liggen op het einde van de week. In mijn geval was dat het interview dat boekenmedewerkster Jelle Van Riet deed met schrijfster Marion Bloem. Het stond in de zaterdagkrant. Pas nu ik het inhaal besef ik dat net daarin de mooiste woorden stonden over de liefde, net in deze week van valentijn. Over haar overleden man en grote liefde zegt ze het volgende: ‘Mijn man werd vierenzeventig. Hij was ziek. Het afscheid ging zoals hij het wilde. En dus denk je: ik heb er vrede mee. Maar dan daalt langzaamaan het besef in dat hij niet meer terugkomt en het nog lang duurt vooraleer ik dood mag. Ik stel me niet de vraag of ik het ga overleven, maar of ik hem achternaga. Ik wil bij hem zijn. Maar wat als ik hem niet vind in de sterrenstof? Als je tweeënvijftig jaar alles met die ene man hebt gedeeld, lief en leed. Als je met hem vier jaar lang in angst hebt geleefd omdat jullie kind kon doodgaan (van baby tot kleuter leed het aan een levensbedreigende ziekte, red.). Als je alle denkbare en ondenkbare fasen van een relatie hebt doorstaan, je seksualiteit alle ­kanten is opgegaan, mede door de prostaatkanker. Als bij dat alles de liefde alleen maar is gegroeid, dan is het afscheid des te harder. Ivan was de kroongetuige van al mijn geluksmomenten en rampen. Ik zal nooit meer iemand vinden die me zo door en door kent. Er is niemand meer die me ziet zoals ik ben. Weet ik zelf nog wel wie ik ben?’


17 februari 2023

Eeeeew, menopauze

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Zet een handvol midlife-vrouwen samen aan een terrastafel, laat het woord menopauze vallen en je ziet al direct een paar handen richting oren gaan, vergezeld van een kinderachtig eeeewwwww. Let’s not go there! Zoiets dus. Ik ben zelf zo’n oorbedekker. Menopauze heeft een imagoprobleem. Het adjectief menopauzaal nog meer. Dus komaan, reclamebureaus overal te lande, verenig u en bedenk een campagne om het hele menoding uit het verdomhoekje te halen. Want zolang het daar zit te verpieteren blijven ook de bijbehorende klachten onder de radar. Dat zegt ook Davina McCall, de Britse televisiemaakster die met haar twee intussen al wereldberoemde documentaires over menopauze duidelijk maakte dat het niet altijd de bijna karikaturale ‘vapeurs’ zijn die het leven van vrouwen lastiger maken. Ze verzamelde getuigenissen over hersenmist, depressie en vermoeidheid, maar ook over hoe artsen er nog altijd naast kijken en vrouwen thuis komen met antidepressiva in plaats van een hormoonbehandeling. En erger nog: flink wat vrouwen komen daardoor ook professioneel in de problemen, moeten hun carrière op een lager pitje zetten of worden gewoon uitgerangeerd.
Collega Veerle Beel praatte er deze week nog over met Anneke Gobeyn, verpleegkundige en erkend menopauzeconsulente in het AZ Zeno in Knokke. Ze ziet vrouwen met zware klachten, zoals overmatig zweten, die zich daar enorm voor schamen en zelfs niet meer durven te gaan werken. Maar ook vrouwen van 40 en 45 jaar die slaapmiddelen of antidepressiva nemen, omdat hun huisarts niet aan de werkelijke oorzaak denkt: het feit dat vrouwen al voordat hun menstruaties stoppen almaar minder vrouwelijke hormonen aanmaken.
Nu trekken een paar vrouwelijke politici mee aan de alarmbel. CD&V-parlementsleden Karin Brouwers (58) en Maud Vanwalleghem (34) dienen samen een resolutie in de senaat in waarmee ze het debat over een beter menopauzebeleid willen openen: ‘Vrouwen zijn nog altijd minder aan het werk dan mannen. Als men die genderkloof wil dichten, zal men hier meer rekening moeten mee houden.’
Maar misschien moeten sommige vrouwen eerst zelf stoppen met bij het woord menopauze kinderachtig eeewwww te krijsen en hun oren te bedekken, want zo geraken we ook geen stap vooruit natuurlijk.


15 februari 2023

Waarom ik mij uitgesloten voel door de tussentaalsprekers

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Tussentaal verbindt, zeggen ze. Maar met wie? Collega Karsten Lemmens voelt zich als Limburger uitgesloten van de connecties die de tussentaal zogezegd tussen mensen smeedt. ‘Ze hebben het toch zo gezellig onder elkaar, de ruitbewoners.’

Als Tom Waes tussentaal spreekt, dan doet hij dat om ‘dichter bij de kijker’ te staan. Want Standaardnederlands, zo redeneren ze aan de Reyerslaan, dat is ‘chiquemensentaal’. Een wat elitair taaltje waar die Vlaamse boertjes geen uitstaans mee hebben. Dat zeg ik niet, dat zegt een professor. Misschien niet zo cru, maar het komt er au fond wel op neer. ‘Als Tom Waes mensen aanspreekt en de afstand wil verkleinen, dan mag hij wat tussentaal-variabelen gebruiken’, zei taalwetenschapper Stef Grondelaers maandag op Radio 1.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Tussentaal is een taal die andere tussentaalsprekers uitsluit, of zo voelt het toch Foto: Getty Images

De vraag is met wie je dan de afstand verkleint. Waes spreekt in Het Verhaal van Vlaanderen iets wat op Antwerps dialect lijkt. Denkt de VRT nu echt dat dat de kloof met mij, een volbloed Limburger, verkleint? Die Antwerpse klanken klinken voor een Hasselaar even huiselijk als het strand van Sint-Anneke. En ik kan niet voor inwoners van pakweg Poperinge spreken, maar zouden West-Vlamingen ook vinden dat het Antwerps van Waes de kloof met hen verkleint? Ik durf het te betwijfelen.Het kan overigens nog erger dan Waes: als je Kim van Oncen op de nationale ochtendshow van Radio 2 bezig hoort, lijkt het of je naar een studentenradio van op de Antwerpse Ossenmarkt luistert. Ik moet de eerste Limburger die dat plezierig vindt nog tegenkomen.

Meer of minder tussentaal? ‘De VRT moet de regels volgen, niet aanpassen’

Het roept de vraag op met wie de kloof verkleind moet worden. Grosso modo is de tussentaal die je op tv en radio hoort het taaltje van de Vlaamse ruit: wat Antwerps en Brabants, met hier en daar een scheut Gents ertussen. En voor wie buiten die zone woont, vergroot die tongval de afstand. Ze hebben het toch zo gezellig onder elkaar, de ruitbewoners. En wij staan er op de buitenbaan naar te kijken. Een mens zou denken dat de VRT-bonzen, die dat taalverval stimuleren, zelf in de Vlaamse ruit wonen. Zou het zomaar even kunnen?

Lingua franca

Eigenlijk geeft professor Grondelaers dat zelf ook toe. Nieuwslezers op de VRT spreken perfect accentloos Nederlands, zei hij tegen de interviewer op Radio 1. ‘Want daarmee spreken jullie alle Vlamingen aan.’ Daarmee zei hij het zelf: álle Vlamingen! Niet alleen de Antwerpenaren of de Brabanders. Je zou denken dat de discussie daarmee is beslecht.
Natuurlijk wordt in het dagelijkse leven weinig Standaardnederlands gesproken. Net dat maakt het misschien wel de ultieme lingua franca die ons hier echt verbindt. Vergelijk het met een internationaal congres, waar iedereen Engels praat. Dat is de taal die de meesten (op de Engelstaligen na) thuis niet spreken. Maar iedereen begrijpt de keynote-speaker op het podium wel. Hij richt zich tot de hele zaal. En iedereen weet wat er gebeurt als bij de receptie nadien twee Fransen elkaar tegenkomen en op de taal van Molière overstappen: weg sfeer.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Je hoort het ook deze pinguin denken: ‘Ik zit op een andere taalgolflengte’ Foto: Getty Images/iStockphoto

‘Maar daar gaat het over een compleet andere taal’, zult u tegenwerpen. Klopt. Maar ik kan u verzekeren dat wat je soms op tv of radio hoort voor de modale Limburger ook een andere taal lijkt. Om maar te zwijgen over hoe dat is voor mensen die proberen Nederlands te leren. Hoezo, ‘afstand verkleinen’ ?

Praten als Martine Tanghe

‘Jongeren willen niet praten zoals Martine Tanghe’, zei de professor nog. ‘Hoe mooi ze dat ook vinden.’ Maar daar gaat het helemaal niet over. Niemand heeft ooit gevraagd dat elke Vlaming Standaardnederlands gaat spreken. Het probleem is dat ook de nieuwe generatie ‘Martine Tanghes’ steeds minder zoals Martine Tanghe gaan praten. Als zelfs zij het almaar minder doen, welk voorbeeld rest ons dan nog?
StuBru-presentatrice Michele Cuvelier omschrijft het continu gebruiken van Standaardnederlands als een ‘te strak korset’, dat haar ‘speelveld insnoert’. Hoe jammer. Verbindend en warm klinken terwijl je Standaardnederlands gebruikt is een kunst, een talent. Een talent dat Cuvelier met haar mooie uitspraak absoluut meester is. Zij kán dat. Doe dat dan! ‘Als ik een West-Vlaamse luisteraar aan de lijn heb, durf ik die al eens in het West-Vlaams te begroeten’, zegt ze. ‘Luisteraars reageren daar goed op, want ze voelen zich herkend.’ Zou het niet zoveel beter zijn als ze het bij dat mooie Standaardnederlands houdt, niet omdat dat in een charter vastgelegd is, maar zodat iedereen zich herkend voelt?

Wat u, beste lezer, de discussie over standaardnederlands woedt nu al een dag of tien. Maar vindt u ook dat tussentaal ook iets exclusiefs heeft? Mail ons!


15 februari 2023

Mooigedacht (35): zoek die glimlach op straat

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Roos Rebergen van Roosbeef Foto: Liza François

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

‘Af en toe kom je op straat of in de tram iemand tegen die je helemaal niet kent, maar met wie je heel kort een moment deelt. Je glimlacht of kijkt elkaar even aan, en het voelt alsof je elkaar in dat ene ogenblik helemaal begrijpt. Heel even ben je een team. Op zulke momenten voel je goed dat je niet alleen bent. Het gebeurt niet vaak, en net dat maakt het zo bijzonder. Ik word er telkens goedgehumeurd van. Het is iets heel kleins dat je samen ­beleeft en dat je het gevoel geeft dat het ­allemaal nog niet om zeep is met de mensheid.’

