
Is een renovatielening voor een tweede woning fiscaal voordelig?
U hebt een aankooplening (van 2004) én een verbouwingslening (van 2017) lopen op uw tweede woning. Die woning is niet de woning die u zelf bewoont. Het betreft dus fiscaal uw ‘niet eigen ...
U hebt een aankooplening (van 2004) én een verbouwingslening (van 2017) lopen op uw tweede woning. Die woning is niet de woning die u zelf bewoont. Het betreft dus fiscaal uw ‘niet eigen’ woning, waarvoor de federale overheid bevoegd is. U geeft de leningsuitgaven van de aankooplening dan ook al jaren correct aan naast de federale codes *358 (vermindering voor langetermijnsparen – niet enige woning) en *146 (gewone intrestaftrek) van vak IX van de aangifte.
Met de nieuwe verbouwingslening die u vorig jaar bijkomend sloot, mag u precies hetzelfde doen. De kapitaalaflossingen geeft u aan naast de code *358 en de intresten naast code *146. De intresten moet u niet beperken, maar de kapitaalaflossingen wel. De kapitaalaflossingen komen nog slechts in aanmerking voor de vermindering voor langetermijnsparen voor zover de verbouwingslening, rekening houdend met uw eerste lening van 40.000 euro, het leningsbedrag van 60.910 euro niet overschrijdt.
Met andere woorden, als u meer leende voor de verbouwing dan 20.910 euro, moet u de kapitaalaflossingen van uw tweede lening vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller bestaat uit het bedrag van 20.910 euro (60.910 – 40.000) en de noemer uit het geleend bedrag van de verbouwingslening. Het resultaat mag u bijkomend aangeven.
Maximaal 2.260 euro van de aangegeven kapitaalaflossingen van de twee leningen geeft dan per kredietnemer recht op belastingvermindering tegen 30 procent. De maximale vermindering bedraagt dus 678 euro per persoon.
De experts van Wolters Kluwer beantwoorden dagelijks een vaak voorkomende belastingvraag die lezers ons gesteld hebben. Hebt u ook een vraag? Stel ze aan onze experts.