camera closecorrect Verwijs ds2 facebook nextprevshare twitter video

2023 wordt bijzonder voor Jan Dumolyn

‘Historici moeten meer doen dan de wijsneus uithangen’

De Vlaamse geschiedenis zal volgend jaar alomtegenwoordig zijn, met een canon en een televisiereeks. Mediëvist Jan Dumolyn (UGent) werkte mee aan beide, tot onbegrip van veel vakgenoten. ‘Ik zeg hen: ga liever in de modder staan en ga de strijd over de hegemonie van ons verleden aan.’

zaterdag 31 december 2022 om 3.25 uur

Jan Dumolyn: ‘Het is misschien niet sexy, maar ik ben met plezier een nationale historicus.’ Christophe De Muynck

Wie is Jan Dumolyn?

  • Historicus en hoog­leraar aan UGent.
  • Geboren in 1974.
  • Doctoreerde in 2001 met Het hogere ­personeel van de hertogen van Bourgondië in het graafschap Vlaanderen (1419-1477).
  • Is syndicaal afgevaardigde ACOD ­Onderwijs voor academisch personeel UGent.
  • Stond in 2012 en 2018 op de lijst van PVDA bij de ­gemeenteraads­verkiezingen.
  • Schreef onder andere België, een ­geschiedenis van ­onderuit.
  • Was voorzitter van het ­Instituut voor maatschappij­kritische ­Actie, ­vorming en ­onderzoek (Imavo).

In april is het zover. Dan wordt de langverwachte canon van Vlaanderen op het grote publiek losgelaten. In afwachting start morgen Het ­verhaal van Vlaanderen, een VRT­serie waarin Tom Waes in primetime door de Vlaamse geschiedenis wandelt.

Beide projecten zijn afgeleid van Nederlandse voorbeelden en werden jarenlang voorbereid. Ze zullen ­opnieuw de discussie doen oplaaien over de zin en onzin van een ‘Vlaamse geschiedenis’ en hoe die er dan zou moeten uitzien. Een razend ­interessant debat, vindt professor Jan ­Dumolyn, mediëvist aan de UGent. Hij ­adviseerde het productieteam van Tom ­Waes en was, naast Emmanuel Gerard, een van de twee professoren geschiedenis die deel uitmaakten van de expertencommissie achter de canon. De keuze van ­Dumolyn, iemand die zich duidelijk als marxist profileert, viel op.

Het leverde hem weinig applaus op. ‘Voor sommigen op links was ik een ver­rader, voor sommige vak­genoten een naïeve onnozelaar.’ De kritiek op de canon ­culmineerde dit najaar in een erg scherpe bijdrage waaraan ook Dumolyns vroegere promotor, Marc Boone (UGent), meeschreef. De centrale vaststelling: ‘Historici kunnen deze politieke ­inzet van de ­geschiedenis onmogelijk met de deonto­logie van hun vak rijmen.’

Dat friendly fire kwam hard aan?

‘Het debat erover is erg toxisch ­geworden, met een aanval op mezelf en mijn acade­mische beroepseer. Terwijl we gerust kunnen debatteren over de zin van zo’n project. Die ­harde toon was niet nodig. Men had beter vooraf met ons het gesprek aangegaan. Veel vragen van de critici vind ik trouwens legitiem. Is het aan een overheid om zo’n canon te ­bestellen? Is de meest aangewezen schaal om zoiets op te tuigen effectief de Vlaamse, en hoe verhoudt zich dat tot de andere niveaus?’

Maar uw conclusie is dan niet om te passen voor zo’n project.

‘Nee. Neem nu de kritiek dat een Vlaamse canon zou vloeken met de afkomst van ­historische figuren als Rubens of Van Eyck. Allemaal interessant, maar je zou die problemen ook hebben bij andere geografische afbakeningen, zoals de Bourgondische Nederlanden, de Lage Landen, België of de Zeventien Provinciën. Je zult altijd oog moeten hebben voor bredere verbanden en geografische schalen waarin het een en ander tot stand gekomen is. Waarom zou de Belgische grondwet niet in een ­canon van Vlaanderen kunnen staan? En waarom zou zo’n canon ook geen wereldhistorische pers­pectieven kunnen aannemen ­wanneer die relevant zijn?’

‘Mijn grootste zonde is dat ik de ongeschreven code heb geschonden die zegt dat je rol als historicus stopt bij het ­deconstrueren en bekritiseren van de bestaande verhalen’

‘Ook het taalgebied is verre van eenvoudig te definiëren. Uiteindelijk ordenen we dat verleden nog altijd sterk volgens de ­belgicistische lijn die Henri Pirenne, onze bekendste historicus, erin weefde. Die dreunen we al honderd jaar op, Godfried van Bouillon nog aan toe! Als er nu een nieuwe Belgische canon besteld was, denk ik niet dat sommige collega’s even allergisch gereageerd hadden.’

Omdat Vlaams en de N-VA niet zo goed ­liggen?

‘Sommige collega’s geven dat ook toe in ­gesprekken. Een canon van Vlaanderen op vraag van een regering waarin de N-VA zit: dat moet wel verdacht zijn.’