Het is een simpele les die Roos Rebergen, liedjesschrijfster en zangeres van de band Roosbeef, geeft in de rubriek Levenslessen. Maar een les die we te vaak vergeten, zo met onze blik op onze smartphone gericht.


14 februari 2023

Komen vrouwen beter weg met soloseks?

Terrasbabbels over seksspeeltjes en orgasmes, of filmscènes met een masturberend hoofdpersonage. Vrouwen lijken minder taboes te kennen dan mannen, of is dat een illusie? Een advertentie rond zelfliefde zet aan het denken.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Sex and the city Foto: rr

Het was een opmerkelijke advertentie in deze krant zaterdag. Twee benen waren er te zien op de foto. Naakte benen. Ze lagen op een dekbed, tegenover een open raam. Achter het raam was het duidelijk lente of zomer. Een zwoele namiddag, zo voelde het. De eerste zin van de bijbehorende tekst maakte duidelijk wat we te zien kregen: ‘Ja, dit is een beeld van een vrouw die zichzelf bevredigt.’ Het was geen advertentie voor seksspeeltjes of zo, wel voor Helan, een ziekenfonds of all things. Via masturbatie maakten zij de bocht naar zelfliefde, en dat in de breedste zin van het woord. Seksueel, fysiek en mentaal. Slim gezien. Je beeldt je de marketingvergaderingen in die daaraan vooraf gingen, je beeldt je de discussies in: ‘Zot idee! Te zot? Wat met negatieve reacties? Is dit geen opportunistische instrumentalisatie van de vrouwelijke seksualiteit?’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
De advertentie in kwestie. Op de internet- en videoversie is het woord ‘vrouw’ vervangen door ‘iemand’.

Allemaal voor de hand liggende vragen. Bij mij was er één vraag die daar nog bovenop kwam: zouden ze dit ook overwogen hebben met mannenbenen? Met een paar behaarde stevige mannenbenen die de suggestie zouden wekken dat de eigenaar van de benenpartij met zijn eigen partij aan het spelen was. Ik weet het niet. Ik twijfel. De laatste jaren heb ik het gevoel alsof al wat met vrouwelijke seksualiteit, seksspeeltjes, op vrouwen gerichte seksshops of zelfbevrediging op een gezonde manier de taboesfeer ontgroeid is, of toch stevig aan het ontgroeien is, terwijl de mannelijke kant nog lang niet zo ver staat. Het is iets dat collega Tom Heremans in een van zijn laatste m/v columns ook hekelde naar aanleiding van een stukje over de Womanizer. U weet wel, de befaamde vibrator. Ik citeer: ‘Dat vriendinnen – “op een terras”, want waar ontmoeten vriendinnen elkaar anders – bij een wit wijntje ervaringen uitwisselen over een keukentoestel dat ze op hun clitoris zetten om binnen de minuut klaar te komen en dan te zeggen dat het eigenlijk meer met wellness dan met seks te maken heeft. Stel u even voor dat u een groepje mannen op een terras bij een Duvel ervaringen hoort uitwisselen over de “Nymfomaniac”, met een hoofdletter. Over hoe dat toestel, dat er een beetje uit zou kunnen zien als een thermos met batterijen, hun penis vacuüm zuigt en hen in minder dan een minuut laat klaarkomen, “tussen de to-dolijsten door”. Hoe ze dat toestel – jakkes – in bewaring geven bij vrienden als ze eraan verslaafd dreigen te raken. Zou u dat sexy vinden? Seksueel bevrijdend? Of zou u het herkennen voor wat het is: zielige viespeukerij?’

Fleabag versus Californication

Het is iets wat je ook in films en tv-reeksen ziet: hoe zelfbevrediging bij vrouwen hip, bevrijdend, positief is.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Fleabag Foto: rr

Denk Fleabag, denk Girls, denk Bridgerton, denk Roomies, denk zelfs eentje uit de oeroude doos: 9½ Weeks. Bij mannen zijn ze amper te vinden, dit soort masturberende personages, toch niet in verhaallijnen met een heteroseksuele plot. Want de perzikscène uit Call me by your name speelt dan weer een ander register. Oké, de porno-masturbatiescène van Ethan in White Lotus komt haast naturel en vanzelfsprekend binnen, maar dat is uitzonderlijk. Ook Sex Education doet het anders, maar dat sluit aan bij de pitch van de reeks. Aan de andere kant van het spectrum zitten bijvoorbeeld de vaak absurde masturbatiepogingen van Charlie Runkle in Californication, of de afrukscènes in American Pie.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
American pie Foto: rr

Mannelijke zelfliefde in een heteroverhaal lijkt hoe dan ook vaker in het register van slapstick, zieligheid, wanhoop of obsessie te zitten. Een vrouw met een vibrator of een man met een sekspop, het zijn twee totaal verschillende connotaties.

Iemand dan maar

De benen zoals die nu in de Helan-advertentie te zien zijn, kunnen in principe ook van een man komen. Onbehaard, lichtjes gespierd, slank. Opmerkelijk: in de onlineversie van de campagne is het woord ‘vrouw’ vervangen door ‘iemand’. Want volgens woordvoerster Sarah Maschelein maakte het hen echt niet uit of het een man of een vrouw was die aan de zelfliefde deed. ‘Aanvankelijk dachten we dat het een vrouw moest zijn, omdat we ervan uitgingen dat dat net taboedoorbrekend was’, zegt ze. ‘Later hebben we dat veranderd in ‘iemand’, want naarmate we bezig waren met de campagne vonden we precies dat het niet meer uitmaakte. Zelfliefde is zelfliefde, punt.’

Seksuoloog Wim Slabbinck – auteur van ‘Waarom mannen geen seksboeken kopen’ – volgt alvast een deel van de logica: ‘Ik vind het om te beginnen heel fijn en taboedoorbrekend om soloseks als een vorm van plezier in the picture te zetten. Je kunt inderdaad ook een stukje voor jezelf zorgen op die manier. Een stukje dus.’ Maar ook hij kan zich moeilijk een man in de hoofdrol van zo’n campagne inbeelden: ‘Er hangt inderdaad een andere sfeer rond. En dat is jammer, want mannen masturberen nog altijd meer dan vrouwen, ze kennen dus de voordelen.’
De hamvraag dan? Hoe komt dat zo? Slabbinck: ‘Het heeft te maken met de emancipatiebeweging bij vrouwen, denk ik. Seksuele beleving bij vrouwen is lang onbespreekbaar en onbesproken geweest, maar de laatste jaren hebben ze de mannen daarin voorbij gestoken. Ze nemen seksueel hun eigen rol op en praten er onderling ook erg open over.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Marnie uit Girls Foto: rr

Mannen hebben zich lange tijd geen vragen hoeven te stellen over hun seksuele rol. Parallel daaraan zie je dat ook mentale gezondheid en mentaal welzijn iets is wat ook vaker door vrouwen besproken wordt. In die zin durf ik zeggen dat mannen eigenlijk nood hebben aan een vorm van mancipatie.’ Tot daar het brede, algemene plaatje. Want in zijn praktijk ziet hij ook iets anders: ‘Mannen zijn echt wel op een positieve manier met seksualiteit bezig, met oog voor hun partner. Ze hebben er de woorden voor en stellen zich ook belangrijke vragen over bijvoorbeeld de porno die ze bekijken wanneer ze aan soloseks doen. Maar ik denk dat het gewoon moeilijker is bij mannen om die gevoelens bespreekbaar te maken bij andere mannen. Dat is iets wat vrouwen gemakkelijker doen. Mannen zijn meer op hun hoede, en twijfelen meer over wat mannelijkheid hoort te zijn. Vrouwen zijn daar doorgaans opener over, benoemen wat ze voelen.’

Het is een intrigerende evolutie. Hoe twee van plezier kronkelende vrouwenbenen bijna ongemerkt passeren, als teken des tijds. Hoe iedereen het erover eens is dat ook de mannenbenen in deze context moeten kunnen, maar we het toch niet te zien krijgen.

Wat u, beste lezer, heeft u een verklaring voor die spagaat? Hoe voelt u het persoonlijk aan? Mail ons!


14 februari 2023

'Bel me als je gescheiden bent', typte ze op Instagram

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach

Kent u Joke Van Caesbroeck? Ze is freelancer bij deze krant. U kent haar van het Te kort verhaal, de mini column met een hoek af. U kent haar ook van de rubriek Leve de Liefde, waarin ze al een paar jaar mensen laat vertellen over hun liefdesleven. Van supergewoon tot onverwacht exotisch; een mens vindt de liefde zowat overal, achter de raarste hoek. Bref, Joke schreef vandaag, op valentijn, haar eigen liefdesverhaal. En dat begon met een complimentje op Instagram: ‘Bel me als je gescheiden bent’. Het eindigde met het zinnetje Kaka kaka kokosnoot, uitgesproken door een hoog kinderstemmetje. Haar verhaal bewijst dat zelfs het grootste cynisme en de grootste bindingsangst romance niet in de weg staan.


13 februari 2023

Wat de comeback van behangpapier ons vertelt

De intrigerende muurschilderingen in de reeks The white Lotus konden al tellen als voorbode, en The New York Times signaleerde het ook: behangpapier is terug. Hoe complexer en hoe barokker, hoe beter. En het plafond mag mee ingepakt. Leven in een doosje! Collega Tom Heremans huivert bij de gedachte, wentelt zich in nostalgie en zoekt de link met de tijdgeest.

