
Christie’s maakt zich op voor grootste veiling ooit van privécollectie
Nadat Paul Allen Microsoft had opgericht met jeugdvriend Bill Gates, legde hij met zijn fortuin een indrukwekkende collectie kunst aan. Die moet nu 1 miljard opbrengen.
Een Renoir, een Botticelli, een Cézanne, een Lichtenstein: kunstverzamelaars met diepe zakken likkebaarden bij de lijst van werken in wat de grootste veiling van een privécollectie moet worden. Het gaat om de collectie van Paul Allen, de man die in 1975 samen met jeugdvriend Bill Gates Microsoft oprichtte en vervolgens vrij snel onenigheid met Gates kreeg. Allen bleef altijd minderheidsaandeelhouder van Microsoft en vergaarde een vermogen van zo’n 13 miljard euro. Vier jaar na zijn overlijden gaat nu een deel van zijn kunstcollectie onder de hamer. Het gaat om 150 kunstwerken, die in totaal meer dan vijf eeuwen kunstgeschiedenis overspannen, van de Italiaanse renaissance tot David Hockney.
Veilinghuis Christie’s hoopt er in november de kaap van 1 miljard euro mee te ronden. Daarmee zou het veilinghuis het record afsnoepen van concurrent Sotheby’s van de grootste verkoop ooit van een privécollectie: in mei bracht de collectie van vastgoedtycoons Harry Macklowe en Linda Burg na een vechtscheiding zo’n 922 miljoen euro op. Daarmee zou dit jaar alleen al twee keer het record worden verbeterd, dat in 2018 werd gezet door de verkoop van de verzameling van David en Peggy Rockefeller. Die bleef toen steken op 833 miljoen euro, een pak meer dan de 443 miljoen euro voor de collectie van Yves Saint Laurent.

Topwerk in de collectie van Allen is een schilderij van Paul Cézanne, die in totaal zo’n dertig keer de Mont Sainte-Victoire in Zuid-Frankrijk op doek vereeuwigde. Een schilderij van die reeks landschappen uit de periode 1888-1890 wordt nu geveild voor wellicht meer dan 100 miljoen euro. In de collectie zitten vooral veel landschappen en figuratief werk. Maar er wordt ook 50 miljoen euro verwacht van Small false start, een kleurrijk abstract werk van de Amerikaanse schilder Jasper Johns uit 1960.
Slim belegd
Paul Allen zette zijn fortuin in als filantroop en mecenas van de kunsten. Dat deed hij voornamelijk in Seattle, de stad in de staat Washington waar hij werd geboren en waar hij overleed – en waar hij een bioscoop en meerdere sportploegen in de portefeuille had. In een extravagant gebouw van Frank Gehry richtte hij het Museum of Pop Culture op. Dat liet hem toe om in expo’s al enkele voorsmaakjes van zijn kunstcollectie te tonen, waaronder een boomgaard door Van Gogh en enkele waterlelies van Monet.
Paul Allen kwam bij leven af en toe in de aandacht door slimme beleggingen met kunst. In 2016 verkocht hij een schilderij van een gevechtsvliegtuig door Gerhard Richter voor 26 miljoen euro – meer dan een verdubbeling van wat hij er tien jaar eerder voor neerlegde. In 2014 nam hij afscheid van een Rothko voor 56 miljoen euro, terwijl hij er zeven jaar eerder maar 34 miljoen voor had betaald.

De volledige opbrengst van de veiling zal doorgestort worden naar nog nader te bepalen goede doelen, zoals voorgeschreven door Allen. The New York Times stelt vast dat de kunstmarkt blijft groeien, ondanks de opeenvolging van pandemie, oorlog in Oekraïne en inflatie. De krant ziet daarin het bewijs dat de meest welvarenden nagenoeg onaantastbaar zijn voor wat er in de rest van de wereld gebeurt. Al in 2021 bereikte de wereldwijde kunstmarkt een niveau dat vergelijkbaar is met de jaren voor de pandemie. In maart werd L’empire des lumières het duurst verkochte schilderij van René Magritte ooit. Twee maanden later ging een zeefdruk van Marilyn Monroe door Andy Warhol onder de hamer voor 185 miljoen euro bij datzelfde Christie’s in New York. Nooit eerder werd er zo veel geboden voor een Amerikaans kunstwerk.