Het blijft een door de overheid ­gefinancierde en bedachte operatie ­natuurlijk.

‘De canon is inderdaad een door de overheid bestelde herinnerings­praktijk. Een bepaalde kijk op de ­geschiedenis zal er min of meer mee geofficialiseerd worden. Dat weten we allemaal. En dus was voor mij de vraag hoe we daar geen platte ­oefening van maken in het terugprojecteren van de een of andere mythische Vlaamse identiteit in de ­geschiedenis. Dat zou een oefening zijn waaraan effectief geen enkele ernstige historicus zou meewerken. Trouwens, er hebben meer dan ­twintig ­professoren geschiedenis ­advies verleend voor de canon hoor, naast nog heel wat ­andere experts en leden van sociale ­bewegingen en minderheidsgroepen. De tegenstand is lang niet algemeen, ook niet in de academische wereld.’

De kritiek is toch fundamenteel? ­Historici spanden zich decennia in om nationale ­geschiedenissen te ­nuanceren en te ­deconstrueren... 

‘Maar niet om er nieuwe te constru­eren. Nu komen we tot de essentie. Daar ligt mijn grootste zonde, vrees ik, dat ik de ­ongeschreven code heb geschonden die zegt dat je rol als historicus vandaag stopt bij het ­deconstrueren en bekritiseren van de bestaande verhalen over onze ­geschiedenis. Wel, daar ben ik het niet mee eens. Voor alle duidelijkheid, die deconstructie en ont­mythologisering waar sinds de ­jaren 90 zwaar op ingezet is, was erg nuttig. Denk aan het werk van mensen als Anne Morelli, Marc ­Reynebeau of Johan Tollebeek. Erg belangrijk, maar het volstaat niet.’

Hoe bedoelt u?

‘De mensen willen ook te horen krijgen hoe het dan wél zat. Dat bewijst toch het succes van een vuistdik boek als De ­Bourgondiërs van Bart Van Loo? Mensen gaan massaal naar Open Monumentendag, zijn erg ­geïnteresseerd in hun lokale ­geschiedenis. Ik geef lezingen voor ­honderden mensen over de ont­wikkeling van de middeleeuwse ­steden. Dat is allemaal niets om op neer te kijken.’

En dat gebeurt nu?

‘Ik vind van wel. Ik ben geschokt dat de dienst stadsarcheologie van Gent, ondanks luid protest, op de schop gaat. Maar het verwondert me niet. Ik kan me niet van het gevoel ontdoen dat hier een misprijzen of ­minstens een desinteresse voor ­lokale geschiedenis speelt bij een in wezen links­liberaal kosmopolitisch ingesteld college. Net zoals wanneer men een betonnen ­paviljoen naast het Gravensteen wil zetten.’

En dat sentiment moeten historici rechttrekken?

‘Historici moeten meer doen dan de wijsneus uit hangen en met het ­vingertje te zwaaien. Dat het ­alle­maal complexer was dan ­gedacht … Het zal wel. Maar welke ­historische waarheid bieden jullie ons dan nog aan, vragen de mensen. Er is natuurlijk een spanning tussen geschiedwetenschap en de vorming van een collectieve herinnering. Voor die ­wetenschap bestaan regels – de ­historische kritiek – die de acade­mische gemeenschap toelaten om onderzoeksresultaten naar waarde te schatten en op zijn minst tot een zekere consensus over de feiten te komen. Maar de collectieve herinnering is veel meer het resultaat van ideologische strijd. Mijn punt is: we moeten die mee durven te voeren.’

En als historici die strijd niet aangaan, ­zullen anderen dat vacuüm­ ­vullen?

‘Exact. Dan zullen de mensen reac­tionaire onzin lezen over onze ­christelijk-Europese identiteit van auteurs als Tom Holland (lacht). Ik geef graag het voorbeeld van de kerstmarkt, iets waaraan ik een verschrikkelijke hekel heb. Twintig jaar geleden is dat komen overwaaien uit Duitsland, een bewijs van hoe vulgair consumptiedrang werkelijk ­alles kaapt. Daar is niets meer dat ­refereert aan Jezus, religie of familiaal samenzijn. Maar reactionair rechts heeft die platte commercie binnen hun cultuurstrijd wel gepromoveerd tot het wezen van onze ­westerse beschaving, dat bedreigd wordt wanneer het “wintermarkt” ­genoemd zou worden. Van de pot ­gerukt natuurlijk, maar het raakt een open zenuw bij veel mensen. Je kunt dan zeggen dat we daarboven staan, zoals 90 procent van mijn ­collega’s doet. Ik zeg hen: dat is de weg naar de ondergang. Ga liever in de modder staan en ga de strijd aan over de hege­monie van ons ver­leden. De cultuurstrijders van rechts krijgen daar vrije baan.’

En die strijd verloopt via een canon?