In mijn woonst zijn alle muren wit geschilderd. Er valt nergens een kleurvlak te bekennen. Daar zijn goeie redenen voor. Kleuren zijn gevaarlijk (aan de muur zien ze er altijd anders uit dan op het staaltje), ze zijn moeilijk te kiezen (hoe zullen ze de kamer veranderen?), ze zijn snel uit de mode (mintgroen, iemand?) en ze verkleuren (waarna ze nog minder op het staaltje lijken dan voorheen). Als je een nieuw meubel koopt, moet je altijd rekening houden met de tint van de muren. Lastig. Bovendien: alleen wit brengt echt licht in je woonst, en elke andere kleur doet de ruimtes kleiner lijken. Kleuren doen de muren op je afkomen, het is om de muren van op te lopen.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Geen kleur aan mijn muren dus, en al zeker geen: behangpapier. Ook daar zijn goeie redenen voor. Alle redenen die ik al opsomde in de voorgaande paragraaf over kleur, vanzelfsprekend, en voeg daarbij: behangen is gedoe, en behangpapier is doorgaans erg lelijk. Kinderen en huisdieren weten dat, reden waarom ze het er altijd willen aftrekken. Je kunt behangpapier natuurlijk ironisch gebruiken, zoals dat gebeurt met sanseveria’s, normcorekleding of Willy Sommers, maar daar doe ik niet aan: ironie is een linguïstische stijlfiguur, geen esthetische.

Rollen met de ogen

Misschien is mijn aversie voor behang een jeugdtrauma, of alleszins een reactie op een overdosis in mijn kindertijd. Toen was behang alomtegenwoordig. In mijn ouderlijk huis was alles behangen. Alle ruimtes in huis, inclusief de badkamer, en zelfs de zolder, die nochtans alleen diende om rommel te stallen. De enige niet behangen ruimte in huis was de kelder.

   • Lees ook: Als de muren spreken

Niet alleen de muren van alle kamers waren behangen, ook de ingemaakte kasten. Op elke kastdeur in dat huis zat een kader gemaakt met houten sierlijstjes. De rand van pakweg twintig centimeter aan de buitenkant van dat kader was steevast geschilderd, het rechthoekige vlak aan de binnenkant was behangen met hetzelfde papier als de muren van die kamer. Mensen die voor het eerst bij ons thuis kwamen en bij de aanblik daarvan met de ogen rolden, konden vaststellen dat ook de plafonds van de kamers waren behangen. Vaak volgens hetzelfde stramien als de deuren van de ingemaakte kasten: de plafonds waren voorzien van kaders in gipssierlijsten: de rand van pakweg een halve meter tussen muur en sierlijst was geschilderd, het grote vlak binnen het kader was behangen.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Een stukje muur uit The white lotus

Elke kamer had ook behangpapier met een ander motief. Wat ze wel gemeenschappelijk hadden: het was allemaal bloemetjesbehang, en allemaal was het van het type ‘doorloop­tekening’. Hoge technische moeilijkheidsgraad bij plaatsing dus, want niet alleen moesten de behangbanen mooi op elkaar aansluiten, zodat je geen behangnaden zag, ze moesten ook precies op de juiste hoogte hangen, of er zat een knik in een bloemensteel of een bloemblad. Daar wist de professionele behanger natuurlijk weg mee, denkt u nu, maar nee: dat was allemaal het werk van mijn vader. Een levenswerk, als je erop terugblikt: ook de hele traphal heeft hij zelf (herhaaldelijk) behangen, op gevaar van eigen leven. Soms behing hij alleen, soms hielp ik, als kind (‘goed de randen inpappen’, zei hij dan vaderlijk, zoals vaders plegen te doen). Vaker was het mijn moeder die hielp. Het spreekwoord zegt: wil je je relatie testen, probeer dan eens samen een kamer te behangen. Ze zijn volgend jaar zestig jaar getrouwd.

Slachtoffers van het modernisme, wij

Behangpapier kiezen, dat was ook altijd een belevenis. Soms gingen we naar een voor die tijd moderne decoratiewinkel. Daar kreeg je dan staalboeken mee naar huis: van die zware kleppers met een metalen rug van tien centimeter breed, en een handgreep om het boek te dragen. Daar kon ik uren door bladeren, als waren het prentenboeken. Soms bezochten we de in Gent wereldberoemde behangwinkel Priem, die al zo lang bestaat dat ik verwachtte hem in de vierde aflevering van Het verhaal van Vlaanderen te zien opduiken. Bij Priem ging je geen behang kiezen, de onvriendelijke uitbaters zochten zelf wel uit welk papier bij je paste. En kinderen in de winkel moesten vooral met hun tengels overal afblijven. Heerlijke tijd.Dat behoort allemaal tot het verleden, slachtoffers als we zijn van het modernisme. We wonen allemaal in fantasieloze witte dozen, met veel licht en ruimtegevoel, en we vervelen ons te pletter. In plaats van samen te behangen, bingen we ieder apart Netflix-reeksen of scrollen we ieder apart op onze smartphone naar interessante nieuwsjes. Zoals dit: het minimalistische interieur heeft zijn beste tijd gehad, het maximalisme is helemaal terug, lees ik in The New York Times. Kijk eens aan. We hebben het nu niet over één behangaccentje op één muur van één kamer: er wordt kennelijk weer behangen dat het een lust is, de zotste motieven eerst, en niet alleen op de muren: ook de plafonds moeten er weer aan geloven.

Voorlopig is het nog een avant-gardetrendje, maar weldra woont iedereen weer in een uitzinnig sprookjesinterieur, in de fluwelen binnenkant van een juwelenkistje. Misschien zat de pandemie er voor iets tussen: we zaten meer binnen, en we merkten hoe saai die witte muren eigenlijk zijn. als we niet meer naar buiten konden, dan haalden we buiten naar binnen. En er is ook dit: een druk bloemetjesinterieur oogt mooier op Instagram dan een koele ziekenhuiskamer. Een voorspelling? Behang is helemaal terug. Nog een voorspelling? Tenzij iedereen een professionele behanger inhuurt, zal het relatiebreuken regenen.

Of wat denkt u, beste lezer, zit de tijdgeest in een rol behangpapier? Of hebt u relatiereddende behangtrucs? Mail ons!


13 maart 2023

Nog een tevredenheidsscore? Laat me toch met rust!

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
‘Laat me met rust! Foto: Getty Images

Soms denk je toch: ‘komaan, hier stopt onze relatie!’ En dan heb ik het niet over valentijn en co, wel over leveranciers allerhande die na de feiten willen weten wat je van hen vond. De pakjesbrenger over het pakje, de yogastudio over de les, de dermatoloog over zichzelf, en ga zo maar door. Collega Geert Sels had exact hetzelfde gevoel en schreef het van zich af in een herkenbaar stukje. U hoort hem tot bij u thuis roepen: ‘Laat me met rust!’


13 februari 2023

Haar leven als bitch

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Liefde is niet altijd een kwestie van fladderende teenslippers, vaak zijn het zware rubberlaarzen Foto: Getty Images

De liefde, ach, de liefde. Als je er iets over vraagt aan Google, krijg je beelden van witte stellen, hand in hand, die de zonsondergang tegemoet lopen. Liefst nog blootsvoets, een paar slippers achteloos in de hand. Nooit, neen, nooit, zie je ze met een paar zware rubberlaarzen of bemodderde Meindl-boots in de hand langs de vloedlijn flaneren. Neen, de liefde is licht, zomers en vanzelfsprekend. Het is dat wat collega Kaat Schaubroeck tegen de borst stuit. ‘Je kunt online eindeloos scrollen en niets vinden over het geluk dat tussen twee mensen openbloeit na overspel.’ Zo schrijft ze. Een paar zinnen verder klinkt het: ‘Maar mijn man en ik werden wel gelukkig, tegen alle verwachtingen in.’ Ze vertelt namelijk het verhaal over liefdesgeluk dat begon als een distel en intussen uitgegroeid is tot een bloeiende rozentuin. Overspel. Het kraken van een huwelijk. Zij was de bitch in het driehoeksverhaal. En toch. En toch voel je alleen maar: dit klopt. Een van de mooiste paragrafen in haar verhaal is deze: ‘Op een dag ging ik koffiedrinken met de vrouw van mijn man. “Waar zij gij eigenlijk allemaal mee bezig?” vroeg ze. Het werd een moeilijk gesprek, maar ik beloofde haar over haar dochter te waken, en zij had nooit het plan om mij te vernietigen. Het is niet dat wij ooit cava zouden drinken in een kersentuin, maar om die afspraak ben ik haar nog altijd dankbaar.’Natuurlijk heeft ze een punt. Waarom zou de liefde langs één rechte lijn lopen? Waarom verwachten we van de liefde zowel onstuimigheid als bijna contractuele verbintenissen? Dus ja, liefdesverhalen die de platgetreden paden even overhoop schoppen, daar kan ik zelf alleen maar dankbaar om zijn. En u ook, hoop ik, beste lezer.


10 februari 2023

Hoe een tegenslag te veel je compleet kan doen crashen (en kiezeltjes daar de perfecte metafoor voor zijn)

Elke tegenslag is een kiezel in je rugzak. Veel kiezels maken veel gewicht. Veel gewicht doet een mens crashen, zeker als je jong bent. Het is de essentie van een onlinecampagne rond psychisch welzijn. Collega Valerie Droeven is helemaal ingepakt.

Alles is marketing tegenwoordig. Het gaat niet meer om de boodschap of wat je doet of maakt, maar om hoe je het verkocht krijgt. Een van de gevolgen is dat het woord ‘authentiek’ alle betekenis verloren heeft. Met dank aan reclamejongens en influencers en hun ‘authentieke content’. Ze hebben het begrip deskundig de nek omgedraaid. Net nu ik het wil gebruiken. De voorbije week zag ik namelijk hoe een marketingcampagne zich op sociale media ontplooide. Die was écht authentiek, niet ‘reclamejongens-authentiek’.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Charlie Dewulf Foto: Fred De Brock

Op Instagram en andere sociale media gooiden mensen als Lize Feryn en Gloria Monserez steentjes in het water. De campagne was opgezet door de regisseur Charlie Dewulf, non-binair, van wie je de serie Liefdestips aan mezelf sinds vorige week op de gratis streamingdienst van de Play-zenders, GoPlay, kan bekijken. Gloria Monserez speelt de hoofdrol. Die van Olivia: een meisje wier aan pillen verslaafde moeder met suïcideneigingen in een psychiatrisch centrum opgenomen is. Het is de verfilming van een youngadultroman van Sylvia Van Driessche.

Dewulf verloor hun twee ouders aan suïcide tijdens het productieproces van de serie. Dewulfs moeder stapte na de laatste opnamedag uit het leven, hun vader tijdens de montage. Enkele jaren geleden, bij hun coming-out, had Dewulf zelf met suïcidegevoelens geworsteld. Liefdestips aan mezelf ging op het Filmfestival in Oostende in première, daar nam de regisseur ruim de tijd om het nadien in de zaal over mentale gezondheid te hebben, met als voorbeeld hun eigen horrorjaar.

