
De kunst kan het nog
Heisa in Bozar. Mevrouw De Robertis die graag haar ‘derde oog’ ontbloot als kunstexpressie, werd er van het podium gesleurd. Christophe Vekeman is enthousiast.
Eergisteravond is het gebeurd, in onze hoofdstad, dat een kunstenares met driest geweld van het haar aangeboden podium verwijderd werd. Het betrof de genaamde Deborah De Robertis (DS 7 maart).
Wie mevrouw ...
Eergisteravond is het gebeurd, in onze hoofdstad, dat een kunstenares met driest geweld van het haar aangeboden podium verwijderd werd. Het betrof de genaamde Deborah De Robertis (DS 7 maart).
Wie mevrouw De Robertis juist is? Geen idee, maar wat zij in ’t verleden onder meer gedaan heeft – het schijnt haar voornaamste wapenfeit te wezen – is naar het Musée d’Orsay tijgen en daar aangekomen op de grond plaatsnemen voor het befaamde L’origine du monde van Gustave Courbet. Vervolgens, duidelijk niemands slippendraagster, spreidde ze de benen naar hartenlust, zodat haar jurk naar boven schoof en op die manier haar derde oog ontblootte, waarrond een storm van zwarte haren bleek te woeden. Dit alles, bovendien, tijdens de openingsuren van het museum, zodat de aanwezige kijkers onwillekeurig toeschouwers werden, en de bezoekers veranderden in een publiek.
‘Maar dat is toch geen kunst!’, hoor ik sommigen nu verongelijkt roepen. En: ‘Dat kan mijn kleine zusje ook, hoor!’ Dit laatste, echter, klopt dus niet echt, want als gezegd moet de voorbips waarop De Robertis vrij nadrukkelijk de aandacht vestigde onmiskenbaar een volwassen exemplaar worden genoemd.
Wat mevrouw De Robertis met een artistieke frats als deze wenste te bedoelen? Ongetwijfeld was het er haar níét om te doen – ze ziet er gewoon niet zo uit – de Nederlandse literaire grootheid-met-zijn-kleine-oeuvre Nescio in de bloemetjes te plaatsen door diens zin uit 1942 ‘Wij burgermannetjes moeten er voor naar ’t museum, als we een enkelen keer nog eens iets willen zien’ uit volle borst kracht bij te zetten. Nee, mijn kop eraf of ze wil niet eren maar wel aanklagen.
God weet stoort het haar dat Courbet een man was, en is zij de mening toegedaan dat hij bijgevolg met zijn penseel van de vrouwen had moeten blijven, en al helemaal van hun geslachtsdeel. Ik weet het niet, het doet er ook niet toe. Ik zoek het zelfs niet op, het kan me niet schelen, mevrouw De Robertis doet en bedoelt voor mijn part wat ze wil.
Maar de heisa, dames en heren, de heisa! Wat ben ik dankbaar voor de heisa die eindelijk, eergisteravond in Bozar, nog eens is ontstaan. Zonder dat er zogeheten ‘minderheidsgroepen’ mee gemoeid waren, zonder ook dat het protest uit religieuze hoek kwam. Nee, het is de (mede)organisator van de avond zélf die uit zijn dak is gegaan. De kunst heeft de heisa, het geweld en de poging tot censuur ditmaal geheel aan zichzelf te danken, en dus niet aan lichtgeraakte ideologieën waar zij wezenlijk niets mee te maken heeft. De kunst deed het nog eens volstrekt op eigen kracht. Groot of niet, zij kan het nog steeds dus. Het lijkt wel vroeger!
We zijn er sinds eergisteravond toch weer op vooruitgegaan, kortom.