‘Dat hoeft niet. In de canon hebben we trouwens naar een zo breed ­mogelijke ­consensus en een veelheid aan invalshoeken gezocht, ik heb die ook niet alleen opgesteld. Om een ander voorbeeld te geven, ik ben een grote fan van hoe iemand als Danny Neudt (historicus en Groen-politicus, red.) op Twitter (@danyneudt, red.) verzetshelden onder de aandacht brengt. Dat houdt een correctie in op ons gebrek aan georganiseerde herinnering, terwijl we wel straten vernoemen naar collaborateurs. Wat Neudt doet, is een politieke daad. Veel collega’s ­halen daar de neus voor op. Zij ­onderschatten hoe publieke opinies en een politieke hegemonie vorm krijgen. En ja, voor mij was dat een belangrijke motivatie om er mee voor te zorgen dat de canon geen ­natievormend, teleologisch, iden­titair ding zou worden. En dat is het ook niet ­geworden.’

Maar is het geworden wat u ervan ­gehoopt had?

‘Eigenlijk wel. Ik heb net de laatste versie binnengekregen. Je weet niet hoe graag ik die zou tonen, maar er zijn afspraken gemaakt. Alle commissieleden hebben zwijgplicht. Dat is niet eenvoudig, want ondertussen wordt er maar geschoten op het ­project zonder dat ik inhoudelijk kan antwoorden.’

Wat krijgen we straks te zien?

‘Een website met zestig vensters, ­opgehan­gen aan een persoon of ­moment. Met daarin aandachts­punten, veel illustraties, verwijzingen, bronnen, teksten en afbeeldingen. Er komt ook een boek en er zal nog op veel andere manieren over ­gecommuni­ceerd worden. We zijn ook breder gegaan dan de Nederlandse canon, door meer aandacht te hebben voor kunst en literatuur.’

‘Om toch een voorbeeld te geven: 1302 staat er wel degelijk in, maar dan hebben we het niet alleen over de Guldensporenslag, maar ook over de textielnijverheid, de laatmiddeleeuwse steden, de sociale tegen­stellingen, enzovoort.’

 Christophe De Muynck

Historici moeten nog altijd het ­roman­tische beeld van Hendrik ­Conscience en zijn ‘Leeuw van ­Vlaanderen’ daarover ­bijstellen.

‘Ook daar sloeg de klepel wel door, toen bijvoorbeeld Behoud De ­Begeerte enkele jaren geleden in Antwerpen vroeg om het Pieter De Coninckplein van naam te veranderen ‘omdat hij toch vooral een figuur uit het boek van Hendrik Conscience was’. ­Excuseer? Pieter De Coninck was een ­bijzonder belangrijk persoon. In de Europese middeleeuwse geschiedenis is hij een van de weinige volksleiders die echt uit de lagere klasse kwamen. Meestal waren dat handelaars of bourgeoisiefiguren ­zoals Jacob Van Artevelde. De Coninck staat voor een sociale omwenteling met de groeiende macht van de ambachten.’

‘En op militair vlak heb je een voetvolk dat het grootste ridderleger in Europa ­verslaat. Voorbij de 19de-eeuwse ­mytho­logisering en de deconstructie krijg je een boeiend verhaal over waar 1302 echt om draaide.’

Dat luik komt ook aan bod in ‘Het Verhaal van Vlaanderen’, de documentairereeks met Tom Waes. Ook daar tevreden over?

‘Ik heb meegewerkt aan afleveringen vier en vijf. Op basis van wat ik ­gezien heb, was ik zeer aangenaam verrast. Zo’n reeks had populistisch kunnen worden, maar is het niet. Ook hier stel ik vast dat sommige ­vakgenoten hun elitaire oordeel al klaar hebben nog voor de reeks is verschenen. Maar er hebben ook veel collega’s aan ­meegewerkt hoor. Wat ik heel goed vind.’

Denkt u dat de discussie straks luwt als de reeks en de canon er zijn?

‘Goh, het is geweten dat erudiete mensen niet snel van mening ver­anderen, gebukt als ze gaan onder het gewicht van titels en lidmaatschappen van geleerde instellingen (lacht).Dus daar reken ik wat sommige ­collega’s betreft niet op. Maar ik ben ook gestopt met het me aan te trekken. Ik kijk uit naar de reactie van het publiek. Ik heb zelf wel veel geleerd uit de ervaring. Weet je, het is misschien niet sexy, want je moet tegenwoordig een mondiale kosmopoliet zijn, maar ik ben met plezier ook een nationale historicus. Ik zie geen tegenstelling tussen beide. Ik zou ooit zelf een boek ­willen schrijven met de breedte van Pirennes ­Histoire de la Belgique, maar dan met de nadruk op sociaaleconomische geschiedenis. Zoals l’Identité de la France van ­Fernand Braudel. Dat is echt mijn ding. Ik ga dat echt doen. Na mijn 65ste toch.’

De hamvraag: heeft ‘FC De Kampioenen’ de canon gehaald? Volgens Bart De Wever een voor Vlaanderen identiteitsbepalend cultuurproduct.

‘Ah, de regels waren helder. Om de canon te halen, moet je dood zijn. Als over tien jaar de canon herijkt zal worden en een groter deel van de cast is overleden, dan maken De Kampioenen misschien wel nog een kans.’ (bulderlach)

Aangeraden

Niet te missen