Na die première lanceerde de regisseur zelf de onlinecampagne voor de serie. Die was even persoonlijk als de speech in Oostende. Dewulfs ouders hadden zelfmoord gepleegd omdat hun rugzak vol steentjes was komen te zitten, stelde de regisseur op Instagram. Die steentjes staan voor mentale issues. Elk op zich klein en verdraagbaar, maar allemaal samen in die rugzak loodzwaar. Zo zwaar dat je naar de bodem zinkt. En verdrinkt. Elke keer je over je issues praat, gooi je een steentje in het water, is het idee. Dus praat erover. Het lucht op. Het verlicht.

Dus zagen we alle acteurs uit de reeks met stenen gooien. En een hele hoop influencers. Bijna dachten we dat de reeks op de openbare omroep te zien was. Want hoe doelgericht kan je de juiste boodschap brengen? Code rood voor mentaal welzijn van jongeren, schreef De Standaard bijna exact een jaar geleden. In de nasleep van de pandemie swingden de wachtlijsten in jeugdpsychiatrie de pan uit. ‘Ik werk 22 jaar als psycholoog en deze situatie is ongezien’, zei een psycholoog van de UZ Gent toen in de krant. ‘Ouders worden kwaad als ik zeg dat ik een aanmeldingsstop heb – “Moet mijn dochter eerst van een brug springen?”.’ De pandemie heeft veel rugzakken met steentjes gevuld.

Voor een compilatiefilmpje van de onlinecampagne: swipe in onderstaand Instagrambericht een aantal keer naar rechts.

Dat Dewulf na zo’n horrorjaar nog rechtstaat, en nog functioneert, is indrukwekkend. Daar is Dewulf niet zomaar in geslaagd. De regisseur had een strategie en een houvast. De manier waarop Dewulf rouwt, is een pleidooi voor creativiteit, kunst en fictie. ‘Zonder therapie, zonder mijn tekenboeken, zonder mijn creativiteit lag ik nu in duizend stukjes uiteen’, zei Dewulf in het interview met deze krant. En ook: ‘Ik teken elke dag. Ik teken alle ­negatieve gevoelens van me af.’ De regisseur verwerkt door te tekenen en kijkt hun demonen in de ogen door ze in verhalen om te zetten.

Kunst maakt minder ongelukkig

Dat er in het katholieke onderwijs weer plaats is voor kunstvakken, zoals donderdag bleek, is dus goed nieuws. ‘Onderzoek toont nochtans aan dat actief deelnemen aan kunst (ook binnen het onderwijs) een essentiële rol speelt in de verwerving van 21st century skills, zoals creatieve oplossingen bedenken, improviseren, en samenwerken’, schreef Filip Verneert van Luca School of Arts-KU Leuven twee jaar geleden in een opiniestuk in deze krant toen duidelijk werd dat creatieve vakken almaar minder ruimte in het onderwijs kregen. Verneert heeft wellicht gelijk. Zeker als je beleidsmakers wilt overtuigen, kan het geen kwaad om de nadruk te leggen op het feit dat ‘kunsteducatie vaardigheden in positieve wetenschappen als wiskunde, wetenschappen, lezen en schrijven verbetert’.

Creativiteit helpt mensen ook op andere manieren. Het helpt om orde te krijgen in dat hoofd en in die buik. Dewulfs verhaal is een pleidooi voor meer kunst in ieders leven, om te beginnen in het onderwijs. Soms kan een manier van denken besmettelijk zijn. Als Dewulf een steentje in het water gooit, veroorzaakt het een rimpeling in het wateroppervlak. Tenzij het zich als een lopend vuurtje over de sociale media verspreidt …

Wat u, beste lezer, heeft u de campagne al zien passeren? Hoe gaat u zelf constructief om met tegenslagen en te veel kiezels in de rugzak? Mail ons!

Wie vragen heeft over zelfmoord, kan terecht op het gratis telefoonnummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be


10 februari 2023

Twee jaar samen? Dan mag je naar de relatietherapeut?

Tiens. Moet je twee jaar samen zijn voor je bij een relatietherapeut kan aankloppen? Het was een vraag die vorige week oppopte.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Beeld uit de heerlijke Zweedse reeks Bonusfamily (Netflix). Relatietherapie is er een vaste stek.

Dit is geen factcheck, maar het was iets waaraan ik bleef hangen, aan wat Nele Van den Broeck vorige week schreef in haar column: ‘In de praktijk van mijn psycholoog wordt ook relatietherapie aangeboden. Koppels kunnen er terecht als ze minstens twee jaar bij elkaar zijn, maar niet vroeger. Het achterliggende idee is dat elke relatie korter dan twee jaar geen relatie is, maar een uitgebreide kennismaking. Wie al tijdens die eerste twee jaar de nood voelt om samen in therapie te gaan, doet er beter aan gewoon te vertrekken of toch in elk geval niet zwanger te raken.’

Natuurlijk, het is een column. En in een column zijn een vergrootglas en stilistische vrijheid zoiets als een hamer en een spijker voor een schrijnwerker. Maar wat ze schrijft, spreekt tot de verbeelding. Wat is een relatie? Wanneer is ze stevig genoeg om kapot te kunnen en naar de relatiedokter te moeten? Steekt de opmars van de situationship (U weet wel, de 21ste eeuwse vage, ongedefinieerde relatie) de ouwe getrouwe relationship stokken in de wielen? Wat hebben Ella Leyers en Rik Verheye als ze na honderd dagen samen verloofd zijn? Een relatie? Of wacht: kan je wel een relatie hebben onder de twee jaar maar word je geacht om dan smoothly en zonder zichtbare krassen en pleisters door het leven te gaan? Zo veel vragen.

Niet dus

Ik bel met relatietherapeut An Van Herck. Zij is ook voorzitter van BVRGS, de Belgische vereniging voor relatie- en gezinstherapie en systeemcounseling. Klopt dat, dat van die twee jaar? Ze wil en kan zich niet uitspreken over individuele regels bij therapeuten, maar: ‘Dat is zeker geen courante praktijk of regel. Therapeuten hanteren bij volle consultatie-agenda’s ook geen voorrangsregeling hanteren voor mensen die langer samen zijn, of zo.’ Dus ja, ze ziet zeker ook koppels die minder lang samen zijn. ‘Vanaf het moment dat mensen hun relatie belangrijk genoeg vinden om in te investeren, zijn ze erg welkom. Of twee mensen een relatie hebben, is iets heel intiems. Het is niet aan ons om te beslissen of iets duurzaam is. We hebben daar als therapeuten niet over te oordelen. Als cliënten een oordeel voelen, komen ze niet meer, en dat vind ik terecht. Dat geldt trouwens ook voor andere, minder traditionele relaties, geheime relatie bijvoorbeeld.’
Pijnpunten kunnen heel snel opduiken. Daar moet je echt geen twee jaar voor wachten. Ze haalt een typisch voorbeeld aan: ‘als een van beide partijen in een vorige relatie bedrogen is, en in een volgende relatie al na een paar maanden jaloers reageert, kan je dat linken aan dat verleden en het trauma rond die verlatingsangst. Zoiets wordt al snel duidelijk. Oude patronen komen terug. Mensen komen zichzelf tegen in een relatie, en de andere is een spiegel waarin men zichzelf ziet. Op zo’n moment kan je voelen dat je die andere niet (weer) kwijt wil en beslissen om er met de hulp van iemand anders uit te geraken. Twee jaar is dus zeker niet relevant.’

La vie, quoi

Nog een ander voorbeeld: ‘Een relatie heeft verschillende levensfasen. In elke fase moet een koppel op zoek naar een nieuw evenwicht. En daar gaat iedereen anders mee om. Een typisch voorbeeld is de fase wanneer de kinderen het huis uit gaan. Maar het leven kan ook onverwachts tussenkomen. Wanneer een kind sterft bijvoorbeeld. Of wanneer een van de twee een nieuwe job krijgt. Dat heeft niets met het aantal jaar samen te maken. Maar het zijn wel momenten waarop alles schuift en een blik van buitenaf kan helpen om een nieuw evenwicht te vinden.’

‘Of’, voegt ze eraan toe, ‘om mensen te helpen om uit elkaar te gaan op de best mogelijke manier.’ Want ze wil ook meteen een misverstand uit de weg: ‘Relatietherapeuten zijn niet de krachtlijm die twee mensen koste wat kost samen moeten houden. Ze kunnen ook helpen om elkaar zorgzaam los te laten.’

Die twee jaar. Vergeet het dus. Laten we tijdsetiketten van de liefde halen, in gelijk welke richting. Het doet ook wat denken aan het Franse enfant terrible Frédéric Beigbeder, die met zijn - intussen ook al lang verfilmde - bestseller L’amour dure trois ans - de liefde duurt drie jaar dus - ook een termijn op de liefde zette, zij het dan iets fatalistischer dan Nele.


9 februari 2023

Waarom we liever iets willen ‘doen’ dan geld storten

Veel mensen voelen de drang om de slachtoffers van de aardbeving te helpen. Liever dan geld te geven, willen we onze kasten leegmaken of zelf ter plekke gaan. Een menselijke reflex: ‘We willen liever dat kind dat we gezien hebben een warme jas geven dan dat we via een donatie een bijdrage geven aan iemand die vanop een kantoor de hulp coördineert.’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Boumediene Belbachir

En dan zit ik te kijken naar die hartverscheurende beelden, en dat is dan nog een understatement, over de aardbeving, terwijl het overal jeukt en mijn eigen leven plots een en al futiliteit lijkt. Zit ik daar thee te maken en een pot pindakaas open te draaien, met mijn ogen gericht op de horror op televisie. Een fractie van een seconde overweeg ik op een vliegtuig te springen en tenminste iets te doen. Met de nadruk op doen. Het is maar een fractie, want ik weet dat het een onzinnige gedachte is. Wat zijn ze daar nu met iemand als ik?

Ik weet ook dat geld storten de enige manier is om te helpen. Terwijl dat me nu net zo abstract lijkt. Het is een gevoel dat ik herken in de reportage die collega Jef Poppelmonde maakte over de massa’s tweedehandskleren en spullen die mensen verzamelden, vanuit het diepste van hun hart. Het verdict is echter genadeloos: het vraagt een onrealistische logistieke operatie om alles ter plekke te krijgen, en dan is het wellicht ook niet dat wat de slachtoffers nu nodig hebben. De spullen gaan dan maar naar de lokale armoedevereniging Sint-Vincentius. Maar, aldus de reportage, ‘Mensen die te horen krijgen dat hun spullen niet bij de slachtoffers van de aardbeving zullen terechtkomen, zijn zichtbaar teleurgesteld.’

Win-winsituatie

Het is iets dat blijft hangen. Zijn we dan egoïsten of altruïsten? Willen we iets doen omdat we ons anders slecht voelen of willen we iets doen omdat we intrinsiek willen helpen? ‘In de praktijk maakt dat niet uit,’ zegt Arne Roets, hoofddocent psychologie aan de Universiteit Gent, ‘het belangrijkste is dat mensen voelen dat ze echt willen helpen. Over de motieven daarachter, en of die nu egoïstisch of altruïstisch zijn, wordt al jaren gedebatteerd, ook in de wetenschap. Het vertrekt in elk geval vanuit empathie. Mensen zien lijden laat ons niet onberoerd. Het geeft ons een slecht gevoel. Iets doen kan helpen om dat slechte gevoel te verlichten. Beschouw het als een win-winsituatie. Ook al zijn er soms egoïstische motieven, dan nog kun je ze niet als iets negatiefs zien, want ze draaien uit op iets positiefs.’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: REUTERS

Je slecht voelen, dat niet onberoerd blijven bij zo veel leed, die empathie wordt bepaald door verschillende factoren. Het werkt sterker naarmate het gaat om slachtoffers die zich in een situatie van onschuld of lotsbeschikking bevinden, zo lees ik ook nog in een column van Ignaas Devisch in deze krant: ‘Hoe meer onschuld het slachtoffer uitstraalt, des te krachtiger onze empathische gevoelens. Denk aan kinderen, oorlogsslachtoffers of mensen die plots ernstig ziek worden. Op dat ogenblik verdwijnt alle morele ambivalentie en willen we helpen, omdat we hen bekijken als slachtoffers van een tragische lotsbeschikking.’ Dat speelt hier dus ook. Net als de mate waarin de slachtoffers op ons lijken of we er ons in kunnen herkennen. Roets: ‘We hebben dat gezien in de manier waarop we reageren op vluchtelingen, hoe mensen uit Oekraïne makkelijker bejegend worden. Bij de aardbeving speelt ook de betrokkenheid van de Turkse gemeenschap in België. Net als de journaalbeelden. De slachtoffers zijn niet gewoon een nummer of een statistiek. Je ziet gezichten, je ziet hoe ze bestoft vanonder het puin gehaald worden. Je ziet stukken van een woonkamer. Dat hangt samen met wat we kennen en herkennen. Een jong kind in pyjama in de kou, zo tussen de brokken, die willen we meteen een warme jas geven. We herkennen onszelf als moeder, vader … In onze drang om te helpen speelt dat persoonlijke een rol.’ Het is dat ook wat collega Jef Poppelmonde noteerde in zijn reportage: ‘Toen ik dit zag, wist ik dat ik iets moest doen.’ Adem Atam (29) toont een filmpje van een meisje in een rood T-shirt en met een gebroken arm dat wordt bevrijd vanonder de brokstukken van haar ingestorte huis. ‘Ik kon mijn tranen niet bedwingen en dacht: “Die mensen daar moeten zo snel mogelijk geholpen worden.”’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Boumediene Belbachir

Roets: ‘Dat voelt heel hartverwarmend, maar daarom is het ook niet per se efficiënt. Hulporganisaties ter plaatse hebben beter zicht op wat er nodig is en kunnen dat veel beter georganiseerd krijgen. Geld storten aan die organisaties is efficiënter, maar voelt natuurlijk veel onpersoonlijker en minder concreet aan. We willen liever dat kind dat we gezien hebben een warme jas geven dan dat we via een donatie een bijdrage geven aan iemand die vanop een kantoor de hulp coördineert. In dat laatste geval hebben we minder het gevoel dat onze hulp concreet naar de slachtoffers gaat.’

Hetzelfde zie je in de teleurstelling bij donateurs die hun tweedehandskledij nu naar een Vlaamse armenorganisatie zien gaan. ‘Dat wil niet noodzakelijk zeggen dat mensen niet willen dat die minderbedeelde hier ook geholpen wordt, maar dat is gewoon niet waarom ze het gegeven hebben,’ zegt Roets, ‘We moeten daar echt niet meewarig of cynisch naar kijken.’

Weten wat je geeft

Hij oppert een tussenoplossing die zowel onze behoefte als de nood van de slachtoffers zou kunnen ledigen. ‘Ik denk bijvoorbeeld aan een platform waarop mensen via een donatie concrete dingen kunnen aankopen die op dat moment echt het meest nodig zijn, slaapzakken of tenten bijvoorbeeld, die organisaties dan zelf aanschaffen en via hun netwerk en eigen logistiek ter plekke brengen. Zo krijg je toch een concreet en persoonlijk verhaal.

Het voelt tegelijk wat bizar, hoe we ons in het licht van al die ellende buigen over de zielenpijn van de gever. Roets nuanceert: ‘Je moet dat natuurlijk op lange termijn zien. Uiteraard is op dit moment de hulp aan slachtoffers belangrijker dan degene die geeft, maar op lange termijn is die psychologie van de gever wel cruciaal om op die hulp te kunnen blijven rekenen. Als mensen zich niet goed voelen bij hun gift, zullen ze het de volgende keer waarschijnlijk niet doen.’

Hoe kijkt u naar dit complexe dilemma, beste lezer? Mail ons!


9 februari 2023

Dansen! Dansen! Maar wel zonder leeftijdsgrens

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach

Wat een zalig aanstekelijk verhaal was dat, vorig weekend in het Weekblad. Collega Filip Rogiers was naar Planeet Mars geweest, een voormalige textielwinkel in Gent waar nu een dansschool huis houdt. Koen D’Hous’ leerlingen zijn officieel niet meer jong, maar in hun hoofd nog zot genoeg om te beseffen dat zotte moves het leven alleen maar leuker maken. En dat ze er zelf sensueler door worden. Het is een deur die opengaat. Voor de deelnemers, maar ook voor de lezer. D’Hous: ‘Het is een westers idee dat ­ouderen geen nood meer zouden hebben aan sensualiteit, dat ze hun lichaam moeten wegsteken. Sta je hier op je ­zeventigste midden op de dansvloer te shaken, ze verklaren je gek. In Latijns-Amerika daarentegen wordt de tango tot op zeer hoge leeftijd gedanst. Een flamencodanseres van zeventig jaar is en blijft fantastisch.’


4 februari 2023

Waarom tanden poetsen uren lijkt te duren

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Drie minuten tanden poetsen: een eeuwigheid. Twee uur kranten lezen bij het ontbijt: in één knip voorbij. Tijd is iets raars

Poetst u uw tanden met een elektrische tandenborstel? Dan moeten we eens praten. Over de drieminutenvloek, om precies te zijn. Zo’n tandenborstel heeft namelijk iets extreem dwingends: drie minuten en geen seconde korter zult u poetsen! Aldus het gebod. Met gelijkmatige druk. Pas na die drie minuten klinkt er een stoptoon. Welnu, beste lezer, er zijn geen drie minuten die langer duren dan die eeuwige drie minuten van de tandenborstel. Een collega - ook lid van de tandenborstelclub - opperde onlangs dat de leescijfers op de app van deze krant een piek moeten vertonen op het tandenpoetsmoment. Want dat was wat hij deed: stukken lezen tijdens het poetsen. En hij dacht dat iedereen dat deed. Zelf sta ik vaak drie minuten op één been. Flamingogewijs. Om mijn evenwicht te trainen. Oefening baart kunst, denk ik dan. Three minutes well spent.

De drie minuten komen een uur en drie kwartier nadat de wekker mij uit bed gejaagd heeft. Een uur en drie kwartier waarin ik kranten en nieuwssites lees, havermout maak, havermout eet en pakweg twee potten thee leeg slurp. Welnu, die honderd en vijf minuten vliegen voorbij. Meer dan dertig keer zo lang als de tandenpoetsbeurt. En toch: altijd te kort. Elke ochtend opnieuw vraag ik me af waar die tijd tussen zeven uur en kwart voor negen naartoe is. En dan komt die eeuwige tijdrek bij het tandenpoetsen. Wat een verspilling. Wat een mysterie.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Even mysterieus is het als die ene minuut op het einde van een wasprogramma. Je staat te wachten om het deurtje open te klikken en dat lampje blijft flikkeren. Uren. Terwijl het gewoon van minuut 1 naar minuut zero moet klikken. Zestig seconden! Lijken een uur!

Om maar te zeggen: tijd is iets raars. Collega Hans Cottyn had het er ook over in zijn cursiefje in de krant vandaag. Niet toevallig hanteert hij dezelfde frase: ‘Tijd is iets raars’. Hij vertelt hoe hij en zijn vrouw ruim op tijd vertrekken naar de film, tijd genoeg om vooraf nog iets te eten, en rustig naar de cinema te flaneren, waar dan alle vertoningen uitverkocht blijken en ze dan maar een paar uur door de stad wandelen. ‘Het ene moment verlies je tijd, het ­andere win je. Soms is tijd een worm in Alien, iets om dood te slaan. Soms is tijd een kat die zomaar op je schoot kruipt. De worm en de kat zijn vaak in evenwicht’, schrijft hij. Soms traag in je hoofd, soms snel in je hoofd, zo lees ik het.

Tijd lijkt objectief. Een wijzer die vooruit tikt. Een digitaal cijfer dat opklimt. Maar dat is het natuurlijk niet. Tijd is ook subjectief. Tijdsbeleving, zo heet dat dan. En het is iets anders dan de objectieve tijd. Ook al hebben we geen zintuig dat ons tijd doet voelen. Of wel? Hoe voelen we dat eigenlijk? Door al onze zintuigen samen? Of is er zoiets als tijdtastzin?

De grote U

Ooit las ik ergens dat je die subjectieve tijdsbeleving moet zien als een U-grafiek. Aan de bovenkant van de twee U-beentjes zitten gebeurtenissen met erg veel of net erg weinig prikkels. Op die uiteinden voelt het alsof de tijd trager gaat. Dat zijn extremen. Daartussen komt de subjectieve beleving ongeveer overeen met de objectieve. Met die nuance dat al wat nieuw is de tijd ietsje sneller doet aanvoelen. Het verklaart in elk geval het tandenpoetsfenomeen. Geen prikkels. Maar het verklaart ook waarom je na een intense citytrip van twee dagen het gevoel kan hebben dat je een week bent weg geweest.

Ruim tien jaar geleden hadden we in de krant een wetenschapswinkel over tijd, met een nogal spectaculair onderzoek van neuroloog David Eagleman. Hij liet collega’s tot dertig meter hoogte aan een kabel optakelen boven een vangnet om ze dan plots los te koppelen. Hij dacht dat tijdens die val meer neuronen zouden worden geactiveerd en dat we daardoor meer zouden waarnemen. Het geheugen zou zwaarder gebombardeerd worden, en samen met de adrenaline die bij de val vrij komt, zou het allemaal langer lijken te duren. De conclusie was simpelweg: ‘wilt u voorkomen dat de tijd snel voorbij lijkt te gaan, doe dan veel boeiende, nieuwe dingen.’

In het archief van de krant vind ik nog iets leuks: een verwijzing naar Chronos en Kairos, en naar het boek dat filosofe Joke Hermsen daarover schreef. ‘Het leven netjes opgedeeld in gelijke stukjes. Dat is de lineaire tijd van Chronos, de oude bebaarde god met zijn zandloper en zeis,’ schrijft ze. ‘Kairos is het andere gezicht van de tijd. De innerlijke tijdsbeleving, los van de kloktijd. ‘Als de verbeelding vrij spel krijgt en rust en traagheid meer worden dan verre mogelijkheden, komt er ruimte vrij voor zijn gevleugelde kleinzoon Kairos.’ Kairos is de tijd wanneer we de tijd vergeten, de tijd waarin we flowen. De kat op de schoot van Hans Cottyn, die een mens dwingt tot stilzitten en aaien. En we zijn weer bij het begin van dit stukje.

Wat u, beste lezer, hoe voelt u tijd aan? Wanneer lijkt het allemaal sneller te gaan bij u? En wanneer trager? Mail ons!


4 februari 2023

Wat doe je met oude liefdesbrieven?

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

‘Bij onze eerste ontmoeting in de herberg in het dorp was mijn hart als op de grond gevallen.’ Het is een zin uit een liefdesbrief uit 1965. Hij werd geschreven door een 17-jarige jongen aan zijn ‘liefste Yvette’. Hij zou haar graag blijven schrijven, tenminste ‘als dat mag van je ouders’, schrijft hij. Vorige week, bijna 58 jaar later, vlak voor Valentijn, vond ene Laurens Van den Weghe de verkleurde opgevouwen liefdesbrief terug achter een stukje isolatie in het dak van De Hollemeersch, een horecazaak in het Heuvelland. Wie de jongen en Yvette zijn of waren, is een mysterie, maar Laurens en de zijnen willen dat graag oplossen. Dus hebben ze een soort tiplijn geopend. Het Nieuwsblad volgt de zaak op de voet.

Fijn. Romantisch. Zwijmel zwijmel. Dat zou je kunnen denken. Maar misschien wilden Yvette en haar beau nooit dat de brief uitkwam, of dat iemand ooit zou achterhalen dat ze iets hadden?

Toeval of niet, maar net vorig weekend was dit ook de kwestie die in de rubriek Lievesbrieven aan bod kwam. Een lezeres mailde me met deze vraag:

Lieve Lieve,

Wat doe je met oude brieven? Ik heb er stapels van. Kaartjes van ondertussen overleden tantes, exemplaren met Joepieposters en geurbalpenhartjes in, kattenbelletjes uit het middelbaar. Dozen vol. Na een muizenplaag belandde het onaangetaste deel onlangs in veertig opbergmappen. Marie Kondo-gewijs voel ik een grote spark bij de jarennegentigbriefjes van vriendinnen die ik nog altijd zie, en van degenen die ik bijna vergeten was. Het grootste gemis ervaar ik dan weer bij de Myspacemails uit de begindagen met mijn man die, ongeprint en onbewaard, verloren gingen in het digitale universum.
Helaas is er wel een doos of drie gevuld met brieven van een ex-lief uit het buitenland. Eerst waren we pennenvrienden, daarna nam ik een vliegtuig. De brieven dateren vooral van voor het heen-en-weergereis. Er zijn ook prints van latere e-mails, cassettes met muziek en kunstwerken. Ik weet niet wat ik ermee moet. Er is geen contact meer. De spark die ik voel (en motivatie om de reutemeteut bij te houden) zit eerder in het tijdsdocument dan in de relatie. Het lukt me mentaal noch fysiek om er een vreugdevuur mee aan te maken. Maar ik heb kleine speurneuzen in huis, die steeds beter worden in taal en lezen, en ik wil niet dat ze meer gewicht aan die relatie zouden hangen dan aan al het andere. Dus: wat moet ik er mee? Weet jij raad?

Greet

Moeilijke kwestie. Ik heb haar niet geantwoord dat ze alles maar in het water moet gooien of in brand moet steken. Wat ik mij vooral afvroeg, was waarom we dit soort dingen zo graag bij houden, en zo kwam ik bij het spookschip van Cheryl Strayed terecht, het schip dat allemaal meevaart in ons leven, het schip vol dingen die niet gebeurd zijn maar ‘hadden kunnen gebeuren’. Interessant voor jezelf, maar de vraag is: wil je ook dat andere mensen dat weten? Willen Laurens en Yvette gevonden worden? Misschien zijn ze, net als Greet, in een ander leven beland?


6 februari 2023

Zullen we leeftijd gewoon afschaffen?

‘Waarom al die vragen over mijn leeftijd? Stop ermee.’ Annemie Struyf heeft het gehad. En ik volg haar. Zou het leven niet makkelijker zijn als we onszelf allemaal verkochten als 35?

Een paar weken geleden raakte ik op reis aan de praat met een Italiaanse vrouw. Dat onze generatie het toch wel makkelijker had dan die van haar kinderen, zei ze, en dat ze no way weer twintig zou willen zijn. Ik keek haar recht in het gezicht en screende haar wangen en wenkbrauwen. Onbewust. Maar ook schuldbewust, want ik betrapte mezelf erop dat ik aan het vergelijken was op basis van oppervlakkigheden: was ze nu ouder of jonger dan ik? Ouder, besloot ik. Diepere groeven, meer groeven, maar wat een haar! Wel minder buikvet. Zo ging dat in mijn hoofd. Taxeren. Tegen al mijn principes in, onbedwingbaar. Maar ik wou checken wat ze bedoelde met ‘onze generatie’. Ik vroeg haar leeftijd. Ze antwoordde resoluut. ‘Dat zeg ik niet. Ik heb jaren geleden beslist om nooit nog mijn leeftijd te zeggen.’ Ik vond dat bij nader inzien een goed plan en heb me bij haar clubje aangesloten. De vijfendertig die ik in mijn hoofd ben, zou ik voortaan ook officieel zijn.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Annemie Struyf bij de opnames van Het hoge Noorden Foto: © VRT

Ik moest eraan denken toen ik vandaag de quote van Annemie Struyf zag in de krant. Over hoe ze het beu is om in élk interview vragen te krijgen over haar leeftijd. De quote komt uit een stukje dat ze naar aanleiding van haar verjaardag schreef op Facebook: ‘Hoe lang ik nog door wil gaan? Wanneer ik van plan ben op met pensioen te gaan? (Hallo? De pensioenleeftijd is tegenwoordig 67 jaar) Of ik soms plastische chirurgie overweeg? (Neen dus) Botox gebruik? (Ook niet) Dat ik wel een erg uithuizige “oma” ben. (Pardon? Ik ben een vrouw, alleen “oma” voor mijn kleinkinderen). Dat het toch straf is dat ik als “oudere vrouw” nog altijd kansen krijg op tv? Gaat het zo’n beetje? Stellen ze die vragen ook aan mijn mannelijke collega’s? De kranten, de media hebben de mond vol over diversiteit en inclusie: we mogen niet discrimineren op basis van cultuur, religie, seksuele geaardheid, huidskleur, identiteit. Maar discriminatie op basis van leeftijd? Dat is dagelijkse kost. Overal, en zeker in de media, is het motto: jong, jong, nieuw, nieuw. Oud staat voor: grijs, saai, uitgeblust.’ Ze krijgt bijval. Veel. Meer dan duizend steunreacties. En ze heeft een punt, allicht.

‘En dat op jouw leeftijd’

Even uitzoomen hier. Leeftijd is iets raars. Het wil zeggen dat je het gebracht hebt tot waar je bent, en dat je dus blij zou moeten zijn. Niets om je voor te schamen dus. Niets om voor verketterd te worden. En toch. Toch voelt het alsof leeftijd altijd een oordeel inhoudt. ‘“Leeftijd” is het aantal keren dat je in onze tijd­rekening je verjaardag hebt gevierd, zonder subjectieve lading. Het probleem is dat anderen geneigd zijn er wél een lading aan te geven, ze gebruiken het om je te definiëren,’ schreef Mariët Meester een tijdje geleden in deze krant.

   • Oud is echt geen synoniem voor out

Elk antwoord op de vraag ‘hoe oud ben je?’ heeft immers een oordelende weerbots bij de vraagsteller. Of dat nu 22 is of 72. Neem nu de volgende – lukrake – vragen, waar je zo goed als altijd ‘op jouw leeftijd’ aan kunt plakken, samen met een lichtjes afkeurend-verwonderde ‘tsssss’:

Ben je niet jong om hier te werken?

Ben je (nog) niet afgestudeerd?

Ben je (nog) single? Ach.

Ben je (weer) single?

Komen er binnenkort kinderen?

Woon je (nog) thuis?

Heb je (nog geen) vaste job?

Hoe, je hebt geen rijbewijs?

Heb je geen kinderen.

Ah. Kuch. Huur je (nog)?

Ben je nog aan het werk?

Geen kleinkinderen?

Heb je geen andere financiële fondsen?

Zit die jeans niet te strak?

Ben je aan de botox?

Nooit aan gedacht om dat wratje te laten wegsnijden?

Rolschaatsen?

En ga zo maar door. U weet er wellicht nog meer te vinden, beste lezer.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Zoveel mensen, zoveel leeftijden, zoveel hokjes Foto: Getty Images

Wat ik maar wil zeggen, is dat we in al onze 21st-eeuwse ruimdenkendheid en tolerantie het blijkbaar niet kunnen laten om aan iemands leeftijd automatisch een ingebakken verwachting of cliché te koppelen. ‘Ik haatte het om gereduceerd te worden tot mijn leeftijd,’ aldus de collega die altijd werd aangesproken op het feit dat ze nog maar 22 was. Je wordt in een vakje gestopt. Meteen. En dat vakje bepaalt mee hoe over jou gedacht wordt. Ik herinner me zelf een wandeltweedaagse in Thailand waarvoor ik me had ingeschreven. Met geboortedatum, want dat moest voor de verzekeringen. Toen ik arriveerde was ik meteen the talk of the jungle. Blijkbaar was er niemand boven de 33 die zoiets ooit deed. Elke stap die ik voor de andere zette, werd net niet op applaus onthaald. In mijn verbeelding hing de reddingshelikopter al ergens te wieken.

Blikken van afschuw

Het ding is dat je dat oordeel uiteindelijk zelf ook begint te incorporeren, je dus met een blik van afschuw naar je eigen leeftijdssignalen begint te kijken, en die blik van afschuw ook denkt te zien in de ogen van jongere gesprekspartners. Oké, ik overdrijf misschien een beetje. Maar eerlijk: toen ik dertig was, las ik ook afkeuring omdat ik geen kinderen had, of geen eigen huis. Terwijl die afkeuring er hoogstwaarschijnlijk niet echt was, maar ik die zelf in de ogen van de ander legde. Iets gelijkaardigs schreef collega Josephine Dapaah onlangs over het leven als dertiger.

Misschien is het omdat ik zelf in de midlifezone zit dat ik het gevoel heb dat die oordelende hokjes dieper gaan naarmate je ouder wordt. Anderzijds: cijfers over leeftijdsdiscriminatie op de arbeids- en liefdesmarkt zeggen genoeg. Onlangs zag ik nog een ex-collega die op zoek was naar een nieuwe job en begon te twijfelen om haar geboortedatum van haar cv te schrappen, zo wanhopig was ze. Dat is misschien wel de crux. Intrinsiek voel je niets van die leeftijd, van die jaren die voorbijgaan. Wat er binnen het ik-omhulsel zit, is au fond nog altijd hetzelfde als wat pakweg twintig jaar geleden in die huidzak zat, zij het in gerijpte en betere versie. Maar het zijn de buitenkant en de occasioneel in te vullen geboortedatum die je in een hokje duwen. Dat hokje is in de door jeugd geobsedeerde wereld anno 2023 eerder eentje in de kelder dan in de zondagse eetkamer. En dan mag je nog zo moedig wijsheden rondstrooien à la: “ik mag blij zijn dat ik gezond bent”, “dat ik het zover gebracht heb”, “met ouder worden voel ik toch de mildheid” en de hele shizzle.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Dus voilà, laten we het gewoon afschaffen, die hele leeftijdstoestand. Net als die Italiaanse vrouw uit de eerste paragraaf. Geen leeftijd meer. En als het dan toch moet, zijn en blijven we collectief 35. Man, vrouw, jong, oud, iedereen vijfendertig. Zullen we dat afspreken? Als we collectief een maand niet kunnen drinken, kunnen we ons ook collectief vijfendertig jaar oud maken. Oscar Wilde zei het al: ‘Vijfendertig is een aantrekkelijke leeftijd. Londen barst van vrouwen uit betere kringen die jarenlang deze leeftijd hebben aangehouden.’

Wat u, beste lezer? Vindt u het ook zo’n jammerlijk concept, die hele leeftijd? Of niet? Doet u mee met ‘iedereen 35’? Mail ons!


6 februari 2023

Wanneer collega's harteloze bullebakken worden

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Anna’s droomjob gleed af naar een nachtmerrie. Ze had zichzelf altijd een bevlogen leerkracht gevonden, met veel ideeën, maar haar mentale energie ging nu naar gepieker. Ze was de passie voor haar vak kwijt, had steeds meer moeite om enthousiast voor haar leerlingen te staan. Ze meed de directrice zo veel ­mogelijk, deed geen extra taken meer, besefte dat ze dat hele pakket aan extra taken er vaak had bijgenomen omdat ze het gevoel had dat ze dat aan de directrice verschuldigd was.

Het lijkt het begin van een film. Een dramatische film. Maar het is het echte leven. Collega Eva Berghmans tekende het verhaal op van Anna, een vrouw die door haar chef het leven zuur werd gemaakt via allerlei onderhuidse en slinkse manieren. Het is een relevant verhaal, omdat we bij pesten op het werk nogal vaak denken aan collega’s die elkaar bijna letterlijk pijn doen, elkaars spullen verstoppen of samenzweringen bedisselen. Uit het verhaal van Anna blijkt dat net dat pesten op het werk ook heel dicht kan aanleunen bij wat we als normale omgangsvormen zien. En dan wordt het pas echt gevaarlijk.


3 februari 2023

De domme gedachten die me naar de file drijven

Een file is niet iets dat zomaar plompverloren door een of andere boze godheid op de weg wordt geplant. Wij zijn de file. Wij, die met al onze excuses en ingebakken ideeën richting file rijden. Hoe komt dat nu toch?

Even een verhaaltje. Er was eens een vrouw die deze week een dagje vrij had. Tiens, dacht ze, is dit niet het moment om naar die Zweedse woonreus te gaan? Ze haatte het er op zaterdag, dus een blauwe woensdag leek haar een gestolen kansje. Zo gezegd, zo gedaan, en de vrouw liep relax te fluiten tussen de flatpacks en het rogge-knäckebröd. Om 17.22 uur rekende ze vlotjes en zonder aanschuiven af via de zelfscankassa, en een paar minuten later zat ze alweer in de auto richting Brussel. Of neen, eerst twijfelde ze nog even. Fout uur. Zou ze niet beter met een boek ergens in een gezellige baantaverne gaan zitten, een warme chocomelk erbij, en een paar uur weglezen? Want hey, dit was misschien wel laagtij voor de Grote Zweed, maar hoogtij voor De Grote File. Ze had het plan weggewuifd met een ‘ach, het zal wel meevallen’.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Maar kijk. Een uur later zat ze te vloeken in de tunnels. En nog harder te vloeken omdat ze vooraf had geweten dat ze ging vloeken. Het shoppen minutieus getimed, de file laten slabakken. Laat het nu net dezelfde vrouw zijn die zich een week eerder afvroeg waarom toch al die mensen in hun auto kropen en allemaal als lemmingen naar datzelfde stroppunt reden in Merksem. Met een zweem van spot had ze ze weggehoond, die mensen die collectief in dat soort files terechtkwamen, de file die ze zelf hadden gemaakt.

Zoek uw fout

Intussen wist ik, want de vrouw in kwestie was ik, allicht, maar dat had u al wel even door, hoe ongefundeerd zo’n beslissing genomen wordt. Wanneer ik het aankaart bij gedragspsycholoog Mathias Celis (UGent) bevestigt hij dat via mail meteen met een aantal denkfouten die we maken wanneer we op zo’n moment in de auto stappen. De status quo bias bijvoorbeeld. Celis: ‘Mensen zijn nog steeds gewoontedieren. Niets aan te doen. We hebben de neiging om te blijven doen wat we altijd al hebben gedaan, omdat het comfortabel en veilig aanvoelt. Veel mensen hebben hun dagelijkse routine, en het gebruik van de auto is daar een belangrijk onderdeel van. Dat maakt het moeilijk om af te wijken van het gebruikelijke gedrag, zelfs als er gekende belemmeringen zijn, zoals monsterfiles. Zelfs al worden we ervoor gewaarschuwd op het nieuws en de radio.’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Misschien vinden we het niet zo erg? Foto: Getty Images

Daarnaast hebben we volgens Celis ook vaak de idee dat we slimmer zijn dan de file. De zogenaamde overconfidence bias, zo noemt hij het. Celis: ‘Dat is de neiging om te denken dat we meer opties hebben dan we in werkelijkheid hebben, en daardoor zijn we keien in het maken van inschattingsfouten. We vinden onszelf allemaal betere bestuurders dan gemiddeld. Veel mensen denken dat ze hun GPS en de gemiddelde autobestuurder slimmer af kunnen zijn door een andere route te nemen of dat ze snel genoeg zullen zijn om aan de file te ontsnappen. Je krijgt een overschatting van de eigen capaciteiten en een onderschatting van de hoeveelheid tijd die nodig is om alternatieven te bereiken.’

In de psychologie circuleert in dat verband ook het begrip zelfeffectiviteit. Hoe we onszelf zien als het wezen dat liefst alles onder controle heeft. Als chauffeur heb je letterlijk het stuur in handen, terwijl je bijvoorbeeld als treinpendelaar van veel meer factoren en mensen afhankelijk bent. En we maken kosten-batenanalyses die niet altijd correct zijn. Celis: ‘We wegen dan bijvoorbeeld de tijd die we kwijt zijn in de file af tegen de tijd die we zouden kwijt zijn aan openbaar vervoer of carpoolen, en komen zo tot de conclusie dat de auto toch de beste optie is.’ We kijken enkel naar de kosten en baten die ons goed uitkomen. Terwijl we ook hadden kunnen inrekenen hoe we die tijd anders hadden kunnen besteden, bijvoorbeeld door te lezen op de trein. Of in een baantaverne bij een warme chocomelk, om even naar het begin van dit verhaaltje terug te keren.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
En ach, de auto is misschien ook altijd een beetje reizen Foto: Getty Images/Maskot

Maar je ziet ook het omgekeerde. Celis heeft het dan over de confirmation bias. ‘We beginnen al snel met voor onszelf te rationaliseren waarom het, file of niet, toch een goed idee is om de wagen te nemen, met argumenten als “dan kan ik nog wat langer naar mijn podcast luisteren of luidkeels meezingen met de muziek, het is te koud voor de fiets”.’

Een monster met duizend zieltjes

En zo zie je dan een file ontstaan. Intrigerend toch. Van buitenaf lijkt het bijna een gestructureerd systeem, een monster dat zich ineens in het midden van de weg heeft geposteerd. Terwijl het natuurlijk allemaal mensen zijn, zoals u en ik, die vanuit hun eigen logica en met hun eigen denkfouten en mentale mechanismen in de auto kruipen. En zo collectief in hun ongeluk lopen, zeg maar. Anderzijds: is dat wel zo? Dat van dat ongeluk? Misschien is zo’n file niet per definitie het slechtste moment van de dag? We zitten in een cocon, temperatuur geregeld, muziek, podcast of telefoonbabbel door de boxen. Wie zijn wij om te zeggen dat de file altijd lijden is voor wie erin zit? Wat we kunnen veroordelen, is de schade aan milieu en omgeving, maar niet het gevoel waarmee de filerijder achter dat al dan niet half opgevreten stuur zit.

Wat u, beste lezer stapt u soms tegen beter weten in uw auto, terwijl u ergens diep in uzelf weet dat u riskeert om in een file terecht te komen? Mail ons!


3 februari 2023

Mag ik ook wat later beginnen, aub?

Het zit er diep ingebakken: lang in je bed blijven liggen is fout. Laat gaan slapen is geen goed idee. Als er één ding fout is, is het net dat vooroordeel.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Oké, de foto is wat out of context, maar hij is te mooi om niet te geven. Yoko Ono en John Lennon op hun bed-in vredesactie in Amsterdam, maart 1969. Foto: Getty Images

Collega Veerle Vanden Bossch worstelt al langer met de ingebakken vooroordelen dat je een ochtendmens moet zijn om op waardering van de wereld te mogen en kunnen rekenen. Vroeg op, op tijd naar bed, aldus de teneur van de goegemeente. Het argument van “ja, maar, eigenlijk ben ik een avondmens” werd lang met de grond gelijk gemaakt. Het zou niets anders zijn dan een excuus om de wekker te verschalken. Welnu, de goegemeente mag zichzelf kletsen op de billen geven, want intussen is ook al wetenschappelijk gebleken dat ons bioritme wel bepalend is voor ons functioneren. Dat zegt ook neuroloog Inge Declercq. Meer nog, ze doet in dit stuk een uitspraak die toch wel serieus blijft hangen: ‘Je zou denken dat de meeste mensen ochtendtypes zijn, maar dat is niet zo. De wereld is dus ingericht voor het gemak van een minderheid.’


2 februari 2023

’We hadden geen bewijs dat ze niet meer leefde, dus waarom iets anders denken?’

De zoektocht naar Imane (25) in de Zenne doet een oude vraag weer oppoppen: kunnen we diep in ons hart geloven dat iemand overleden is wanneer het stoffelijk overschot er niet is? Rationeel misschien wel. Emotioneel, dat lijkt een ander verhaal.

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Het pad aan de Zenne waar Imane verdween Foto: belga

Je wil het je niet inbeelden. Je kunt het je niet inbeelden. Het is een verhaal dat beroert, dat van Imane (25), die afgelopen weekend in de buurt van Zemst in de Zenne viel. Haar fiets is gevonden. Toch is het voor haar familie en vrienden belangrijk dat ook haar lichaam wordt gevonden. De voorbije jaren bleek uit heel wat dramatische verhalen telkens opnieuw dat het rouwproces zonder stoffelijk overschot nog moeilijker is dan het al is.

Onlangs nog. Met Natacha de Crombrugghe, de twintiger die bijna een jaar geleden verdween tijdens een wandelreis in Peru. Collega Heleen Debeuckelaere ging eind vorig jaar met haar ouders Eric en Sabine praten, toen het lichaam van hun dochter gevonden was. Uit dat gesprek leerde ik dat er weinig gevoelens zijn die zo pijnlijk snijden als hoop: ‘Al die maanden bleven we hopen. De informatie druppelde traag binnen. Als ze gewond was geraakt in de canyon, had ze daar weken in leven kunnen blijven. Er is water, er zijn mango’s ... We hadden geen bewijs dat ze niet meer leefde, dus waarom iets anders denken?’, zeiden ze.

Dertien jaar later

Collega Wouter Woussen noteerde bijna tien jaar geleden iets gelijkaardigs, na een gesprek met de ouders van Patrice Braut, de enige Belg die omkwam bij de aanslagen van 9/11. Pas dertien jaar na de aanslag werden zijn stoffelijke resten geïdentificeerd: ‘Onze rouw kan nu echt beginnen’, vertelden zijn ouders toen. ‘We hadden geen lichaam, het leek alsof hij niet dood was.’ Zijn moeder Paola zei er nog meer over: ‘We waren doodsbang om te sterven voor ze iets zouden vinden. We zijn allebei de 70 voorbij. We rijden met de auto en gaan op reis met het vliegtuig. Stel dat ons iets was overkomen? Wie zou zich dan om het lichaam van Patrice bekommeren? Dat we nu een stukje hebben gerepatrieerd, bevrijdt ons daarvan.’

Lees ook: ‘Dagen zonder broer’: Pijn voor beginners

Volgens zijn vader Michel had het ook met godsdienst te maken. ‘We zijn katholiek. Het graf staat er al sinds 2001. Zijn uitvaart in 2001 was een mooie, grote mis, maar er was geen lichaam. We hebben toen een kist met brieven en souvenirs begraven. Nu heeft hij de laatste sacramenten gekregen. Nu rust hij in zijn geboortegrond.’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
We hadden geen bewijs dat ze niet meer leefde, dus waarom iets anders denken? Foto:  Fred Debrock

‘Het gemis snijdt en blijft snijden’, zei Uus Knops deze week nog in het Nieuwsblad. Ze is psychiater en rouwdeskundige en schreef een aantal jaar geleden Casper, een rouwboek, over haar broer die lange tijd vermist was in Zuid-Amerika en uiteindelijk dood werd terug­gevonden. ‘Een mens heeft een zintuiglijke waarneming nodig om te kunnen aanvaarden dat een dierbare gestorven is. Het lichaam zien, of ruiken of voelen, is van het grootste belang. Het is een bewijs, en een middel om het harde verdict van het overlijden te laten door­dringen, zodat het makkelijker is om het te geloven.’

In datzelfde Nieuwsblad-stuk zegt Dirk Vanden Branden, de vader van Liam, die 27 jaar geleden als peuter in het Zennegat verdween: ‘Het gezond verstand zegt misschien dat Liam verdronken is in het water, maar ik blijf geloven dat hij ooit, op een dag, voor mijn deur zal staan, en me zal zeggen dat hij ontvoerd is door iemand die zelf geen kinderen kan krijgen.’

Tegen beter weten in

Het is raar hoe de ratio in dit soort gevallen het onderspit moet delven. Tegen beter weten in. Het is niet toevallig een uitdrukking die vaak met het woord ‘hoop’ gelinkt wordt. Zelf schreef ik ooit een stuk over de vraag waarom rouwen zonder lichaam zo lastig is. De aanleiding was de vliegramp met de MH17 in 2014, waarbij bijna driehonderd mensen om het leven kwamen, vooral Nederlanders. Ook toen hoorde ik wat een vreselijk iets hoop is, net omdat ze zonder stoffelijk bewijs het verstand blijft influisteren dat de geliefde misschien toch net aan de dood ontsnapt is. Rouwspecialist Manu Keirse zei het in zijn woorden: ‘Het is de confrontatie met de werkelijkheid die vertraagd wordt en die zo haar implicaties heeft. Al wat mensen weg­houdt van de overledene, bemoeilijkt het verwerkingsproces.’

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Foto: Getty Images

Dat is zeker het geval, zei hij nog, wanneer er veel onduidelijkheid en verwarring is rond het overlijden. En nog meer wanneer het om onverwachte en ‘ontijdige’ overlijdens gaat, mensen die nog niet moesten sterven, zeg maar. Jonge mensen dus. Het is iets wat je ook ziet bij het verhaal van Imane: 25 is jong, en fietsen langs het water klasseer je intuïtief niet bij de meest risicovolle activiteiten.

‘Mensen die een verlies lijden, botsen bij zichzelf heel vaak op ongeloof’, zei ook rouw­therapeut Marc Michiels in datzelfde stuk. ‘Het kan niet waar zijn, dit is een droom, straks komt hij of zij wel weer door de deur, dat soort bedenkingen. Vandaar het belang om mensen afscheid te laten nemen van het levenloze lichaam en de realiteit toe te laten.’

Het omgekeerde zag ik in Dagen zonder broer, het programma van Jeroen Meus waarin hij onderzoekt wat rouwen is. In de eerste aflevering vertelde hij hoe lastig hij het vond om aan het graf van zijn broer te zitten, net omdat hij dan echt beseft dat die er niet meer is. Je kon het ook zo zien: het tastbare kwam nog te snel, hij had liever nog even gehoopt.


2 februari 2023

Mooigedacht (34): De ziekte die jaloezie is

Uit het hart | Ach, hoe heerlijk is de slappe lach
Het is simpel: ‘Je kunt niemand anders zijn dan wie je bent’ Foto: Liza Francois

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant.

‘Iedereen voelt al eens een vlaag van jaloezie. Als het blijft bij de gezonde soort, kan het je aansporen om een tandje bij te steken, in mijn geval om te creëren. Maar echte jaloezie verziekt je leven. Al je energie gaat ernaartoe: wat mooi is, wordt lelijk en je kunt van niets nog genieten. Toen ik als tiener voor het eerst jaloezie voelde, vond ik het een afschuwelijke emotie die ik meteen wou bevechten en uitschakelen. Wanneer je jaloezie analyseert, kom je snel tot de conclusie dat ze geen enkele zin heeft: je kunt niet iemand ­anders zijn dan wie je bent, dus je kunt ook niet de carrière of het lief of wat dan ook van iemand anders hebben.’

Kunstenaar Philip Aguirre y Otegui heeft het in zijn levenslessen over de groenste der ziekten: jaloezie.

Wist je dat je ook zonder abonnement elke maand 3 betalende  plus-artikels kunt lezen?

Meld je aan en lees gratis ›

Vul je e-mailadres en wachtwoord in

Aangeboden door onze partners
Aangeraden
Niet te missen